Het alledaagse is het moeilijkst te vatten. Waar er vrij uitvoerige recepten zijn van ingewikkelde gerechten, waar er etiquettes zijn over hoe je te gedragen als je de Koning ontmoet, waar de formele taalregisters vrij compleet beschreven zijn, is het veel lastiger te vinden hoe je boerenkool maakt, wat je tegen de buurvrouw moet zeggen als ze van de trap valt, hoe Nederlanders nu onderling precies praten.
Dat laatste, daar gaat het ons hier natuurlijk om. Het is niet alleen een betrekkelijk onontgonnen gebied in de wetenschappelijke beschrijvingen van het Nederlands, maar vooral ook in de taaldidactiek: lekker gewoon Nederlands praten, hoe doe je dat? Wanneer zeg je bijvoorbeeld ‘lekker’, ‘gewoon’ of ‘lekker gewoon’? Het is eigenlijk eigenaardig dat het hoogste niveau van taalbeheersing als anderstalige door het Europese Kader, C2, wordt gedefinieerd als academisch taalgebruik. Je kunt ingewikkelde abstracte betogen houden en binnen vijf minuten door de mand vallen als je met een moedertaalspreker over het weer praat.
Verder gaan
Het gidsje Speaking Dutch like a Native. A Quick Guide to Colloquial Dutch wil in die didactische problemen voorzien. Wat is een joekel? Hoe lang moet je wachten als iemand straks terugkomt? In welke omstandigheden zeggen we precies nou of maar eens even? Uit de voorbeelden blijkt al dat het hier gaat om ‘Colloquial Dutch’ zoals gesproken in Nederland. Voor Vlaanderen moet de leerder naar een ander boekje omzien – dat is waarschijnlijk ook onontkoombaar, want de twee landen delen geen gemeenschappelijk informeel register.
De gids bevat ongeveer honderd woorden. Dat zijn er natuurlijk nog lang niet genoeg, en het is niet altijd duidelijk waar de scheidslijn ligt. Ik zou Mokum geloof ik niet zo snel hebben opgenomen – het is voor mijn gevoel niet echt colloquial, het wordt natuurlijk wel gezegd maar ik weet niet of er mensen zijn die het iedere dag gebruiken: Amsterdam is ook onder de Amsterdamste Amsterdammers een veel gewoner woord. Daar staat tegenover dat hé ontbreekt, terwijl hè er wel in staat, dat in de uitleg van joh geen aandacht wordt besteed aan joh in bijzinnen (‘ik zei joh dat moet je niet doen’) en dat er geen aandacht wordt besteed aan vent als aanduiding voor een mannelijke (potentiële) partner: dat is een lekkere man kun je eigenlijk niet zeggen, dat is een lekkere kerel klinkt in mijn beleving ook raar, het moet een lekkere vent zijn, zoals er ook een verschil in gevoelsbetekenis is is tussen mijn man, mijn kerel en mijn vent.
Maar dat is allemaal misschien meer Colloquial Dutch for Advanced Students. Het zou wel aardig zijn als dat er kwam – voor mensen die verder willen gaan dan C2.
Lijntje Pronk. Speaking Dutch Like a Native. A Quick Guide to Colloquial Dutch. Taalbureau TXT, 2020. Bestelinformatie bij de uitgever.
Benjamin Bossaert zegt
Voor Vlaanderen zijn er deze publicaties beschikbaar, van Sofie Begine, die met haar website “goesting in taal” daar heel intensief mee bezig is. Ze lijken me goede tegenhangers van dit Nederlandse boek https://www.goestingintaal.com/books.html
Esther Bouma zegt
De Duitse uitgeverij Hueber geeft een vreemdetalen-boekenreeks voor Duitstaligen uit onder de naam “Alltagstauglich”, waarin de meest uiteenlopende thema´s in alledaags taalgebruik worden geboden. Samen met Mei Ying van Overhagen maakte ik de Nederlandse versie: https://shop.hueber.de/de/alltagstauglich-niederl-ndisch.html We hebben getracht dit zo omgangstalig mogelijk te maken.
DirkJan zegt
Maar hoe leg je buitenlanders uit dat vrouwen wel ‘een lekkere vent’ mogen zeggen, maar mannen niet meer het woord lekker mogen gebruiken als het om vrouwen gaat, dus niet meer, ‘een lekkere meid’, of ‘een lekker dingetje’. Lekker voor mannen is alleen nog bestemd voor bier en een potje voetbal, maar al zeggen mannen dan niet meer ‘een lekker wijf’, we denken het natuurlijk nog lekker wel.