Door Roland de Bonth
Afgelopen donderdag – 11 juni 2020 – viel het juni-nummer van Onze Taal op onze inloopmat. Normaal gesproken lees ik als eerste, dus nog voordat ik de plastic folie heb verwijderd, de rubriek Ruggespraak met onbedoeld grappige advertenties en krantenkoppen. Maar dit maal had ik meer oog voor de voorkant waar breeduit het thema van dit nummer werd uitgemeten: de negentiende eeuw.
Zes deskundigen laten in deze aflevering hun licht schijnen over uiteenlopende aspecten van de eeuw die in meerdere opzichten belangrijk is geweest voor de ontwikkeling van het Nederlands. Zo werd er direct aan het begin van die eeuw eindelijk een van overheidswege officiële spellingregeling doorgevoerd, kon men aan de universiteit afstuderen als ‘neerlandicus’ en nam de belangstelling voor dialecten toe.
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal
De negentiende eeuw was ook de tijd waarin de eigen nationaliteit, cultuur en geschiedenis verheerlijkt werd – veel van de standbeelden die het nu moeten ontgelden, zijn toen opgericht. Net als in de ons omringende landen voedde dat ook in de Lage Landen de behoefte de nationale woordenschat vast te leggen. In de achttiende eeuw waren er in Nederland, onder andere door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, al vruchteloze pogingen ondernomen te komen tot een nationaal woordenboek. Het was de toegewijde en onvermoeibare Matthias de Vries (1820-1892) die er in navolging van het Deutsches Wörterbuch van de gebroeders Grimm (inderdaad, die van de sprookjes) voor gezorgd heeft dat Nederland en Vlaanderen op het Derde Taal- en Letterkundig Congres (1851) in Brussel instemden met De Vries’ Ontwerp van een Nederlandsch Woordenboek.
Zelf vormde De Vries samen met L.Ph.C. Van den Berg, die zeer spoedig zou worden vervangen door L.A. te Winkel, en J.B. David de eerste redactie van het woordenboek. In de praktijk was de rol van de laatste marginaal; het zijn vooral De Vries en Te Winkel geweest die zich vol overgave op het woordenboek hebben gestort. Zij ontwierpen speciaal daarvoor voor een spelling, vastgelegd in De Grondbeginselen der Nederlandsche Spelling (1863). België ging er vrijwel direct toe over deze spelling verplicht te stellen voor onderwijs en overheid, in Nederland duurde het nog enige jaren voordat deze spellingregeling officieel werd ingevoerd.
Optimist als hij was dacht De Vries de klus in 25 jaar te kunnen klaren. De eerste aflevering van dit woordenboek verscheen weliswaar al in 1864 maar het eerste deel, van A tot Ajuin, liet op zich wachten tot 1882. Het zal De Vries dan inmiddels wel duidelijk zijn geworden dat hij de voltooiing van dit Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) zelf niet meer zou meemaken.
De voltooiing van het WNT
Uiteindelijk is er bijna anderhalve eeuw aan het WNT gewerkt: in 1998 werd tijdens een feestelijke bijeenkomst in de Pieterskerk in Leiden de voltooiing ervan gevierd (al zijn er daarna nog drie delen met aanvullingen verschenen). Met vijf generaties redacteuren en 134 manjaren werk zal het geen verbazing wekken dat het WNT het grootste woordenboek ter wereld is met bijna een half miljoen trefwoorden, twee miljoen citaten en 50.000 bladzijden.
De 43 banden nemen bijna drie meter boekenkastruimte in. Door de omvang en de aanschafprijs was het voor de meeste mensen niet doenlijk een eigen exemplaar van het WNT aan te schaffen. Een fotomechanische herdruk uit 1993 kostte altijd nog 2000 gulden – omgerekend ruim 900 euro. Voor 1500 mensen was het dit geld waard om het woordenboek in huis te nemen. Twee jaar later, in 1995, kozen een paar honderd mensen voor een CD-rom met daarop het toen nog niet voltooide WNT. Ook zij moesten daarvoor een flink bedrag op tafel leggen: 1995 gulden.
Tegenwoordig is het WNT letterlijk onder ieders handbereik. Sinds 2007 is dit woordenboek namelijk, net als de andere historische woordenboeken van het Instituut voor de Nederlandse Taal, beschikbaar in een gratis webapplicatie: gtb.ivdnt.org. Een smartphone, een tablet of een pc met internetverbinding biedt zo toegang tot de Nederlandse woordenschat van pakweg de zesde tot het eind van de twintigste eeuw.
Het WNT in de klas
Hoe kun je de online versie van het WNT nu inzetten bij de lessen Nederlands? Op het Instituut voor de Nederlandse Taal zijn daarvoor twee lesbrieven ontwikkeld. Eén voor de onderbouw en één voor de bovenbouw.
Onderbouw
Voor de onderbouw (vmbo-tl, havo, vwo; eerste graad secundair) is er een lesbrief beschikbaar over zoeken met historische woordenboeken. Door het maken van deze opdrachten leren leerlingen onder meer dat de betekenis van woorden en de spelling van het Nederlands voortdurend veranderen.
Bovenbouw
Voor de bovenbouw (havo/vwo; tweede en derde graad aso) is er een lessenserie beschikbaar over onze webrubriek Terug in de Taal. In deze lessen wordt schrijfvaardigheid gecombineerd met taalbeschouwing en digitale geletterdheid. Het uiteindelijke doel is om leerlingen zelf een tekst te laten schrijven die geplaatst zou kunnen worden in de rubriek Terug in de Taal.
De lesbrieven zijn te vinden op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal bij Onderwijs/Voor docenten, waar ook ander materiaal te vinden is dat interessant kan zijn voor het (voortgezet) onderwijs.
Laat een reactie achter