Door Henk Wolf
Een paar weken geleden kwam ik in de media voor het eerst zinnen tegen waarin stond dat iemand ‘positief was getest (op corona)’. Ik begreep de zinnen natuurlijk wel, maar ik vond het een gekke constructie.
Positief lijkt in zulke zinnen ‘met positief resultaat’ te betekenen (natuurlijk niet in morele zin, maar in de zin dat het gezochte is gevonden). Voor mijn taalgevoel wil dat niet. Een kort zoektochtje in woordenboeken gaf ook geen meldingen van deze constructie.
Ik nam wel aan dat in een zin als ‘er zijn vier mensen positief getest’ er sprake is van een lijdende zin. De bedrijvende tegenhanger zou dan iets zijn als ‘artsen hebben vier mensen positief getest’ en dat zou dan weer betekenen: ‘artsen hebben vier mensen getest en hun tests waren positief’.
Maar nu kwam ik vandaag de volgende zin in het Friesch Dagblad tegen:
- Vijf personeelsleden hebben positief getest op het Covid-19-virus.
Dat is helemaal gek. Bij het voltooid deelwoord getest gebruik je het hulpwerkwoord hebben alleen als het onderwerp van de zin de uitvoerder is van de handeling, dus van het testen. In ‘Jan heeft Piet getest’ is Jan de tester, niet Piet.
Die interpretatie is bij de Friesch Dagblad-zin natuurlijk uitgesloten. Blijkbaar is ‘positief testen’ daarin gebruikt als een soort werkwoord-op-zich, dat ‘getest worden met positief resultaat’ betekent. Dat dat geen gekkigheidje van een individuele journalist is, blijkt uit een zoekopdracht op Google. Als ik zoek op de woordreeks “hebben positief getest”, dan vind ik tientallen voorkomens. Verreweg de meeste komen uit nieuwsberichten van de afgelopen paar maanden, maar er zitten er ook een paar minder recente tussen uit de sportwereld. Het oudste dat ik zo snel kon vinden, kwam uit 2006.
Foto: Unsplash
Mient Adema zegt
Als vijf personeelsleden na een test het virus blijken te hebben, dan is het niet zozeer interessant dat de testhandelingen door een ander zijn gedaan alswel dat zijzelf het levende bewijs hebben geleverd dat ze besmet waren. Idem met “positief” dat geen bijwoord van wijze (op het moment zelf) maar van resultaat (achteraf) aangeeft. Je ziet dan op twee fronten een betekenisverschuiving plaatsvinden, die ervoor moet zorgen dat wat je wilt overbrengen (het resultaat) zo genuanceerd mogelijk overkomt > 5 mensen met covid-19. Net zo goed als dat je geen overbodige dingen wilt zeggen, wil je dat ook niet door met een correctere formulering de nadruk te leggen op aspecten die van minder belang zijn.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Over ‘positief testen als werkwoord-op-zich’: je kunt ook denken aan een werkwoord plus een bepaling van gesteldheid (de boom groeide krom). Blijft staan dat dit een min of meer nieuwe gebruiksmogelijkheid van ’testen’ is, ook omdat het hierin intransitief is.
Roland Noske zegt
Het gebruik van een transitief werkwoord (zoals in: “X breekt het glas”) als een inaccusatief werkwoord (zoals in: “het glas breekt”), komt veel voor en is een productief verschijnsel. Ook de combinatie van een inaccusatief werkwoord met een resultatief komt vaak voor (zoals in “de hemel kleurt blauw”).
Even via Google gezocht hoe het met deze constructie in de omringende talen staat.
– In het Engels komt de constructie zeer vaak voor: “Prime Minister Boris Johnson has tested positive for coronavirus …” (BBC website, 27 maart).
– In het Duits is de constructie veel moeilijker te vinden, maar is toch aan te treffen in spontane uitingen op internetfora: “Wer hat wann positiv getestet?” en: “NMT hab ich das erste mal leicht Positiv getestet …) ((Urbia-forum over zwangerschap),
– In het Frans heb ik de uitdrukking, zoals wel te verwachten was, nauwelijks gevonden, maar toch: “Moi j’ai testé positif à 11 DPO, je n’étais même pas encore en retard. Mais il y a des gens pour qui c’est beaucoup plus long avant de tester positif” (ook een forum over zwangerschap; interessant is hier verder dat de vrouw die dit schrijft het adjectief “positif” in de mannelijke vorm gebruikt).