Door Siemon Reker
Was het op 22 oktober 1968 de eerste maal dat er op deze manier in het Nederlands gesproken is in de Tweede Kamer? Minister Schut van Volkshuisvesting antwoordde op wat hem – en werkelijk allerkeurigst – door PvdA-Kamerlid Ed Berg was voorgelegd: “Excellentie, u verwijst naar datgene, wat is gezegd door de geachte afgevaardigden de heren Andriessen en Van den Doel, die ook vragen hebben gesteld. Betekent uw verwijzing, dat u deze vragen in beginsel positief beantwoordt?”
De excellentie antwoordt: “Mevrouw de Voorzitter! Dit lijkt mij nogal „klontjes”. De heer Van den Doel heeft herinnerd aan een toezegging die hier van de kant van de Regering is gedaan, en de heer Andriessen heeft gezegd, dat het gehele effect moet worden berekend, hetgeen volkomen logisch is. In beide opzichten kan ik de heer Berg dus volkomen geruststellen.”
Klontjes in de betekenis ‘wiedes’ is een gebruik dat kennelijk niet erg gangbaar is in het Nederlands. Van Dale bevat het niet, al heeft deze bron het suffix –jes opgenomen (“achtervoegsel voor het vormen van bijwoorden van bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een b, ch, d, f, g, k, p, s of t: droogjes, gaafjes, hardjes, grappigjes, grofjes, lafjes, losjes, makjes, ongezondjes, redelijkjes, schattigjes, scheefjes, snoezigjes, vrolijkjes, zachtjes, zaligjes”). De e-ANS vult aan: “De aldus gevormde woorden hebben vaak een affectieve of een ironische betekenis”, maar heeft evenmin oog voor klontjes. In dit geval is de inhoud vooral bevestigend, verzekerend, zo klaar als een hoe heten die dingen.
Minister Schut was een Amsterdammer en lid van de AR, de partij die opging in het CDA. Het zijn bij uitstek sprekers uit de Randstad én vertegenwoordigers uit de Gereformeerde hoek die dit huiselijke klontjes gebruiken. Zó, “huiselijk”, kwalificeerde André Rouvoet (Hilversum) het, voorzover ik kan zien de laatste die klontjes in zijn repertoire had en het blijkens de Handelingen zowel als RPF-lid in de Tweede Kamer, als volksvertegenwoordiger in zijn ChristenUnietijd en als minister bezigde.
Ook Piet Bukman (AR/CDA, Delft) deed hetzelfde meer dan eens, ook als voorzitter van de Kamer. Naast Schut, Rouvoet en Bukman zijn er twee anderen van wie dit “klontjes” in de Kamerverslagen opgeschreven staat en zij vallen beiden enerzijds wél en anderzijds niet in de categorie van West-Nederlandse AR-achtige sprekers. Daar is allereerst premier Lubbers op 10 oktober 1990: “Het lijkt mij nogal klontjes dat wij de komende tijd proberen om tot een verdere expansie te komen.” Rotterdammer maar van KVP-huize, katholiek.
Op 30 juni 1993 spreekt minister De Vries over “allerlei casusposities, in die zin dat een bedrijfstak in een sector wellicht maar bestaat uit één onderneming. Want dan is het “klontjes” wat er gaat gebeuren.” Bert de Vries was wel een AP’er, maar had zijn taal vrij hoorbaar geleerd in Groningen. De stenograaf van de Tweede Kamer vondde uitdrukking bijzonder genoeg om deze tussen aanhalingstekens te plaatsen. Nogal klontjes wat mij betreft.
André Rouvoet hoorde ik het zeggen in het lange debat over het Nederlanderschap van Ayaan Hirsi Ali op de rand van de zomer van 2006. Wat een prachtige greep van NPO Politiek in het archief in coronatijd! De volle Kamer volgde het debat aandachtig en maar een enkeling zat te turen naar tekstberichtjes op een klein type gsm. 2006. De mannen droegen een soort colbert dat de huidige Kamervoorzitter Khadija Arib model-HugodeJonge zou kunnen noemen, lang en breed van stof.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Siemon Reker
Wie verwantschapsaanduidingen wil doorgeven, van harte uitgenodigd! Hier.
Bert Mostert zegt
Zo klaar als een klontje.