Dichter des vaderlands (10)
Door Marc van Oostendorp
(Geschreven op de 80e verjaardag van zijn vader)
De geschiedenis van het instituut Dichter des Vaderlands is ook een geschiedenis van de sociale media. Gerrit Komrij was een vaste gast op het weblog De Contrabas in een tijd dat weblogs nog hip waren. Ramsey Nasr maakte een serie YouTube-filmpjes. Ester Naomi Perquin heerste over Twitter. En wie het Dichterschap des Vaderlands van Tsead Bruinja wil begrijpen, kan het best terecht op Facebook. (De TikTok-generatie is nog niet gevestigd genoeg voor het ambt.)
Heus, de NRC maakt er werk van. Bruinja’s nieuwste gedicht sierde gisteren de voorpagina van de krant. Het gedicht is die prominente positie ook waard. Het was óók fijn dat andere kranten Lieke Marsman (Trouw) en Judith Herzberg (Het Parool) hadden gevraagd. Maar Bruinja wordt iedere keer iets beter in zijn rol van een dichter die zijn vaderland tegelijk wil troosten en prikken:
DE DOOD IS GEEN MEESTER UIT DUITSLAND
de amerikanen leerden het van de japanners
en de japanners kopieerden het van ons
wij hadden het op onze beurt van de chinezen
of van de spanjaarden afgekekenje windt een doek om iemands hoofd
verzadigt hem herhaaldelijk met water
zodat hij of zij wel in moet slikken
en vlot krijg je antwoord op al je vragenvoordat ze een naïeve romantica was
die haar brieven met sieg heil ondertekende
had schoonheid haar eigen gezicht
al ruimschoots verbrandsindsdien proberen wij een fik te blussen
en proberen zij het vuurtje
aan te laten wakkerenwe gooien een concert ertegenaan
laten helikopters met loodzware olijftakken overvliegen
die met messcherpe rotorbladen de ruime graven
in de wolken
net niet rakengisteren rolde er geen fust over de rubberen matten
van het ingezakte malieveldvonden wij tussen uitslagen uitvaarten en grafieken
tijd om ons te verdiepenrust om elkaar in de ogen te kijken
en na te denken over wat we zo krampachtig
en armetierig in stand willen houdenof wat we na 75 jaar eigenlijk
hebben te vieren
Maar op de Facebook-pagina van de dichter nam Bruinja de ruimte en gaf er meteen zelf commentaar bij. Dat betrof vooral de achtergronden van het gedicht. Mij lijkt dat als een dichter zulke dingen openbaart ze op een bepaalde manier bij het gedicht horen, er onderdeel van uitmaken.
Dit gedicht werd geïnspireerd door het gedicht ‘Todesfuge / Fuga van de dood’ van Paul Celan in een vertaling door Ton Naaijkens , de uitspraak van de Duitse filosoof Theodor W. Adorno die stelde: ‘Nach Auschwitz ein Gedicht zu schreiben, ist barbarisch’, de onthulling over het verleden van de jonge Lucebert en het lezen van het gedicht ‘Vrede’ van Leo Vroman.
Voor het stuk over ‘waterboarding’ ging ik vooral ten rade bij wikipedia. Ik kan mij voorstellen dat de Japanners het van de Chinezen hebben. Verder vermeld ik als inspiratiebron graag nog de film ‘The Report’ over het onderzoek naar de wrede en totaal nutteloze martelmethodes van de CIA.
Wat mij op Wikipedia het meest opviel was dit:
“Door mensenrechtenorganisaties wordt waterboarding als martelen aangemerkt. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog zijn op aandringen van de VS verschillende Japanners ter dood veroordeeld, die deze techniek hadden toegepast op geallieerde krijgsgevangenen.”
En dit (waar ik dankbaar uit heb geknipt en mee heb geplakt):
“De VOC paste een vorm van waterboarding toe op Ambon in 1623. Hierbij werd een doek om het hoofd gewonden en deze werd verzadigd met water zodat het slachtoffer niet meer kon ademen en al het water moest inslikken. In een geval werd de behandeling drie of vier keer herhaald totdat het lichaam van het slachtoffer enorm opgezwollen was, zijn wangen uitstonden en zijn ogen uit de kassen dreigden te raken.”
P.s. hieronder in de comments zal ik enkele links plaatsen naar de bronnen.
Een enigszins erudiete lezer zal de verwijzingen naar Celan, Lucebert of (iets meer verstopt) Vroman niet zijn ontgaan. Maar erg opvallend is de prominente rol die Wikipedia speelt in het veldwerk van de auteur. Het is heel onwaarschijnlijk dat iemand toevallig op een dergelijke passage stuit – je moet echt zoeken naar water boarding. Dat moet de dichter dus hebben gedaan. Bij wijze van onderzoek naar waterboarding kwam hij terecht bij deze passage.
En dat laat weer iets zien van hoeveel waarde deze dichter hecht aan feitelijkheid. Het lijkt een beetje op de manier waarop Multatuli – de dichter die gedichten wantrouwde – voetnoten toevoegde aan zijn werk om te laten zien dat het niet alleen maar mooie versjes en verhaaltjes waren. Bruinja wil ons niet stil ontroeren, hij wil dat we hem geloven.
In het commentaar onder zijn Facebook-post geeft de dichter ook nog links naar de genoemde bronnen, zoals de trailer van ‘The Report’:
De meeste van deze informatie staat overigens ook op Bruinja’s weblog, maar dat blog geeft geen mogelijkheid tot commentaar. En dus richt de vader van de dichter zich onder het gedicht tot zijn zoon, en ontspint zich de volgende dialoog:
- Foeke Bruinja Yndrukwekkend moai en wier Tsead. Kompleminten.
- Tsead Bruinja Tankewol, Heit.
Ook dat lijkt me een onderdeel van het gedicht. Feit en poëzie, herdenking en een blik op het heden, het persoonlijke en het publieke, ze lopen allemaal in elkaar over.
DirkJan zegt
Een goede analyse, vooral door het betrekken van commentaren van de dichter buiten het gedicht om. En ook de vermenging van het persoonlijke en het publieke buiten de tekst vind ik raak opgemerkt. Toch vind ik ook met al deze wetenschap het gedicht niet ijzersterk en te weinig actueel en urgent, ik geloof dat het ook niet veel los heeft gemaakt.
Dan vond ik de woorden uitgesproken op 4 mei door Arnon Grunberg in de Nieuws Kerk in Amsterdam, een stuk krachtiger en indrukwekkender. Er ontstond op Twitter heel veel discussie over en bewees de joodse Grunberg daar alleen maar zijn gelijk met de meest urgente zin uit zijn lezing, “Als ze het over Marokkanen hebben, dan hebben ze het over mij.”