Door Henk Wolf
“Maar hun is Brabants. In het Nederlands zeggen we: zij.”
Zomaar een zinnetje van het internet, waarop het gebruik van hun als grammaticaal onderwerp wordt geclaimd voor een bepaalde regionale variëteit.
Juist is het niet wat de internetter schrijft: hun wordt vermoedelijk een dikke eeuw lang als onderwerp gebruikt en het heeft zich in Nederland overal gevestigd, of dat nou in het Standaardnederlands (in de zin van Democratisch Algemeen Nederlands, zie hier) is of in dialecten, regiolecten en regionaal gekleurde vormen van het Nederlands. Overal functioneert het vrolijk naast of in plaats van de oorspronkelijke benadrukte onderwerpsvormen van het persoonlijk voornaamwoord voor de derde persoon meervoud (zij, zie, hja, …).
Genormeerd is het daarmee natuurlijk nog niet, althans niet in het Standaardnederlands (in de zin van Genormeerd Algemeen Nederlands). Ook het genormeerde Standaardfries houdt het buiten de deur.
In de Friese media is momenteel aandacht voor de dichtbundel Börtersgrut van Joël Hut. Die is niet geschreven in het Standaardfries, maar in het Zuidwesthoeks, het Fries zoals dat ongeveer in het gebied zuidelijk van Sneek en westelijk van Heerenveen wordt gesproken.
Het gebeurt weleens vaker dat dichters hun eigen dialect gebruiken, maar doorgaans houden ze zich daarbij wel enigszins aan de norm om opvallende hollandismen – Nederlandse invloeden die op brede afkeuring stuiten – buiten hun schrijverijen te laten. Hut doet dat niet. In een interview met Omrop Fryslân zegt hij onder meer dat sich “authentiek Zuidwesthoeks is geworden”.
Hut geeft in het interview te kennen dat hij weet dat sich een recente vernieuwing is die via het Nederlands komt. Maar hij eist zeggenschap op over zijn persoonlijke taal, waar normering niks te zoeken heeft, door die het regionale etiket Zuidwesthoeks te geven. Dat is niet het Zuidwesthoeks van een andere plaats, een andere generatie of een andere spreker, het is ook niet het Zuidwesthoeks van normbewuste sprekers als Eric Hoekstra en Klaas Jansma, het is een persoonlijk Zuidwesthoeks waarin Hut zijn dichterlijke vrijheid vindt.
Blijkbaar zoeken we die vrijheid van norm door niet-genormeerde vormen voor een bepaalde regio te claimen: voor hun wordt in regionale vormen van het Nederlands ruimte gevonden, voor sich in regionale vormen van het Fries – ook al zijn ze daar niet authentieker dan in de gesproken standaardtalen. Dat lijkt me als observatie een mooie aanvulling op de observaties die Joop van der Horst doet in zijn boek Het einde van de standaardtaal. Hij beschrijft daarin dat de Europese standaardtalen vroeger enigszins vreemde talen waren, star en formeel, en ongeschikt voor frequent dagelijks gebruik, maar dat dat in de tweede helft van de twintigste eeuw veranderd is: ze zijn minder star en veel eigener geworden en hebben een plaats gekregen naast of in plaats van lokale en regionale variëteiten. Maar blijkbaar wordt het vrije en eigene nog steeds deels op het lokale of regionale geprojecteerd.
(Geplaatst na overleg met en met instemming van Joël Hut)
Laat een reactie achter