
In de tweede editie van het jaar legt Vooys de aandacht op satire. Uiteenlopende ideeën over het belang en de positie van satire komen in dit nummer aan bod.
Het nummer trapt af met een artikel van universitair docent Ivo Nieuwenhuis, die een alternatieve kijk geeft op satire. Brigitte Adriaensen, hoogleraar Letterkunde en Spaanse Taal en Cultuur, die aan de hand van Argentijnse post-dictatuur laat zien dat literaire ironie niet onverschillig is. Vervolgens onderzoekt literatuurwetenschapper Inge van de Ven hoe online humor en ironie kan leiden tot offline consequenties. Literatuurwetenschapper Johanna Ferket analyseert hoe de achttiende-eeuwse Gentse rederijker Jacob Hije er mogelijk in slaagde om censuurwetgeving te vermijden zijn satirische toneelstukken toch aan het publiek te tonen.
Verder bevat dit nummer een interview met schrijver en cabaretier Micha Wertheim. Vooys sprak hem over de veranderende rol van satire en politiek. Hij laat zien dat theater nog steeds een belangrijk thema is voor ironie en spot. In onze rubriek ‘In de kast’ brengt historisch letterkundige Sabine Waasdorp het pamflet Seignoors Bommeken onder de aandacht. Daarnaast bevat deze editie van Vooys drie recensies.
Ik ben dol op humor en satire, maar heb een hekel aan ironie, steeds meer. Dat komt vooral doordat ik op sociale media signaleer dat ironie steeds vaker wordt gebruikt om in het midden te laten wat iemand werkelijk denkt. Dat moeten we als lezer zelf maar uitzoeken, het kan alle kanten op. Het is een verhullend middel geworden om je op een zogenaamd grappige manier te verschuilen achter twee tegengestelde meningen, zonder zelf man en paard meer te hoeven noemen Ik vind het opportunistisch en vaak een vorm van populisme. Wees direct en maak een eerlijke grap, een harde grap, maar geen ironie alsjeblieft.