Door Willem Kuiper
Iedereen die Floris ende Blancefloer gelezen heeft, weet dat daarin een beker beschreven wordt, vergeleken waarbij de championsleaguecup verschrompelt tot een bekertje uit de koffieautomaat. Deze beker was gemaakt door Vulcanus en rondom beschilderd met de schaking van Helena door Paris, de achtervolging door Menelaus, de tocht van de Grieken over zee en de belegering van de stad Troje.
Op het deksel van de beker was afgebeeld hoe Paris een oordeel moest uitspreken over wie de mooiste was van de drie godinnen Juno, Pallas en Venus. Geen van drieën durfde erop te vertrouwen dat zij als mooiste gekozen zou worden, en daarom probeerden zij Paris om te kopen. Het bod van Venus beviel hem het best: Kies mij en je krijgt de mooiste vrouw ter wereld! En daarom vond Paris Venus de mooiste.
De kers op de taart was een karbonkelsteen boven op het deksel van de beker. Karbonkelstenen gaven licht in de Middeleeuwen en waren onvoorstelbaar handig in donkere ruimten zoals een kelder, waar onder andere wijn bewaard wordt. Probeer de goede fles maar eens te vinden in het donker. Welnu, daar was die deksel met karbonkelsteen geknipt voor (mijn editie):
660 Opten scedel stont .i. carbonkel steen.
Ens kelre so donker ne geen,
al eiser in licht no vier,
daerne in die hant hout die bottelgier,
hi maket so licht daer binnen
665 dat men daer bi moge bekinnen
so wat haven soet moge sijn,
moraet, clareit ochte wijn,
penninge van zilvere of van goude
of so wat men kiesen woude.
Die laatste twee regels heeft P. Leendertz jr. uit zijn overigens prachtige editie (Leiden 1912) geschrapt. Hij vermeldt dat in een voetnoot, maar zonder argumentatie waarom. De meest gangbare editie nu is die van J.J. Mak, derde druk 1970. Die staat op de CD-ROM Middelnederlands en is overgenomen door de DBNL. De editie Mak is een versimpelde herdruk van de editie Leendertz, zonder dat dit expliciet medegedeeld wordt. Ook de editie Mak mist deze twee regels, maar zónder voetnoot, en zo raakte de Middelnederlandse letterkunde twee versregels kwijt. Waar Leendertz de tekst van het handschrift zijns inziens verbeterde en dat verantwoordde in een voetnoot, nam Mak de verbeteringen over zonder voetnoot. Wie de editie Mak citeert, doet er goed aan het handschrift LTK 191-2 te raadplegen, voor zover dat nog leesbaar is.
Omdat Floris ende Blancefloer een vertaling / bewerking is van een Franse roman, Floire et Blanceflor, is het een filologische noodzaak om te kijken wat er in de brontekst staat (mijn diplomatische editie van hs. A met de versnummering van de online editie van J.L. Leclanche):
Li coupiers ert ciers et vaillans
Descarboucles resplendissans
Nest soussiel si orbes celiers
Sil I estoit li boutilliers
495 Ne peust sans autre clarte
Cler vin connoistre dysope
Op zulke momenten prijs ik mij gelukkig dat ik een beroep kan doen op mijn romanistieke collega Jelle Koopmans. Na wat heen en weer gezoek kwamen wij tot de conclusie dat met “dysope” wijn bedoeld zal zijn die gearomatiseerd is met hysop, waardoor die wijn ietwat troebel wordt. Waarom Diederik dit hysop in zijn vertaling verzweeg en verving door andere wijnen, weet ik niet. Het moet een bekend woord geweest zijn, want het staat in de Bijbel. Ook in het MNW:
ISOP (ysope, ispe), znw. vr. Mhd. isope, ispe. Eene lipbloemige sierplant, die rijk is aan etherische olie en in de rotsachtige streken van Zuid-Europa thuis behoort (Van Dale 627 op hysop). Het woord is vooral bekend door het gebruik, dat van het woord in den bijbel gemaakt wordt (Joh. 19, 29; Hebr. 9, 19; Ps. 51, 9). Vaak wordt met het woord hysopolie bedoeld. Van lat.-gr. hyssopus. Diut. 2, 220: ispe, isopus. || Isope is hert unde droge … is gut der bosen lungen, Geneesk. Handb. 101r. Savie, yspe ende petercelie, Reg. 48b. Besprai mi, Here, met ysope, so werdic suver, Ps. 51, 29. Du salte mi besprenghen, here, met ysopen, Ned. Get. 1 138 (Ned. Get.89a). Twee dragma en half ysope, Scep v. W. 24d. — Vgl. isepe.
Bovenop dat deksel staat als klap op de vuurpijl een voor het oog levende vogel, die de karbonkelsteen in zijn klauwen vasthoudt. Kortom, het gaat hier om een artefact dat zijn weerga niet kent. Later in de roman zal Floire met deze beker de haremwachter van Babilonien (Caïro) omkopen, want met geld alleen lukte dat niet.
Deze oogverblindende beker werd door Eneas meegenomen uit het brandende Troje naar zijn nieuwe vaderland Italië, en daar gaf hij hem, als wij Mak mogen geloven, aan een vriendinnetje: “675 Nadien schonk hij hem aan een liefje van hem.” Nou, dan moet dat liefje wel heel erg lief voor hem geweest zijn, dat zij daarmee deze moeder van alle bekers van hem cadeau kreeg! Terwijl u uw fantasie de vrije loop laat, geef ik u eerst de tekst van Diederik:
Het brachtene uut Trojen Eneas
doe die stat te storet was.
675 Sint liet hine ere sire amien
in dat land van Lombardien.
Op het eerste gezicht lijkt het er inderdaad te staan. Maar klopt dat wel? Ging Eneas écht zo nonchalant met die wereldcup om? En wat staat er in het Frans? Als je Middelnederlandse teksten die vertaald zijn, wilt begrijpen dan moet je óók kijken naar wat er in de brontekst staat. Niet af en toe of hier en daar, maar altijd en overal! Zie hier de bladzijde in het laat 13e-eeuwse handschrift A. Halverwege de tweede kolom leest u:
1 Li rois eneas lemporta
De troies quant il sen ala
Si le dona en lombardie
4 A la vine qui fu samie
In een ander 14e-eeuws handschrift, handschrift C van Floire et Blanceflor, staat het er zo (linker kolom, iets onder het midden):
1 Li rois eneas lemporta
De troie quant il sen ala.
Si la donna en lombardie
4 A la uine qui fu samie
Het is daarom acceptabel te veronderstellen dat Diederik dezelfde versregels onder ogen kreeg.
De kopiist van handschrift A zal, denk ik, gedacht hebben dat “la” in regel 4 een lidwoord was, liet daarom een spatie vallen en begon het volgende woord met een “v”. Diederik werd, denk ik, hierdoor op het verkeerde been gezet en las ‘la vne’, combineerde dat met wat volgde tot ‘la vne qui fu s’amie’ en begreep dat als: een die zijn vriendin was: “ere sire amien” (“ere” is ‘eenre’). Maar zoals u al lang al gezien heeft, staat er: ‘A Lavine qui fu samie’: aan Lavinia, die zijn vriendin en geliefde was (en zijn toekomstige echtgenote). Dus niet zo maar een scharrel.
Eigennamen leveren meer dan eens problemen op in middeleeuwse handschriften, omdat zij niet gemarkeerd zijn met een hoofdletter. (Her)Ken je de naam niet dan zie je niet dat het een eigennaam is.
Eerder deed Diederik het omgekeerde toen hij in regel 433 “sante” als een eigennaam interpreteerde in plaats van als ‘s’ante’ voluit ‘sa ante’: zijn tante. Zulke dingen gebeuren. Vergissen is menselijk. Het lezen van een 13e-eeuws Frans handschrift, geschreven in een kleine letter en wemelend van de afkoringen, waarin de kopiist nu eens een woord opsplitst en dan weer aan een ander woord vastschrijft, zal ook voor een ervaren Middelnederlandse vertaler lang niet altijd gemakkelijk geweest zijn. Zo lang hij begrijpt wat er staat, is er niets aan de hand. Maar zodra de betekenis van de zin onduidelijk is, ligt een verlezing naar een woord dat binnen de context lijkt te passen, op de loer.
Ter verdediging van Mak kan verwezen worden naar het abel spel Lanseloet van Denemerken (mijn editie):
Lanseloet:
O, scone maghet van herten reine,
85 al dadi den wille mijn,
wt vercoren Sanderijn,
en bleue u onver gauden niet,
want messelike dinge sijn ghesciet.
Ghi mocht noch werden wel myn vrouwe …
90 Sijt mijns ghenadich ende blijft getrouwe
ende comt met mi in dit casteel.
Ic sal u gheuen een yuweel.
Ic wane ghi noit des ghelike en saeght!
Hier vraagt Lanseloet in niet mis te verstane woorden aan Sanderijn om hem seksueel ter wille te zijn, en in ruil daarvoor belooft hij haar een sieraad zoals zij nog nooit gezien heeft.
Rob Duijf zegt
‘(…) een sieraad zoals zij nog nooit gezien heeft.’
Ik heb sterk de indruk dat dit ‘sierraad’ nogal dubbelzinnig is?
Willem Kuiper zegt
U bent niet de eerste die op dit idee komt. Jaren geleden heeft de Utrechtse mediëviste Jeanette Koekman (als mijn geheugen mij niet bedriegt, want ik kan het boek niet terugvinden) betoogd dat Lanseloet hier een lichaamsdeel bedoelt: ‘De stilte rond Sanderijn. Over het abel spel Lanseloet van Denemerken’, in: Ernst van Alphen & Maaike Meijer (red.), De canon onder vuur. Nederlandse literatuur tegendraads gelezen. Amsterdam 1991, p. 20-34. Ik denk dat dit niet het geval is. Maar ik heb er alle begrip voor dat een moderne lezer dit zo leest.
Rob Duijf zegt
Ik vraag me af of dit thema zo modern is. Ik herinner me een volksliedje waarin een vrijer een maagdeken een ‘juweeltje’ aanbiedt, waartoe zij wel een ‘doosje’ zal hebben. Het zal ongetwijfeld in de liederenbank van het Meertens Instituut te vinden zijn.
Willem Kuiper zegt
Helemaal mee eens, de beeldspraak is eeuwen oud zo niet van alle tijden. Mijn punt is dat ik denk dat het niet dubbelzinnig bedoeld is in het abel spel Lanseloet van Denemerken. Al houd ik het voor mogelijk dat toeschouwers van dit toneelstuk dit dubbelzinnig hebben opgevat. Het past niet binnen het concept achter het stuk. Denk dat er niet meer achter gezocht moet worden dan een ultieme poging van Lanseloet om zijn zin te krijgen door middel van omkoping.
AV DRepe (@kneistonie) zegt
Een abortivum.
Willem Kuiper zegt
Via e-mail ontving ik een aanvulling van Paul Claes uit Leuven.Voor de betekenis van “ysope” als hysopwijn verwees hij mij naar de Historia naturalis van Plinius de Oudere, boek XIV, caput XIX. Daar worden 66 soorten ‘versterkte’ wijnen behandeld, waaronder ‘hyssopites’. Hier is een link naar een Engelse vertaling van deze paragraaf: http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.02.0137:book=14:chapter=19&highlight=absinthites#note45
In een volgende e-mail voegde hij hieraan toe: “Hyssopites wordt ook vermeld bij Columella, XII, 35. Het Grieks hussopitès staat bij Dioscorides, V, 50.”
Ik houd het voor zeer goed mogelijk dat de auteur van Floire et Blanceflor Plinius gelezen heeft en dat deel van de inhoud dat hem interesseerde, als parate kennis in zijn hoofd had zitten.
M. Helder zegt
Wat een leuk artikel!
Ik vroeg me af of er iets te vinden was dat licht zou kunnen werpen op de vraag waarom Diederik de hysopwijn verving door moraet en clareit. Volgens het VMNW (isope) werd hysop in de middeleeuwen vooral als geneesmiddel gebruikt. (In de DBNL staan verscheidene ‘recepten’, uit 15e-eeuwse handschriften.) Wijn met hysop stond dus niet gewoon in de wijnkelder. Moraet is volgens het VMNW moerbeiwijn en clareit gekruide rode wijn. Het lijkt mij aannemelijk dat Diederik ‘dysope’ wel heeft begrepen als ‘wijn met hysop’, maar dit voor zijn publiek heeft aangepast door een andere ‘wijn met kruiderij’ te gebruiken die wèl in wijnkelders stond.
Willem Kuiper zegt
Dank u wel voor uw reactie. Nu ik er een paar dagen over heb kunnen nadenken, vermoed ik dat “cler vin” en “ysope” hier als elkaars tegenovergestelden gepresenteerd worden, zowel voor het oog als voor de tong. Het eerste is gastronomisch, het andere medisch. Als u gebruik maakt van de CD-ROM Middelnederlands en zoekt naar ‘wijn’ dan krijgt u 1224 treffers en vindt u allerlei namen voor wijn, te beginnen met: “AGOY. || Wine van agoyen ende Spaensche wyne, Invent. van Brugge 4, 159. — Wel dezelfde wijnsoort, welke gewoonlijk wijn van asoy genoemd wordt. Zie Asoy.” Ik heb dat nooit geïnventariseerd. Lijkt mij een leuk scriptie-onderwerp. Het artikel ‘Diederik van Assenede als vinoloog’ moet nog geschreven worden. Laat hij een paar namen vallen om indruk te maken of weet hij waarover hij het heeft? Wat ik wel weet, is dat drinkwijn net als bier laagalcoholisch was en nogal smakeloos. Vandaar dat men deze wijn versterkte met honing en kruiden. De receptuur zal zeer persoonlijk geweest zijn en afhankelijk van wat men tot zijn / haar beschikking had. Een interessant onderwerp om uit te zoeken.
M. Helder zegt
Medicinale wijn stond niet in de kelder, die werd ‘op doktersrecept’ bereid voor een individuele patiënt. Dysope stond in Franstalige gebieden kennelijk wèl in de kelder, dus was daar gewone drinkwijn. (Cler vin tegenover dysope betekent mogelijk wijn zonder meer tegenover wijn met iets erin.) In onze streken – het VMNW heeft het alleen daarover – werd hysopwijn vooral medicinaal gebruikt; het was hier dus geen gewone drinkwijn en stond niet in de kelder. Moraet en vooral clareit waren waarschijnlijk gewone bekende wijnsoorten (zie de info in het VMNW), zodat Diederik niet het woord heeft vertaald (dat zou bij het publiek een ‘hè?’-reactie geven) maar de bedoeling, nl. ‘wat er normaal in de kelder staat’. Bekende vertaalkwestie, hier door Diederik prima opgelost.
Willem Kuiper zegt
In boeken als bijvoorbeeld Tacuinum sanitatis wordt van heel veel kruiden de medicinale (bij)werking beschreven. Of er telkens een arts aan te pas moest komen om met die kruiden een gerecht of een drank te maken, weet ik niet. Vermoedelijk had men (ook) eind twaalfde eeuw zoiets als een huisapotheek. Ook zullen er leken geweest zijn die verstand van kruiden hadden. Ik noem een ridder Walewein. Zoals Plinius over hysopwijn schrijft, krijg ik niet de indruk dat deze enkel en alleen op dokterrecept verkrijgbaar was. En ga er gerust van uit dat de auteur van Floire et Blanceflor Plinius gekend heeft. Een medicinale werking veronderstelt mijns inziens niet per definitie de tussenkomst van een arts. Ook is “ysope” een rijmwoord. Dat betekent dat aan de inhoud van het woord niet té veel belang gehecht moet worden.
Willem Kuiper zegt
P.S. Los hiervan wijkt Diederik meer dan eens onverklaarbaar af van zijn brontekst. Zo vertaalde hij Naples, de havenstad van herkomst van koning Fenix, de latere vader van Floire, gelegen op twee dagen varen van Galicië, met Tolet (in rijmpositie). Toledo ligt niet aan de kust maar in het midden van Spanje, en was vooral bekend als universiteitsstad waar men nigromancie en zwarte kunst studeren kon. Daar vlogen geen zeemeeuwen of zij moesten betoverd zijn.
Willem Kuiper zegt
Collega Roel Zemel, die de editie van J.L. Leclanche (1980) thuis in zijn boekenkast heeft staan, mailde mij diens annotatie door: Ysopé (vs. 496): vin parfumé à l’hysope.
Inmiddels ben ik erachter gekomen dat Diederik van Assenede een Frans handschrift gebruikt heeft dat vooral de redactie volgt die in hs. B bewaard gebleven is, met af en toe een ontlening aan de redactie in hs. A. In hs. B staat:
Na souz ciel tant orbe celier
Qui soit garde de bouteilier
Ne poist de cele clarte
Vin connoistre de fort erbe
“Fort erbe” zal sterk gekruide wijn zijn, en een omschrijving van “ysope”. Het medicinale lijkt hier volstrekt afwezig. En (zeer) waarschijnlijk stond er geen “ysope” in het handschrift dat Diederik op zijn schrijftafel had liggen.
jandeputter zegt
Het schenken van kostbaarheden na de huwelijksnacht was een middeleeuws gebruik. Zo schonk keizer Otto III aan zijn gade Theophanu een zeer groot aantal landstreken. Het eiland Walcheren hoorde daar onder meer bij. Van de schenking is een prachtige oorkonde gemaakt die nu werelderfgoed is: Werkelijkheid en fictie liggen in Floris & Blancefloer vermoedelijk dichter bij elkaar dan wij wel vermoeden…