
Sabijnsche-maagdenroof
Loggia dei Lanzi
Hij is zwaar forsch, maar slank, mijn soudenier,
Soldaat van Romulus; hoog’r in zijn armen
Tilt de Sabijnsche maagd hij, trots haar karmen;
En welft zijn rug acht’rover in spel van spier
En pees; strak spant zijn dij breed; prachtig dier,
Mandier, dat schaakt zijn vrouwtje tusschen zwermen
Van vrouwen, vluchtend her en der, erbarmen
Smeekend in vrees voor ‘t driest mandriftig vier…
Gian van Bologna deed, met ‘t blij besef
Van ‘t recht des sterkste, die brutaal viert zege,
– In marmer eerst, op ‘t bronzen bas-relief
Daarna – hem leve’ en prachtiglijk bewegen,
En koos zich tot model dier lichaamsglorie,
Bartolommeo, den jongen Ginori.
Louis Couperus (1863-1923)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter