
Sommig taalkundig onderzoek zou ik nooit kunnen uitvoeren. Dat van Guusje Jol, die vandaag promoveert in Nijmegen, is een voorbeeld. Ik vond het al lastig om het te lezen. Dat laatste kwam door het onderwerp: politieverhoren van kinderen die getuige (en vaak ook slachtoffer) zijn in een zedezaak. Dat ik het ook niet zou kunnen uitvoeren, komt daarnaast doordat Jol zulk knap werk aflevert.
Niet neutraal
Dat zulk onderzoek belangrijk is, kan niemand betwisten. Dit zijn misschien wel de lastigste gesprekken die een politieagent kan voeren: je moet de waarheid zien te achterhalen en tegelijkertijd moet je het kind beschermen dat tegenover je zit. Uit Jols onderzoek blijkt niet dat er ernstige misstanden zijn – integendeel, de politieambtenaren doen hun werk op een bewonderenswaardige manier –, maar het kan nooit kwaad om nog eens serieus te kijken naar de instructies waarmee zij zo’n gesprek in gaan.
Een van Jols bevindingen is dat de huidige instructies te veel uitgaan van een ideaalbeeld waarin de agent te allen tijde neutraal blijft. Je kunt niet neutraal zijn in dit soort gesprekken: iedere reactie wordt op een bepaalde manier geïnterpreteerd.
Gehum
Het komt bijvoorbeeld vaak voor dat kinderen hun eigen reactie beschrijven: ze gaven de aanrander weerwoord of liepen van hem weg, of ze deden dat juist helemaal niet. Die kinderen geven dan een impliciete of expliciete evaluatie van het eigen gedrag. Ze zijn er trots op dat ze zijn weggelopen of ze schamen zich dat ze dat niet hebben gedaan. Hier is een (door mij taalkundig enigszins genormaliseerd) voorbeeld, van het 9-jarige meisje Lieke die zegt tijdens een festival in de buitenlucht te zijn aangerand:
… vroeg hij waar ik woonde, en toen zei ik als een kip zonder kop waar we woonden. En dat was dus ook heel dom, maar ik wist ook helemaal nergens van.
Volgens de instructie moet de verhoorder neutraal reageren op zo’n evaluatie en vaak zegt een agent dan ook niet zo veel – in het bovenstaande voorbeeld beperkt hij of zij zich tot wat gehum. Alleen is ook zo’n reactie natuurlijk niet neutraal. Het kind zoekt bijvoorbeeld naar bevestiging, en als die uitblijft, kan het gehum geïnterpreteerd worden juist als een afwijzing: inderdaad, dat was oliedom.
Zwaar
En dat geldt niet eens speciaal omdat het kinderen zijn: het zijn conclusies die volwassenen zouden trekken, omdat dit nu eenmaal is zoals menselijke communicatie werkt. Kinderen bleken in Jols onderzoek over het algemeen juist uitstekend op de hoogte van de regels van de communicatie – meer, zou je kunnen zeggen, dan de handleidingen voor het voeren van gesprekken.
Vele, vele opnamen van dit soort gesprekken heeft Jol beluisterd en in detail uitgeschreven om ze te kunnen bestuderen. Dat moet psychologisch enorm zwaar zijn geweest. Het proefschrift is daarnaast ook nog eens van een voorbeeldige wetenschappelijke kwaliteit. Het boek draagt dus bij aan wetenschap en samenleving, zoals de formule tijdens promotieplechtigheden luidt – een van de beste proefschriften van 2020, nu al.
Afbeelding: Wikimedia
Laat een reactie achter