Door Thomas Pierrart
Misschien hebt u de term de afgelopen dagen wel ergens zien voorbijkomen: ‘pandemiefictie’, de genrebenaming voor romans en films waarin een of ander onbekend virus of een vreemde ziekte de wereld in zijn greep houdt. Nu de coronacrisis heeft toegeslagen, blijken zulke verhalen immers enorm populair kijk-, lees- en discussievoer te zijn – ook al schetsen ze meer dan eens een angstaanjagend en apocalyptisch doemscenario. Zo wordt Stephen Kings thriller The Stand (1978), waarin het ‘Captain Trips’-virus bijna de gehele wereldbevolking uitroeit, dezer dagen op sociale media vlijtig becommentarieerd. Nog populairder is Contagion, Steven Soderberghs virusdrama uit 2011. In 2020 is het voorlopig zelfs de derde (!) meest gedownloade film op iTunes.
Fans van pandemiefictie kunnen vandaag de dag heel wat inspiratie opdoen via internetlijstjes als Pandemics: An Essential Reading List, Your Quarantine Readeren The 20 Best Pandemic Movies, Books, Docs And Games To Satisfy (Or Soothe) Your Coronavirus Anxiety. Liefhebbers van de Nederlandse literatuur komen daarbij evenwel bedrogen uit. Daarom bied ik hier alvast een selectie van vier eigenzinnige virusverhalen uit de recente (en minder recente) Nederlandse literatuur. We kunnen, zo blijkt, in tijden van corona heel wat van pandemiefictie leren.
A. den Doolaard – De goden gaan naar huis (1966)
Waarover gaat de roman? A. den Doolaards De goden gaan naar huis is een maatschappijkritische toekomstroman, waarin onder meer gereflecteerd wordt over de nefaste gevolgen van wetenschap en techniek. Het kantelpunt in de roman is niet toevallig de eerste ‘succesvolle’ missie naar Mars (Den Doolaard schreef het boek tegen de achtergrond van de ruimtewedloop). Ongewild brengen vier Amerikaanse astronauten een onbekend virus mee vanop hun reis, dat zich al snel over de aarde verspreidt. De symptomen zijn (op zijn zachtst gezegd) opmerkelijk te noemen: patiënten geven het ene moment blijk van vermoeidheid en gehele onverschilligheid; op andere momenten vertonen ze een dwaze, haast kinderlijke vorm van enthousiasme. Hoewel het virus pas in een gevorderd stadium letaal is, vallen er door de aard van de symptomen al gauw heel wat meer doden. Overwegwachters lezen immers detectiveromannetjes in plaats van spoorbomen te controleren; autobestuurders rijden achteloos tegen elkaar aan… Onder impuls van de Griekse viroloog Tsatsos wordt dan ook koortsachtig gezocht naar een vaccin.
Wat leert het boek ons over pandemieën? Onderschat vooral het belang van quarantaine niet. Al tijdens de terugreis van de astronauten wordt het Houston Space Center gealarmeerd door de ongeïnteresseerde signalen die ze vanuit het ruimteschip ontvangen. Ze willen de astronauten bij aankomst op aarde dan ook twee weken in afzondering houden. Doordat het schip echter een noodlanding moet maken vlakbij een luxevakantieoord, is er uiteindelijk van isolement en social distancing geen sprake – met alle gevolgen van dien.
Hugo Claus – De geruchten (1996)
Waarover gaat de roman? Strikt genomen verhaalt Hugo Claus’ De geruchten niet over een pandemie, maar over een lokale epidemie, die een Vlaams dorpje teistert. Toch zijn de typische genre-elementen van pandemiefictie aanwezig. (1) Een onbekende, dodelijke ziekte zorgt voor onrust onder de bevolking, in dit geval die van het dorpje Alegem. Onder meer postbode Staelens en Celia, de dochter van de directeur van de melkfabriek, bezwijken aan de ziekte. (2) Zij die besmet zijn vertonen lugubere symptomen. Dorpelingen worden niet alleen hysterisch en hebben hevige koorts; hun lichaam, haar en speeksel krijgen ook een blauwe kleur. (3) De vraag naar de oorzaak van en een remedie voor de ziekte klinkt, naarmate de roman vordert, alsmaar luider. De Alegemse dorpelingen, die de gebeurtenissen bediscussiëren in Café De Doofpot, duiden de mysterieuze René Catrijsse aan als zondebok. Is het niet toevallig dat de start van de epidemie samenviel met Renés terugkeer uit Afrika (hij verbleef er als soldaat)? En doen er over hem sowieso niet allerlei onheilspellende geruchten en verhalen de ronde?
Wat leert het boek ons over pandemieën? Geruchten en theorieën over een onbekende ziekte – ook die over mogelijke zondebokken – durven zich wel eens sneller te verspreiden dan de epidemie zelf. Daarvoor hoeven cafés als De Doofpot niet eens open te blijven.
Peter Verhelst – Zwerm (2005)
Waarover gaat de roman? Peter Verhelsts Zwerm is ongetwijfeld de meest uitdagende leeskeuze van dit viertal. De roman ‘telt af’ van pagina 666 naar -6 en creëert een chaotisch netwerk van verhalen, waarin een veelheid aan personages en gebeurtenissen elkaar voortdurend bestuiven – of beter: besmetten, zoals een virus. ‘Virussen’ en ‘besmettingen’ doordesemen dan ook in feitelijke, virtuele en metaforische gedaante de gehele roman. In het bijzonder verhaalt Verhelst over het ‘Virutopia’-project, waarvan de lezer het gitzwarte manifest in het midden van de roman kan terugvinden. Onder het motto ‘De nieuwe mens zal Viraal zijn of zal niet zijn’ wil een geheime organisatie met behulp van een Virus de wereld Veranderen (tweemaal mét hoofdletter V). Op die manier hoopt ze de besmette mens om te vormen tot eeuwig transformerende mutant: de Homo Invictus Viralis, oftewel HIV. De start van de pandemie bevindt zich hier (hoe kan het ook anders) niet aan het begin maar aan het einde van de roman: een apocalyptisch, extatisch dansfeest brengt duizend mensen als infectie-experiment bij elkaar…
Wat leert het boek ons over pandemieën? Of we geheime organisaties die virussen ontwikkelen om de wereld te overheersen, serieus moeten nemen, is maar de vraag. Dat feestjes echter de ideale manier zijn om een ziekte verder te verspreiden: daar kunnen we het in elk geval wel over eens zijn.
Joost Devriesere – Pest (2017)
Waarover gaat de roman? In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden, is het niet de pestepidemie die de verhaalwereld van Joost Devrieseres debuutroman domineert. De ziekte is iets minder realistisch: in een nabije toekomst valt 90 procent van de wereldbevolking plots op onverklaarbare wijze in slaap. In de fictieve stad Pest volgen we een aantal personages die zelf niet ten prooi zijn gevallen aan ‘The Big Sleep’, maar die elk op hun eigen manier op de slaappandemie (en de vragen die die opwerpt) reageren. Wie van de slapenden moet bijvoorbeeld als eerste verzorgd worden, want zonder verzorging dreigen patiënten uit te drogen? De Irakese vluchteling Oedai wil kinderen en de meest kwetsbaren voorrang geven, maar de burgemeester beslist andere prioriteiten te stellen: voor hem hoeven de leden van de oppositie bijvoorbeeld niet meteen in leven te worden gehouden. Ook andere personages zien hun kans schoon om in tijden van crisis eigen idealen te verwezenlijken.
Wat leert het boek ons over pandemieën? Wanneer een onbekende ziekte de maatschappij ontwricht, moeten soms moeilijke keuzes gemaakt worden. Iedereen gaat daarenboven op zijn eigen manier met de crisissituatie om, daarbij niet zelden handelend uit zelfzuchtige overwegingen. Desalniettemin lijkt Devrieseres beeld van de ‘post-pandemische’ mens wel erg zwartgallig: dan vallen onze hedendaagse hamsteraars nog best mee.
bettyminds zegt
Wat betreft Nederlandse pandemie-fictie: een paar weken voordat corona toesloeg las ik toevallig het boek Quarantaine van Erik Betten. Ik vind wel dat deze roman ook in zo’n overzicht thuis hoort.
Thomas Pierrart zegt
Er zijn uiteraard nog heel wat andere titels dan deze vier. Een blogformaat noopt nu eenmaal tot ‘selectie’. Maar fijn dat je Bettens boek in de comments alsnog onder de aandacht brengt!