Door Bas Jongenelen
Ik vind het belangrijk dat een examenkandidaat goed voorbereid op het examen kan verschijnen. Dat is nu bij het schoolvak Nederlands niet het geval. De leerling heeft geen idee waar het examen Nederlands over gaat en dat vind ik oneerlijk. Een examen is erg belangrijk in je jonge leven en Nederlands is een verplicht vak – ook voor de leerlingen die niet zo’n talent hebben voor Nederlands. Als we ervoor kunnen zorgen dat je het examen Nederlands voor kunt bereiden, dan nemen we een deel van de onderwijsongelijkheid weg.
Als het mij ligt, dan wordt het examen Nederlands een examen met twee zittingen: een examen over literatuur en een examen met een stelopdracht. Beide zittingen kunnen door de kandidaat goed voorbereid worden.
Eerste zitting
Eerst het examen waarin de literatuur centraal staat. Literatuur is de hoogste vorm van taalgebruik, het is dus voor de hand liggend dat de hoogste vorm van taal getoetst wordt tijdens de hoogste toets van je schoolcarrière. Door literatuur te toetsen, ontkomen we niet aan een soort verplichte leeslijst.
Zo’n verplichte lijst klinkt ouderwets en dwingend, maar er zijn ook voordelen. Betrokkenen, bijvoorbeeld ouders en docenten in het vervolgonderwijs, kunnen meelezen en meediscussiëren. Zo wordt het examen Nederlands een nationaal onderwerp en daarmee wordt het vak Nederlands maatschappelijk relevant. Alsof de poëzieweek, boekenweek en Nederland leest samengebald worden tot een fenomeen dat ertoe doet.
Literaire teksten centraal stellen op een examen is geen wild idee, bij de klassieke talen is dat volstrekt normaal. Ook vakken als filosofie en geschiedenis kennen tevoren vastgestelde thema’s waar het examen over zal gaan. Nederlands kan bij die traditie aansluiten door ieder jaar een aantal boeken verplicht te stellen. Uiteraard zal niet ieder jaar de complete lijst vervangen worden – dat zou niet eerlijk zijn ten opzichte van de gezakten. Ieder jaar valt er één titel af om plaats te maken voor een andere. De lijst van te lezen werken zal steeds drie jaar van tevoren bekend gemaakt worden, zodat betrokken zich kunnen voorbereiden.
Omdat de examenteksten ruim op tijd bekend zijn, kan iedereen mogelijke examenvragen insturen. Een commissie van docenten Nederlands (uit het VO, HBO en WO) en toetsdeskundigen zal uit de binnengekomen mogelijke examenvragen een selectie maken van min of meer schoolse vragen (over vertelperspectief, rijm, strofebouw et cetera) en min of meer academische vragen waar het vervolgonderwijs zich mee bezighoudt (bijvoorbeeld over de schrijver als intellectueel in het publieke debat).
Op deze manier kunnen er voor de schooltypes vmbo-t, havo en vwo mooie examens gemaakt worden. Misschien kan het ook voor vmbo-b en vmbo-k, maar eigenlijk ben ik tegen een centraal examen voor die schooltypes. Het zou ook fraai zijn als de drie schooltypes geregeld een of meer dezelfde titels op het lijstje zouden zetten, dan lezen alle examenkandidaten in Nederland hetzelfde boek of gedicht.
Vmbo
Op het examen vmbo-t zullen vier literaire werken centraal staan: twee romans uit de recente jeugdliteratuur, een roman uit de gecanoniseerde volwassenenliteratuur en een gedicht. Dit zou het lijstje kunnen zijn als we over drie jaar het nieuwe examen invoeren:
- Helen Vreeswijk, Vermist
- Edward van de Vendel, De grote verboden zolder
- Harry Mulisch, De aanslag
- J.C Bloem, ‘November’
Vreeswijk en Van de Vendel zijn hedendaagse auteurs wiens boeken door leerlingen en docenten gewaardeerd worden. De aanslag is een klassiek werk uit de twintigste eeuw en als verhaal niet al te ingewikkeld. Met de juiste voorbereiding kan de leerling prima ermee uit de voeten, de goede leerling kan zelfs excelleren met de vragen over dit boek. Het gedicht moet klassiek zijn, zodat er ook vragen gesteld kunnen worden over rijm en strofebouw. ‘November’ is zo’n gedicht. Met vragen over formele kenmerken kunnen alle leerlingen punten halen, met interpretatieve vragen kan de goede leerling zich onderscheiden van zijn/haar klasgenoten.
Vier literaire werken betekent dat je 2,5 punt kunt halen per werk. Het is hiermee mogelijk dat iedere leerling heus wel de 5,5 weet te halen én dat de goede leerling naar een 10 kan streven.
Havo
De havisten lezen vijf werken die een combinatie van hedendaagse en gecanoniseerde literatuur (waarvan minstens een werk uit de historische letterkunde) vormen. Dit zou een lijst van werken zijn om over drie jaar mee te beginnen:
- Esther Gerritsen, De trooster
- Tommy Wieringa, De heilige Rita
- Anoniem, Beatrijs
- W.F. Hermans, De donkere kamer van Damokles
- Martinus Nijhoff, ‘De moeder de vrouw’
Schrijvers schrijven voor het publiek van nu. Geen enkele schrijver hoopt op lage verkoopcijfers nu en hoge verkoopcijfers over 500 jaar. De literatuur van nu gaat over het nu. Vandaar de twee titels van hedendaagse schrijvers. Uiteraard bestaat de literatuur langer dan vandaag en over de literatuurgeschiedenis mag je als havist best het een en ander weten. Een werk uit de moderne literatuurgeschiedenis en een werk uit de oudere letterkunde lijken mij daarom wel op z’n plaats. Uiteraard hoort er ook een gedicht bij. Voor het havo-gedicht geldt ook dat het een klassiek gedicht dient te zijn, zodat er – naast interpretatieve vragen – ook vragen over rijm, metrum, stijlfiguren, et cetera gesteld kunnen worden. Vijf literaire titels, dus 2 punten te verdienen per titel. De minder getalenteerde havist kan hiermee heus wel de 5,5 bij elkaar sprokkelen, de leerling die wil excelleren kan voor de 10 gaan.
Vwo
De vwo-leerling leest werken die een combinatie van hedendaagse en gecanoniseerde literatuur (waarvan minstens twee werken uit de historische letterkunde) zijn.
- Joost van den Vondel, Gijsbrecht van Aemstel
- Esther Gerritsen, De trooster
- Ilja Leonard Pfeijffer, Grand hotel Europa
- Anoniem, Elckerlyc
- Louis Paul Boon, Menuet
- H. Marsman, ‘De grijsaard en de jongeling’
Ook voor het vwo geldt dat de leerling schrijvers van nu leest. Maar diezelfde leerling moet zich behoorlijk bewust zijn van de literatuurgeschiedenis. Daar dient ook op gereflecteerd te worden. Bij een klassiek toneelstuk kan dat over de drie eenheden, de vijf bedrijven, de ondergang van de tragische held, het bode-motief et cetera gaan – dat zijn de dingen die je als leerling kunt voorbereiden en kunt leren. Zo zijn er natuurlijk wel meer vragen te bedenken die de wat zwakkere vwo’er toch naar de 5,5 brengen. De moeilijkere interpretatievragen zorgen ervoor dat de excellente leerling ook echt de 10 kan scoren.
Tweede zitting
Het tweede deel van het examen Nederlands is de stelopdracht. De examenkandidaat krijgt de keuze uit een aantal opdrachten. Het aantal opdrachten waaruit hij/zij kan kiezen, hangt af van het schooltype. De leerling kiest uiteraard slechts één opdracht.
Vmbo
Er zullen op dit onderdeel zes keuzes zijn: drie over actuele onderwerpen en drie over de gelezen literaire werken. De actuele onderwerpen worden aan het begin van het schooljaar bekend gemaakt, zodat de leerling zich kan inlezen en oriënteren. De precieze schrijfvorm (brief, artikel, betoog) wordt pas op het examen onthuld. Ook zijn er drie schrijfopdrachten over de gelezen werken – bijvoorbeeld ‘Schrijf aan brief aan hoofdpersoon van De aanslag waarin je hem een hart onder de riem steekt bij zijn zoektocht.’ Of ‘Schrijf een betoog waarin je ‘November’ kenmerkt als beste gedicht ooit.
Havo
De havo-kandidaat krijgt acht keuzes op het schrijfdeel van het examen. Vier gaan er over actuele onderwerpen (voor het gemak zijn drie ervan hetzelfde als op het vmbo). Deze vier onderwerpen worden aan het begin van het schooljaar bekend gemaakt. Moet er een artikel geschreven worden bij onderwerp 1? Een brief bij onderwerp 2? Dat zie je pas als de envelop met examens opengemaakt is. De vier overige opdrachten gaan over de gelezen literaire titels van de lijst. Een voorbeeld van zo’n schrijfopdracht kan zijn: ‘Heb je zelf ook wel eens een bijzondere waarneming gehad? Schrijf een beschouwing waarin jouw waarneming in verband brengt met of afzet tegen de waarneming die de ik-figuur heeft in het gedicht ‘De moeder de vrouw’.’ Of: ‘De titel van een boek is erg belangrijk. Schrijf een betoog waarin je aantoont dat De heilige Rita inderdaad de perfecte titel voor deze roman is.
Vwo
Op het vwo worden er tien keuzemogelijkheden gegeven. Vijf over actuele onderwerpen (waarvan er vier hetzelfde zijn als op de havo). Ook op het vwo worden deze onderwerpen aan het begin van het schooljaar bekendgemaakt worden. En ook op het vwo ziet de kandidaat pas op het examen wat de schrijfopdracht precies inhoudt. Er zijn ook vijf opdrachten over de leeslijst. Bijvoorbeeld: ‘Stelling: Grand Hotel Europa is zowel een roman als een essay over massatoerisme. Schrijf een betoog waarin je deze stelling onderbouwt.’ Of: ‘Kun je Menuet lezen als een existentialistische roman? Schrijf een genuanceerde beschouwing waarin je antwoord probeert te geven op deze vraag.’
Literatuur en schrijfvaardigheid zijn de twee belangrijkste domeinen binnen het schoolvak Nederlands. Ze zijn zo belangrijk dat ze op het eindexamen getoetst dienen te worden. Daarnaast vind ik het belangrijk dat iedere leerling dezelfde kansen krijgt, iedereen kan het examen voorbereiden. Door de onderwerpen (zowel de literaire als de actuele) tevoren bekend te maken, creëren we een transparant en overzichtelijk examen. Het examen Nederlands mag geen vage black box meer zijn.
Karin Echten zegt
Heel interessant voorstel met prachtige vakinhoud! Nu nog wat taalwetenschap erbij 😉
Bas Jongenelen zegt
In plaats van 5 actuele onderwerpen (op het vwo), zouden er 2 actuele onderwerpen en 3 taalkundige onderwerpen voor de stelopdracht gekozen kunnen worden. Voor havo en vmbo zou een soortgelijke verdeling ook mogelijk zijn.
Peter J.I. Flaton zegt
Werkelijk een prima voorstel: ‘chapeau’. Wat bij uitstek een goed idee is, is dat de leerling zich kan voorbereiden door zich in te lezen en door te oefenen. Ik stel me daarbij voor, dat de leraar schrijfopdrachten aanreikt waardoor zij/hij vertrouwd raakt met diverse tekstsoorten en zo ontdekt welke het beste bij hem of haar past.
Ik hoop daarbij van harte, dat de discussie omtrent de verplichte boekenlijst niet meteen verzandt in een vruchteloos welles-nietes, zoals gebeurde toen Anbeek en Goedegebuure alweer jaren geleden hun voorstel m.b.t. een boekenlijst op tafel legden. Het gaat om het principe om de uitwerking waarvan consensus mogelijk moet zijn.
Wouter van der Land zegt
Waarom zou ‘onderwijsongelijkheid’ (alinea 1) bestreden moeten worden? Het ideaal lijkt mij onderwijs op maat voor iedere leerling. Standaardisering leidt bovendien tot vals leergedrag doordat leerlingen gewenste antwoorden uit het hoofd leren. Decennia geleden werden er al examenboekjes over de Donkere Kamer van Damocles en De Aanslag uitgegeven. Die kon je beter lezen dan het feitelijke boek, mogelijk omdat de docenten die ook gebruikten.
Een kleine standaardlijst leidt vrijwel zeker ook tot politiek geïnspireerde keuzes of een selectie zonder scherpe kantjes. Protestanten protesteren bijvoorbeeld tegen het opnemen van Mariken van Nimwegen omdat ze de duivel niet erkennen, identiteitsmensen vinden Multatuli te koloniaal, etc.
Peter J.I. Flaton zegt
Met die ‘examenboekjes’ doelt u waarschijnlijk op de synthesereeks, c.q. op Frans A. Janssen, “Over ‘De donkere kamer van Damokles’ van Willem Frederik Hermans”. Intussen is er ook het ‘Lexicon van literaire werken’, dat werkelijk een ‘mer à boire’ is. Beide series zijn niet voor havo- en vwo-leerlingen bedoeld gelet op het niveau. Mijn ervaring is (dan ook), dat leerlingen er niet mee uit de voeten konden, als ze al een poging waagden: ‘veel te moeilijk, meneer’. En hoe kunnen leerlingen gewenste antwoorden uit het hoofd leren, als ze de te stellen vragen niet kennen? Dit is vanzelf de crux van Jongenelens voorstel ofwel: vragen stellen is, zoals elke leraar weet, een vak.
Nieuw voor me is, dat ‘Protestanten (…) de duivel niet erkennen’. Afgezien van de vraag naar wat ‘protestanten’ hier betekent (gelet op de ’tohuwabohu’ aan denominaties die er achter dat woord schuilgaat), zou ik eraan willen herinneren, dat de vroegmoderne heksenwaan en heksenvervolging in met name lutheraanse en calvinistische regio’s in West- en Noord-Europa als welhaast letterlijk lopende vuren om zich heen grepen. De beschuldiging van een heks te zijn waarvan talloze (jonge) vrouwen het slachtoffer werden, hield o.a. seksueel verkeer met de duivel in. ‘Maar verlos ons van de boze’, bidden ‘protestanten trouwens in hun versie van het “Onze Vader”, retorisch vragenderwijs: wie mag die boze dan wel wezen?
Beide lijstjes van Jongenelen ogen als ‘een selectie zonder scherpe kantjes’, al zullen sommige reformatorici moeite hebben met Vondels “Gijsbrecht van Aemstel”, conform hun voorgangers in 1637. Wat is er trouwens mis met zo’n selectie want dat is wat u suggereert: dat er iets mis mee is.
Zouden er overigens ook ‘identiteitsmensen’ kunnen zijn die Multatuli niet koloniaal genoeg vinden en te weinig behept met de voc-mentaliteit?
Wouter van der Land zegt
@Peter J.I. Falton, mijn reactie was slordig wat betreft de duivel.
Er is niet echt iets mis met de lijstjes, maar als je wilt dat leerlingen literatuur leren kennen als ‘hoogste vorm van taalgebruik’ (dixit Jongenelen), dan moet je ze kennis laten maken met teksten die rammelen aan hun wereldbeeld, waarin de grenzen van de taal worden opgezocht en waarin een jaloersmakende stijl wordt gehanteerd. Dan denk ik niet direct aan ‘De Aanslag’ of troosteloze straten met ongekleurd namiddaglicht.
‘Zouden er overigens ook ‘identiteitsmensen’ kunnen zijn die Multatuli niet koloniaal genoeg vinden en te weinig behept met de voc-mentaliteit?’
Die bestaan zeker, helaas.