• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Voer voor filologen: “ere sire amien” (Floris ende Blancefloer, r. 675)

1 april 2020 door Willem Kuiper 13 Reacties

Door Willem Kuiper

Iedereen die Floris ende Blancefloer gelezen heeft, weet dat daarin een beker beschreven wordt, vergeleken waarbij de championsleaguecup verschrompelt tot een bekertje uit de koffieautomaat. Deze beker was gemaakt door Vulcanus en rondom beschilderd met de schaking van Helena door Paris, de achtervolging door Menelaus, de tocht van de Grieken over zee en de belegering van de stad Troje.
Op het deksel van de beker was afgebeeld hoe Paris een oordeel moest uitspreken over wie de mooiste was van de drie godinnen Juno, Pallas en Venus. Geen van drieën durfde erop te vertrouwen dat zij als mooiste gekozen zou worden, en daarom probeerden zij Paris om te kopen. Het bod van Venus beviel hem het best: Kies mij en je krijgt de mooiste vrouw ter wereld! En daarom vond Paris Venus de mooiste.
De kers op de taart was een karbonkelsteen boven op het deksel van de beker. Karbonkelstenen gaven licht in de Middeleeuwen en waren onvoorstelbaar handig in donkere ruimten zoals een kelder, waar onder andere wijn bewaard wordt. Probeer de goede fles maar eens te vinden in het donker. Welnu, daar was die deksel met karbonkelsteen geknipt voor (mijn editie):

660    Opten scedel stont .i. carbonkel steen.
           Ens kelre so donker ne geen,
           al eiser in licht no vier,
           daerne in die hant hout die bottelgier,
           hi maket so licht daer binnen
665    dat men daer bi moge bekinnen
           so wat haven soet moge sijn,
           moraet, clareit ochte wijn,
           penninge van zilvere of van goude
          of so wat men kiesen woude.

Die laatste twee regels heeft P. Leendertz jr. uit zijn overigens prachtige editie (Leiden 1912) geschrapt. Hij vermeldt dat in een voetnoot, maar zonder argumentatie waarom. De meest gangbare editie nu is die van J.J. Mak, derde druk 1970. Die staat op de CD-ROM Middelnederlands en is overgenomen door de DBNL. De editie Mak is een versimpelde herdruk van de editie Leendertz, zonder dat dit expliciet medegedeeld wordt. Ook de editie Mak mist deze twee regels, maar zónder voetnoot, en zo raakte de Middelnederlandse letterkunde twee versregels kwijt. Waar Leendertz de tekst van het handschrift zijns inziens verbeterde en dat verantwoordde in een voetnoot, nam Mak de verbeteringen over zonder voetnoot. Wie de editie Mak citeert, doet er goed aan het handschrift LTK 191-2 te raadplegen, voor zover dat nog leesbaar is.

Omdat Floris ende Blancefloer een vertaling / bewerking is van een Franse roman, Floire et Blanceflor, is het een filologische noodzaak om te kijken wat er in de brontekst staat (mijn diplomatische editie van hs. A met de versnummering van de online editie van J.L. Leclanche):

           Li coupiers ert ciers et vaillans
           Descarboucles resplendissans
           Nest soussiel si orbes celiers
           Sil I estoit li boutilliers
495    Ne peust sans autre clarte
           Cler vin connoistre dysope

Op zulke momenten prijs ik mij gelukkig dat ik een beroep kan doen op mijn romanistieke collega Jelle Koopmans. Na wat heen en weer gezoek kwamen wij tot de conclusie dat met “dysope” wijn bedoeld zal zijn die gearomatiseerd is met hysop, waardoor die wijn ietwat troebel wordt. Waarom Diederik dit hysop in zijn vertaling verzweeg en verving door andere wijnen, weet ik niet. Het moet een bekend woord geweest zijn, want het staat in de Bijbel. Ook in het MNW:

ISOP (ysope, ispe), znw. vr. Mhd. isope, ispe. Eene lipbloemige sierplant, die rijk is aan etherische olie en in de rotsachtige streken van Zuid-Europa thuis behoort (Van Dale 627 op hysop). Het woord is vooral bekend door het gebruik, dat van het woord in den bijbel gemaakt wordt (Joh. 19, 29; Hebr. 9, 19; Ps. 51, 9). Vaak wordt met het woord hysopolie bedoeld. Van lat.-gr. hyssopus. Diut. 2, 220: ispe, isopus. || Isope is hert unde droge … is gut der bosen lungen, Geneesk. Handb. 101r. Savie, yspe ende petercelie, Reg. 48b. Besprai mi, Here, met ysope, so werdic suver, Ps. 51, 29. Du salte mi besprenghen, here, met ysopen, Ned. Get. 1 138 (Ned. Get.89a). Twee dragma en half ysope, Scep v. W. 24d. — Vgl. isepe.

Bovenop dat deksel staat als klap op de vuurpijl een voor het oog levende vogel, die de karbonkelsteen in zijn klauwen vasthoudt. Kortom, het gaat hier om een artefact dat zijn weerga niet kent. Later in de roman zal Floire met deze beker de haremwachter van Babilonien (Caïro) omkopen, want met geld alleen lukte dat niet.

Deze oogverblindende beker werd door Eneas meegenomen uit het brandende Troje naar zijn nieuwe vaderland Italië, en daar gaf hij hem, als wij Mak mogen geloven, aan een vriendinnetje: “675 Nadien schonk hij hem aan een liefje van hem.” Nou, dan moet dat liefje wel heel erg lief voor hem geweest zijn, dat zij daarmee deze moeder van alle bekers van hem cadeau kreeg! Terwijl u uw fantasie de vrije loop laat, geef ik u eerst de tekst van Diederik:

         Het brachtene uut Trojen Eneas
         doe die stat te storet was.
675  Sint liet hine ere sire amien
         in dat land van Lombardien.

Op het eerste gezicht lijkt het er inderdaad te staan. Maar klopt dat wel? Ging Eneas écht zo nonchalant met die wereldcup om? En wat staat er in het Frans? Als je Middelnederlandse teksten die vertaald zijn, wilt begrijpen dan moet je óók kijken naar wat er in de brontekst staat. Niet af en toe of hier en daar, maar altijd en overal! Zie hier de bladzijde in het laat 13e-eeuwse handschrift A. Halverwege de tweede kolom leest u:

1       Li rois eneas lemporta
         De troies quant il sen ala
         Si le dona en lombardie
4       A la vine qui fu samie

In een ander 14e-eeuws handschrift, handschrift C van Floire et Blanceflor, staat het er zo (linker kolom, iets onder het midden):

1       Li rois eneas lemporta
         De troie quant il sen ala.
         Si la donna en lombardie
4       A la uine qui fu samie

Het is daarom acceptabel te veronderstellen dat Diederik dezelfde versregels onder ogen kreeg.

De kopiist van handschrift A zal, denk ik, gedacht hebben dat “la” in regel 4 een lidwoord was, liet daarom een spatie vallen en begon het volgende woord met een “v”. Diederik werd, denk ik, hierdoor op het verkeerde been gezet en las ‘la vne’, combineerde dat met wat volgde tot ‘la vne qui fu s’amie’ en begreep dat als: een die zijn vriendin was: “ere sire amien” (“ere” is ‘eenre’). Maar zoals u al lang al gezien heeft, staat er: ‘A Lavine qui fu samie’: aan Lavinia, die zijn vriendin en geliefde was (en zijn toekomstige echtgenote). Dus niet zo maar een scharrel.
Eigennamen leveren meer dan eens problemen op in middeleeuwse handschriften, omdat zij niet gemarkeerd zijn met een hoofdletter. (Her)Ken je de naam niet dan zie je niet dat het een eigennaam is.
Eerder deed Diederik het omgekeerde toen hij in regel 433 “sante” als een eigennaam interpreteerde in plaats van als ‘s’ante’ voluit ‘sa ante’: zijn tante. Zulke dingen gebeuren. Vergissen is menselijk. Het lezen van een 13e-eeuws Frans handschrift, geschreven in een kleine letter en wemelend van de afkoringen, waarin de kopiist nu eens een woord opsplitst en dan weer aan een ander woord vastschrijft, zal ook voor een ervaren Middelnederlandse vertaler lang niet altijd gemakkelijk geweest zijn. Zo lang hij begrijpt wat er staat, is er niets aan de hand. Maar zodra de betekenis van de zin onduidelijk is, ligt een verlezing naar een woord dat binnen de context lijkt te passen, op de loer.

Ter verdediging van Mak kan verwezen worden naar het abel spel Lanseloet van Denemerken (mijn editie):

        Lanseloet:

        O, scone maghet van herten reine,
85   al dadi den wille mijn,
        wt vercoren Sanderijn,
        en bleue u onver gauden niet,
        want messelike dinge sijn ghesciet.
        Ghi mocht noch werden wel myn vrouwe …
90   Sijt mijns ghenadich ende blijft getrouwe
        ende comt met mi in dit casteel.
        Ic sal u gheuen een yuweel.
        Ic wane ghi noit des ghelike en saeght!

Hier vraagt Lanseloet in niet mis te verstane woorden aan Sanderijn om hem seksueel ter wille te zijn, en in ruil daarvoor belooft hij haar een sieraad zoals zij nog nooit gezien heeft.

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: columns Willem Kuiper, Floire et Blanceflor, Floris ende Blancefloer

Lees Interacties

Reacties

  1. Rob Duijf zegt

    1 april 2020 om 22:38

    ‘(…) een sieraad zoals zij nog nooit gezien heeft.’

    Ik heb sterk de indruk dat dit ‘sierraad’ nogal dubbelzinnig is?

    Beantwoorden
    • Willem Kuiper zegt

      2 april 2020 om 03:14

      U bent niet de eerste die op dit idee komt. Jaren geleden heeft de Utrechtse mediëviste Jeanette Koekman (als mijn geheugen mij niet bedriegt, want ik kan het boek niet terugvinden) betoogd dat Lanseloet hier een lichaamsdeel bedoelt: ‘De stilte rond Sanderijn. Over het abel spel Lanseloet van Denemerken’, in: Ernst van Alphen & Maaike Meijer (red.), De canon onder vuur. Nederlandse literatuur tegendraads gelezen. Amsterdam 1991, p. 20-34. Ik denk dat dit niet het geval is. Maar ik heb er alle begrip voor dat een moderne lezer dit zo leest.

      Beantwoorden
      • Rob Duijf zegt

        2 april 2020 om 19:54

        Ik vraag me af of dit thema zo modern is. Ik herinner me een volksliedje waarin een vrijer een maagdeken een ‘juweeltje’ aanbiedt, waartoe zij wel een ‘doosje’ zal hebben. Het zal ongetwijfeld in de liederenbank van het Meertens Instituut te vinden zijn.

        Beantwoorden
        • Willem Kuiper zegt

          2 april 2020 om 20:34

          Helemaal mee eens, de beeldspraak is eeuwen oud zo niet van alle tijden. Mijn punt is dat ik denk dat het niet dubbelzinnig bedoeld is in het abel spel Lanseloet van Denemerken. Al houd ik het voor mogelijk dat toeschouwers van dit toneelstuk dit dubbelzinnig hebben opgevat. Het past niet binnen het concept achter het stuk. Denk dat er niet meer achter gezocht moet worden dan een ultieme poging van Lanseloet om zijn zin te krijgen door middel van omkoping.

          Beantwoorden
  2. AV DRepe (@kneistonie) zegt

    2 april 2020 om 03:39

    Een abortivum.

    Beantwoorden
  3. Willem Kuiper zegt

    2 april 2020 om 17:34

    Via e-mail ontving ik een aanvulling van Paul Claes uit Leuven.Voor de betekenis van “ysope” als hysopwijn verwees hij mij naar de Historia naturalis van Plinius de Oudere, boek XIV, caput XIX. Daar worden 66 soorten ‘versterkte’ wijnen behandeld, waaronder ‘hyssopites’. Hier is een link naar een Engelse vertaling van deze paragraaf: http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.02.0137:book=14:chapter=19&highlight=absinthites#note45
    In een volgende e-mail voegde hij hieraan toe: “Hyssopites wordt ook vermeld bij Columella, XII, 35. Het Grieks hussopitès staat bij Dioscorides, V, 50.”
    Ik houd het voor zeer goed mogelijk dat de auteur van Floire et Blanceflor Plinius gelezen heeft en dat deel van de inhoud dat hem interesseerde, als parate kennis in zijn hoofd had zitten.

    Beantwoorden
    • M. Helder zegt

      3 april 2020 om 03:30

      Wat een leuk artikel!
      Ik vroeg me af of er iets te vinden was dat licht zou kunnen werpen op de vraag waarom Diederik de hysopwijn verving door moraet en clareit. Volgens het VMNW (isope) werd hysop in de middeleeuwen vooral als geneesmiddel gebruikt. (In de DBNL staan verscheidene ‘recepten’, uit 15e-eeuwse handschriften.) Wijn met hysop stond dus niet gewoon in de wijnkelder. Moraet is volgens het VMNW moerbeiwijn en clareit gekruide rode wijn. Het lijkt mij aannemelijk dat Diederik ‘dysope’ wel heeft begrepen als ‘wijn met hysop’, maar dit voor zijn publiek heeft aangepast door een andere ‘wijn met kruiderij’ te gebruiken die wèl in wijnkelders stond.

      Beantwoorden
      • Willem Kuiper zegt

        3 april 2020 om 11:32

        Dank u wel voor uw reactie. Nu ik er een paar dagen over heb kunnen nadenken, vermoed ik dat “cler vin” en “ysope” hier als elkaars tegenovergestelden gepresenteerd worden, zowel voor het oog als voor de tong. Het eerste is gastronomisch, het andere medisch. Als u gebruik maakt van de CD-ROM Middelnederlands en zoekt naar ‘wijn’ dan krijgt u 1224 treffers en vindt u allerlei namen voor wijn, te beginnen met: “AGOY. || Wine van agoyen ende Spaensche wyne, Invent. van Brugge 4, 159. — Wel dezelfde wijnsoort, welke gewoonlijk wijn van asoy genoemd wordt. Zie Asoy.” Ik heb dat nooit geïnventariseerd. Lijkt mij een leuk scriptie-onderwerp. Het artikel ‘Diederik van Assenede als vinoloog’ moet nog geschreven worden. Laat hij een paar namen vallen om indruk te maken of weet hij waarover hij het heeft? Wat ik wel weet, is dat drinkwijn net als bier laagalcoholisch was en nogal smakeloos. Vandaar dat men deze wijn versterkte met honing en kruiden. De receptuur zal zeer persoonlijk geweest zijn en afhankelijk van wat men tot zijn / haar beschikking had. Een interessant onderwerp om uit te zoeken.

        Beantwoorden
        • M. Helder zegt

          3 april 2020 om 21:53

          Medicinale wijn stond niet in de kelder, die werd ‘op doktersrecept’ bereid voor een individuele patiënt. Dysope stond in Franstalige gebieden kennelijk wèl in de kelder, dus was daar gewone drinkwijn. (Cler vin tegenover dysope betekent mogelijk wijn zonder meer tegenover wijn met iets erin.) In onze streken – het VMNW heeft het alleen daarover – werd hysopwijn vooral medicinaal gebruikt; het was hier dus geen gewone drinkwijn en stond niet in de kelder. Moraet en vooral clareit waren waarschijnlijk gewone bekende wijnsoorten (zie de info in het VMNW), zodat Diederik niet het woord heeft vertaald (dat zou bij het publiek een ‘hè?’-reactie geven) maar de bedoeling, nl. ‘wat er normaal in de kelder staat’. Bekende vertaalkwestie, hier door Diederik prima opgelost.

          Beantwoorden
          • Willem Kuiper zegt

            3 april 2020 om 22:52

            In boeken als bijvoorbeeld Tacuinum sanitatis wordt van heel veel kruiden de medicinale (bij)werking beschreven. Of er telkens een arts aan te pas moest komen om met die kruiden een gerecht of een drank te maken, weet ik niet. Vermoedelijk had men (ook) eind twaalfde eeuw zoiets als een huisapotheek. Ook zullen er leken geweest zijn die verstand van kruiden hadden. Ik noem een ridder Walewein. Zoals Plinius over hysopwijn schrijft, krijg ik niet de indruk dat deze enkel en alleen op dokterrecept verkrijgbaar was. En ga er gerust van uit dat de auteur van Floire et Blanceflor Plinius gekend heeft. Een medicinale werking veronderstelt mijns inziens niet per definitie de tussenkomst van een arts. Ook is “ysope” een rijmwoord. Dat betekent dat aan de inhoud van het woord niet té veel belang gehecht moet worden.

            Beantwoorden
            • Willem Kuiper zegt

              4 april 2020 om 12:56

              P.S. Los hiervan wijkt Diederik meer dan eens onverklaarbaar af van zijn brontekst. Zo vertaalde hij Naples, de havenstad van herkomst van koning Fenix, de latere vader van Floire, gelegen op twee dagen varen van Galicië, met Tolet (in rijmpositie). Toledo ligt niet aan de kust maar in het midden van Spanje, en was vooral bekend als universiteitsstad waar men nigromancie en zwarte kunst studeren kon. Daar vlogen geen zeemeeuwen of zij moesten betoverd zijn.

              Beantwoorden
              • Willem Kuiper zegt

                4 april 2020 om 19:10

                Collega Roel Zemel, die de editie van J.L. Leclanche (1980) thuis in zijn boekenkast heeft staan, mailde mij diens annotatie door: Ysopé (vs. 496): vin parfumé à l’hysope.
                Inmiddels ben ik erachter gekomen dat Diederik van Assenede een Frans handschrift gebruikt heeft dat vooral de redactie volgt die in hs. B bewaard gebleven is, met af en toe een ontlening aan de redactie in hs. A. In hs. B staat:

                Na souz ciel tant orbe celier
                Qui soit garde de bouteilier
                Ne poist de cele clarte
                Vin connoistre de fort erbe

                “Fort erbe” zal sterk gekruide wijn zijn, en een omschrijving van “ysope”. Het medicinale lijkt hier volstrekt afwezig. En (zeer) waarschijnlijk stond er geen “ysope” in het handschrift dat Diederik op zijn schrijftafel had liggen.

  4. jandeputter zegt

    2 april 2020 om 18:03

    Het schenken van kostbaarheden na de huwelijksnacht was een middeleeuws gebruik. Zo schonk keizer Otto III aan zijn gade Theophanu een zeer groot aantal landstreken. Het eiland Walcheren hoorde daar onder meer bij. Van de schenking is een prachtige oorkonde gemaakt die nu werelderfgoed is: Werkelijkheid en fictie liggen in Floris & Blancefloer vermoedelijk dichter bij elkaar dan wij wel vermoeden…

    Beantwoorden

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Willem Bilderdijk • Vroeg en laat

’t Knopjen zweeg en hoorde ’t aan;
Maar de middag kwam haar wreken,
Deed heur’ boezem opengaan,
En de volle roos verbleeken.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

SLUIPEIKEN

O wat zijn de bomen prachtig,
die uit de grond zijn opgehaald,
houten delfstof
waaraan kameleonachtig
gave fossielen hangen,
ieder jaar groen, ieder jaar dor.

Waarom wringen zij zich in bochten?
Is de ruimte dan toch
oog van een naald?

Bron: Spinroc en andere verzen, 1958

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

23 mei 2025: Nijmegen taalhoofdstad

23 mei 2025: Nijmegen taalhoofdstad

16 mei 2025

➔ Lees meer
26 mei 2025: Nederlands Centraal

26 mei 2025: Nederlands Centraal

7 mei 2025

➔ Lees meer
9 mei 2025: een avond over patiëntenliteratuur in Perdu

9 mei 2025: een avond over patiëntenliteratuur in Perdu

7 mei 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1892 Coenraad van Haeringen
➔ Neerlandicikalender

Media

Verschenen: Romanreuzen

Verschenen: Romanreuzen

15 mei 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
25. alkalommal rendezték meg a Magyarországi Néderlandisztika Napját

25. alkalommal rendezték meg a Magyarországi Néderlandisztika Napját

15 mei 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De Vliegende Hollander. De Mythe bij Gerard Reve, Jef Last en Louis Ferron

De Vliegende Hollander. De Mythe bij Gerard Reve, Jef Last en Louis Ferron

12 mei 2025 Door Redactie Neerlandistiek 1 Reactie

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
%d