Jérôme Gommers’ debuutbundel Momentums laadklep is een van de vier genomineerden voor de C. Buddingh’-prijs, die komende vrijdag wordt toegekend. Hieronder het openingsgedicht. (Uitgebreide voorproef hier).
Ik ging z’n lof zingen, want alles was mooi en lelijk. Ik zong,
zoals ik gebekt was, veranderlijk, wisselvallig, eigenlijk zonder
eigen stem. Nu eens melodisch, bijna romig, alsof ik iets
onappetijtelijks wilde bedekken. Dan weer krasserig als een mes
in de bast van een boom – oooh die binnenkort werd gerooid…
Vaak was het alsof een hand zich door mij heen dreef. Aha, mij
bespeelde. En inderdaad: ik opende mijn mond tot klankkast.
O keel, steelse verhefboom en beerput, monding en bron.
Hele talen verdwenen. En daarom: leef aanstaande dode taal. Leef
samengestelde werkwoorden, leef afgeklad, ingeklonken, door-
gelegen. Leef ten onzent, terdege, terwijl. Leef grijze balkenbrij
uit roze koppen, roze koppen uit grijze brij. Laat de houtworm
werkelijk voedsel worden, dat ons eten spreken, ons spreken eten
wordt – wat dat ook betekene. Laat de blijstift van hiers overzijde
hardelijke gummen, dags verwenteling ter glorie, dags verkrassing
tot een lippendienst aan ontoonbaar – o dat wij nooit meer spraken
loze, dat weij nooit meer wraakten het wrakhout onzer woning…
etceterâh etceterâh*
(‘Nou nou, trouwens…’)
Jérôme Gommers (1961)
uit: Momentums laadklep (2019)
*uitspreken zoals Joseph Brodsky dat zo mooi kon
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
C.W. Schoneveld zegt
In de geschiedenis van de Westerse literatuur onderscheidde de dichtkunst zich van het proza door toepassing van een vast metrum met per regel een vast aantal voeten, en meestal (maar nog niet in de bij de Griekse en Latijns dichtkunst) eindigend met een woord dat volgens een vast patroon rijmde op een woord aan het eind van een andere regel.Ter duidelijke herkenning van deze twee technieken (metrum en rijm) schreef men niet door tot de rechter marge van de bladzijde. Bij rijmloos vers bleef tenminste het metrum nog herkenbaar.
Mijn vraag is nu: is er bij het afschaffen van beide aspecten nog een reden te bedenken om regels af te breken voordat de rechter marge is bereikt? Zou het misschien alleen nog zin hebben bij de overgang van hoofdzin naar bijzin, of is het alleen maar vanwege een pretentie dat men geen proza praktiseert?
Cornelis W. Schoneveld
(oud, maar nog niet der dagen zat)
Jérôme Gommers (1961)
uit: Momentums laadklep (2019)
Ik ging z’n lof zingen, want alles was mooi en lelijk. Ik zong,zoals ik gebekt was, veranderlijk, wisselvallig, eigenlijk zondereigen stem. Nu eens melodisch, bijna romig, alsof ik iets onappetijtelijks wilde bedekken. Dan weer krasserig als een mes in de bast van een boom – oooh die binnenkort werd gerooid. Vaak was het alsof een hand zich door mij heen dreef, aha, mij bespeelde. En inderdaad: ik opende mijn mond tot klankkast. O keel, steelse verhefboom en beerput, monding en bron. Hele talen verdwenen. En daarom: leef aanstaande dode taal. Leef samengestelde werkwoorden, leef afgeklad, ingeklonken, door-gelegen. Leef ten onzent, terdege, terwijl. Leef grijze balkenbrij uit roze koppen, roze koppen uit grijze brij. Laat de houtworm werkelijk voedsel worden, dat ons eten spreken, ons spreken eten
wordt – wat dat ook betekene. Laat de blijstift van hiers overzijde hardelijke gummen, dags verwenteling ter glorie, dags verkrassing tot een lippendienst aan ontoonbaar – o dat wij nooit meer sprakenloze, dat wij nooit meer wraakten het wrakhout onzer woning…etceterâh etceterâh*(‘Nou nou, trouwens…’)
Wouter Steenbeek zegt
Bijna zestig en debuteren als dichter, met nog een nominatie voor de Buddingh’-prijs ook? Dat is nog eens hoopgevend! Niemand is te oud om te debuteren!
En als ik eerlijk ben is dit wel een gedicht naar mijn hart. Een beetje hoogdravend, maar met een heel belangrijk gegeven: talen kunnen verdwijnen, dat is des te meer reden om ze nu te doen leven. Net zoals mensen juist moeten leven omdat ze er ooit niet meer zijn.
C.W. Schoneveld zegt
Bijna zestig en debuteren als dichter,
met nog een nominatie voor
de Buddingh’-prijs ook?
Dat is nog eens hoopgevend!
Niemand is te oud om te debuteren!
En als ik eerlijk ben is dit
wel een gedicht naar mijn hart.
Een beetje hoogdravend, maar met
een heel belangrijk gegeven:
talen kunnen verdwijnen, dat is
des te meer reden om
ze nu te doen leven.
Net zoals mensen juist moeten
leven omdat ze er
ooit niet meer zijn.
Ik moet toegeven dat deze mooie reactie nog aan kracht wint op deze manier!
CWS