In de middeleeuwen gingen de mensen niet alleen met elkaar naar bed, maar ze beoefenden daar allerlei standjes. Dat gegeven kan sommigen tot grote geestdrift brengen, en van die mensen is Herman Pleij de aanvoerder. Pleij is mogelijk de beroemdste van alle neerlandici, in ieder geval onder de tv-kijkers, en in veel opzichten is dat ook terecht: wie van ons kan zo meeslepend uit onze klassieke literatuur voordragen, staande op een tafel bij De Wereld Draait Door.
Als een neerlandicus in wezen een leraar is die zijn leerlingen eindeloos weet te boeien met anekdotes, met warm enthousiasme, met middagen lang voorlezen, dan is Herman Pleij de oerneerlandicus, de leraar die we nooit hebben gehad.
Op die tafel
Toch ben ik bang dat dit enthousiasme het beter doet op tv dan in een boek. Pleijs nieuwste boek Oefeningen in genot. Liefde en lust in de late Middeleeuwen, is heel fraai uitgegeven en heeft in aanleg een boeiend onderwerp. Omdat de seksuele drift enerzijds waarschijnlijk niet wezenlijk veranderd, en tegelijkertijd seks altijd en overal op allerlei manieren verknoopt is met het menselijk leven en de cultuur, valt er van alles over te vertellen.
En dat doet Pleij dan ook, met verve, maar helaas wil er maar geen structuur komen in het betoog. De ene na de andere smakelijke anekdote wordt opgedist, en Pleij heeft verbijsterend veel gelezen over zijn onderwerp, er zal in de hele middeleeuwen nooit een woord zijn geschreven dat niet als enigszins pikant kan worden geïnterpreteerd of Pleij heeft het gelezen en de pikanterie eruit gehaald, maar het blijft een wervelwind van 400 pagina’s, en je kunt als lezer niet almaar op die tafel blijven staan.
Studievriend
Het helpt niet dat er zo weinig structuur in het betoog zit. Het begint vrij plompverloren en houdt vierhonderd pagina’s ook vrij onverhoeds weer op. Er zijn wel hoofdstukken, maar eigenlijk zou alles wat er wordt gezegd in ieder hoofdstuk kunnen staan. Er wordt niets gedaan met de vele, vele gedachten die seksuologen of filosofen of psychiaters in de loop van de eeuwen aan het drifleven hebben gewijd, er wordt voor zover ik kan zien niet een oorspronkelijk eigen verhaal verteld, er wordt vooral gezwolgen in het mysterie dat de middeleeuwse man ook een piemel had.
Daar komt bij dat de schrijver zijn vleugels wel erg wijd uitslaat. De ‘late middeleeuwen’ zijn al een vrij lange periode die Pleij ook nog eens tot ver in de zestiende eeuw laat voortduren, maar hij schroomt ook niet voor uitgebreide uitstapjes naar de Oudheid én bij de moderne tijd. De volgende passage (op p.59) vind ik vrij kenmerkend voor de stijl van dit boek:
Het zag ernaar uit dat het christendom zijn hiernamaals allereerst optuigde met de definitieve bevrijding van de verlokkingen des vlezes. De duivel was zijn voornaamste wapen definitief uit handen geslagen en de vrees daarvoor hoefde eenvoudigweg niet meer te bestaan. Eindelijk had men de rust gevonden om onbezorgd te kunnen genieten van wat op aarde telkens tot riskante seks verleidde, zoals muziek, zang en dans, en ook grenzeloos eten en drinken. Een dergelijke opluchting hoorde ik nog naklinken bij een seksueel zeer actieve studievriend, die zijn gedwongen huwelijk (dat gebeurde destijds nog geregeld) ook zag als een rust brengende oase voor de rest van zijn leven. Eindelijk was hij verlost van de jacht, de teleurstellingen en de aanhoudende hitsigheid die hem immer kwelden. Hoe zijn kersverse echtgenote dit zag, zou pas later blijken.
De wijdlopigheid van het hele boek, zie je terug in dit citaat. Dat geldt op het niveau van de zin (de eerste van deze alinea kun je zonder verlies van informatie samenvatten als ‘Het christendom bevrijdde zich van de vleselijke verlokkingen’), maar ook op dat van de inhoud. De hele anekdote over de studievriend doet het ongetwijfeld goed tijdens lezingen, maar als zulke verhalen in een boek telkens op duiken gaan ze storen, in ieder geval mij. Daarbij komt dan nog dat die anekdote zelf ook weer onderbroken wordt door details die er niet toe doen (zoals dat er ‘indertijd’ regelmatig gedwongen huwelijken plaats vonden). En dan is er nog het onuitgewerkte detail van het ‘later blijken’ hoe de echtgenote erover dacht. Dan heb ik het nog niet over het feit dat feitelijk alles wat in het begin van de alinea staat al eerder breed over de pagina’s is uitgesmeerd: het idee dat muziek en zo tot seks verleidden, het idee dat men hier in de hemel niet bang meer voor hoefde te zijn.
Teksten van toen
Een heel eigenaardig detail van Oefeningen in genot vind ik dat er nauwelijks middelnederlandse teksten in worden geciteerd. Het gebeurt mondjesmaat, meestal in de vorm van hooguit een of twee regels. Hele gedichten of grotere stukken staan er niet in – niet in het origineel en niet in vertaling. Wel staan er nogal veel fraaie kleurenafbeeldingen in van kunstwerken die Pleij bespreekt, maar over teksten zegt hij uiteindelijk denk ik nog veel meer – maar de teksten zelf komt de lezer eigenlijk nooit te lezen.
Oefeningen in genot is daarmee, helaas, wat mij betreft, een gemiste kans. Het boek had strakker geredigeerd kunnen worden, en minder ingekleurd met allerlei verhalen die niet over de middeleeuwen gaan en meer met de teksten van toen.
Herman Pleij. Oefeningen in genot. Liefde en lust in de Middeleeuwen. Amsterdam: Prometheus. 2020. Bestelinformatie bij de uitgever.
Jakob met een k (@Meadowmeal1) zegt
Als ik het zo lees, moeten we misschien maar wachten op het luisterboek. Als daar dan maar wel een plaatjeskatern bij wordt geleverd.
Peter J.I. Flaton, medioneerlandicus opgeleid in Utrecht en oud-leraar Nederlands zegt
‘(…) Herman Pleij de oerneerlandicus, de leraar die we nooit hebben gehad’ en dat is maar goed ook want een/de leraar Nederlands is er om zijn leerlingen iets, ja veel te leren i.p.v. hen te amuseren als ware hij een hofnar, clown of tonprater die welk onderwerp ook maar dijenkletsend in het belachelijke weet te trekken en er geen misverstand over laat bestaan dat het hem allereerst om hemzelf begonnen is. Achemaarleuthet.
Berthold van Maris zegt
In interviews over zijn boek zei Pleij dat er in de late Middeleeuwen sprake was van een soort seksuele revolutie.
Inderdaad hebben we veel meer erotisch-pornografische teksten uit die periode.
De verklaring daarvoor lijkt mij: de groep mensen die in de vijftiende eeuw schreef en las was veel breder, gevarieerder en minder beroepsmatig met het geloof bezig, dan de schrijvers en copiisten van bijvoorbeeld de dertiende eeuw. Dus dan komen er andere onderwerpen bovendrijven.