Mea Verwey (dochter van dichter Albert Verwey) was uitgeefster en letterkundige.
Het veertje
Aan de haven vond mijn lief een veertje:
aan de haven waar de grootste sluisdeur
van de wereld, glijdend in zijn kassen,
maakt ruim baan voor overzeese schepen,
waarop mensenmenigt uit en thuis vaart.
Daar op ’t duinzand vond mijn lief een veertje
van een meeuw, een zacht en sneeuwwit veertje,
en hij raapte ’t op voor mij, zijn liefste,
en hij nam het mee naar waar hij woonde,
en hij sloot het door zijn schrift omgeven,
in de brief, die ik verlangend wachtte.
Niet de vogel was het, die de brief bracht
van mijn liefste, maar de brief een veertje,
een heel licht en zacht en sneeuwwit veertje
van de vogel, die het daar liet vallen,
waar mijn lief de grootste sluisdeur van de
wereld kwam te zien, en van de branding
in de verte, onder ’t doffe dreunen,
het uiteenslaan van de golven tegen
grauw basalt en tegen grauwe luchten,
met het schuim, zo wit en licht als ’t veertje,
dat hij vond, en zond aan mij, zijn liefste.
Mea Verwey (1892-1978)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter