Variatie in familieberichten (15)

Door Siemon Reker
Deze reeks baseerde zich op familieberichten, een andere aanduiding voor ‘rouwadvertenties’. Daar wordt de familierelatie uitgelegd, aangesproken wordt de overledene alleen maar in een aantal gevallen. Veel deelnemers aan de afvraging bleken zich van allerlei verschijnselen zéer bewust, onder andere van het verschil tussen het spreken óver en het spreken tót bijvoorbeeld de vader! Dat is inderdaad verschillend: we hebben tegenover vader-beeld, vader-binding, vader-complex kennen we toch geen *pa-beeld, *paps-binding e.d. Vader is de neutrale variant met extra mogelijkheden.
Laten we deze aanloop nog even uitbreiden met iets waar ik eerder aandacht voor vroeg, het toenemend samenvallen van de woorden hoogleraar en professor. Het tweede is (was) een titel, het eerste een beroep. Dat verschuift wanneer iemand – althans in Nederland, in Vlaanderen ligt het waarschijnlijk anders – aangeduid wordt als “professor epidemiologie” en net zo goed als je spreekt van “hoogleraar Van Dissel”.1) De wijze van aanspreking kan dat onderscheid duidelijker maken. Hoe roepen we naar iemand in de verte als een beroep ook samengaat met een titel? In het volgende lijstje is (was) de variant rechts incorrect Nederlands vandaar de sterretjes:
- Dokter, dokter! *Arts, arts!
- Professor, professor! *Hoogleraar, hoogleraar!
- Dominee, dominee! *Predikant, predikant!
Het linker rijtje heeft in onderscheid met rechts ook de mogelijkheid van een gangbare afkorting (dr, prof., ds – dominee is eigenlijk het Latijnse domine, de aangesproken vorm van dominus).
Met de mannelijke kant van de ouders mogen we het vervolg van deze reeks gebaseerd op familieberichten wel beginnen. Ja dat moet zelfs, want het is sinds lang de gewoonte om te spreken van opa en oma, van vader en moeder, oom en tante: dus eerst de m en dan de v. De hoofdmoot betreft Nederlandse aanduidingen, daarnaast zijn er Engelse (dad, daddy, dader lees “deder”), Friese (heit en heity), Vlaamse (een vrij grote groep met Vake, Voke/vokke, vau, vao, veva), Gronings-Drentse (pappe, pabbe, oale, oal heer, voader) en ook een allicht op het Duits geïnspireerd Vati. Dit zijn gegevens die in de eerste plaats afkomstig zijn uit de enquête in dit blog en ik bedank ook hier Taalpost nogmaals hartelijk voor de bereidheid om hier de aandacht op te vestigen.

Als de deelnemers (v/m) met hun antwoorden een correcte weergave van de werkelijkheid zijn, dan is het algemene beeld in Nederland dat kinderen hun vader het meest met papa/pappa aanspreken. Vader komt weliswaar ook voor maar toch eerder mondjesmaat, net als de afgekorte variant va. Ook de verkleinvorm vadertje en paatje is enkele malen ingestuurd: dat zal vooral door oudere kinderen tegen een bejaarde vader gezegd worden. Datzelfde geldt misschien nog op iets jongere leeftijd voor het gebruik van vaders voornaam.
Ja, er is variatie die met leeftijd samen hangt: pap, pappie en paps lijken eerder bij laten we zeggen 10-20-jarigen in gebruik, pipa en piep bij de groep die er in leeftijd op volgt. Dit zijn schattingen die voor mijn rekening komen. Interessanter is het, een enkele inzender anoniem en letterlijk aan het woord te laten. Het maakt duidelijk, hoe apart het is dat dit soort aanduidingen kunnen variëren en dat nog wel meer dan eens in iemands leven. Ze onderstrepen ook het gevarieerde karakter van ouderlijke aansprekingen: “Tot ik ongeveer 5 was, sprak ik mijn vader aan met “pappa”, daarna met “vader”, omdat mijn ouders “pappa” kinderachtig vonden. Misschien juist door die motivering ben ik er altijd trots op geweest dat mijn (jongere) broers en ik “vader” gebruiken als aanspreking. Ik vind het zelf overigens heel fijn om tegen anderen over mijn vader te spreken als “vader” zonder “mijn” erbij.”
En de eigen vader is niet hetzelfde als de schoonvader, hoe eigen hij wellicht ook is: “Mijn schoonvader spreek ik nooit aan met zijn voornaam of met pap. Als ik het over hem heb of hem schrijf, dan is het wel papa Luuk.”
Vader-en-moeder zijn vanuit de talige kant bezien echt een duo, dat blijkt ook uit wat deze inzenders noteerden:
• “Als ik mijn vader direct aanspreek – pa: informeel, als ik over mijn vader spreek
pa (Als volwassenen zei ik pa tegen mijn vader, moe tegen mijn moeder. Als kind papa en mama, ook pap en mam.) Mijn ouders spraken over hún ouders als pa en ma voor het ene, als pa en moe voor het andere ouderpaar toen die alle vier nog in leven waren. Als ik een mailtje aan een van mijn kinderen afsluit, vind ik het lastig om een term te kiezen: pa, pappa, pap? Het voelt allemaal vreemd. Perspectief blijkt invloed te hebben op de keuze.”
• “Mijn ouders samen noem ik, bijvoorbeeld in een appje aan beiden of in de gezinsapp, altijd mapa. Mijn zus doet het overigens andersom; pama. Dus iets als ‘Lieve mapa, we komen vanmiddag graag koffie drinken. Tot dan!’ of ‘Mapa zijn onderweg, ze zijn binnen een uur bij jullie.’ kunnen prima voor ons. Overigens gebruiken we het dan weer nauwelijks in gesproken woord.”
In de volgende aflevering gaan we op dit punt verder, ma na pa. Maar diverse vrouwelijke varianten laten zich uit wat hierboven staat al afleiden, want klinkerrijm is wel het minst overeenkomstige tussen beide ouders. Anders gezegd: pap en mam zijn een even Siamees duo als pa en ma. Het tweetal pa en moe spoort een tikkeltje minder maar deze combinatie is vele malen minder ingezonden. De vraag aan de belangstellende lezer is, welke vrouwelijke tegenhanger die mannelijke piep zou moeten hebben. Het antwoord volgt binnenkort in Variatie in familieberichten (16): de aanspreking van moeder.
Dit stuk verscheen, net als alle eerdere afleveringen van deze reeks, eerder op het blog van Siemon Reker
In Vlaanderen is ‘professor’ altijd zowel een aanspreektitel als een functieaanduiding geweest. Van een hoogleraar wordt hier meestal gezegd dat hij of zij bv. ‘professor aan de Universiteit van Antwerpen’ is. In debatten is het heel gebruikelijk om te vragen: ‘En wat vindt de professor ervan?’ Volgens mij speelt hier nog altijd de invloed van het Frans mee. In het verleden was het zelfs de gewoonte om priester-leraars in het secundair onderwijs aan te spreken met ‘professor’. De term hoogleraar wordt zelden gebruikt, zelfs in de media. Behalve de invloed van het Frans speelt m.i. in Vlaanderen ook de onwetendheid betreffende academische graden in het hoger onderwijs een rol. In Nederland worden leraren voortgezet onderwijs ook ‘docenten’ genoemd. In Vlaanderen is die term alleen gebruikelijk voor lesgevers aan hogescholen, die officieel ‘lector’ zijn.