
Goudvlinder
Er luidde een klok en een landman spitte de vlakte,
Vogels omhoog kwinkeleerden hun luid lentelied,
Donker omlaag keek de man in de deugd van zijn arbeid,
Even omhoog in het luchtblauw, gram de gedachte:
Wie zal het land oogsten, ik of de bende der roovers?
Dieper omlaag groef hij: wie zal mijn ziel grijpen,
God of de duivel? Lijflijk bestond hij zoo pover,
Schold naar het voog’lenbroed om de luidruchtige vreugde,
Dolf naar de God in de grond die de vruchtbaarheid leidde,
Wachtte een moment, toen goudgeel een vlinder neerstreek
Neven zijn spa, waar de knoestige hand even poosde.
Nine van der Schaaf (1882-1973)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Ik weet niet wat jullie vinden, maar ik zeg: het gevoel voor versritme van deze Nine liet nogal te wensen over
Eens, alleen regel 3, 9 en 11 hebben dactyli, de rest is een rommeltje. Andere gedichten van haar lezen lekkerder weg.
Het weerbarstige ritme past goed bij die weerbarstige landman.
Ja, zo kun je het ook zirn.
Ik zou dit ritme niet weerbarstig noemen, maar fladderend. De vlinder blijkt het hele gedicht al aanwezig te zijn, af en toe (zeker in het laatste vers) zit hij even stil. Heel knap weergegeven door Nine van der Schaaf.
Hm, weet je zeker dat je haar niet teveel eer aandoet? Die regels met vijf heffingen en dubbele dalingen, een beetje kunstmatig, maar je zou dat kunnen opvatten als fladderen. Maar die antimetrieën, léntekleed, lúchtblauw, zíel grijpen, vóog’lenbroed óm: ik vind dat, misschien weerbarstig, maar allesbehalve fraai.
laat nine toch “in haar gedichten wonen”.
anoniem=harry reintjes
Ja, sorry, dat is natuurlijk zo
Metrum is natuurlijk één ding bij gedichten, rijm is een tweede en inhoud een derde. Wat mij betreft vul je dat nog aan met wat subjectief gedoe over tegenstellingen, overgangen, fantasieën en associaties. Slaagt een dichter erin de lezer zich te laten inleven in zijn gevoelens, dan is het doel bereikt. Dat geeft iets gelukkigs aan twee kanten. Daar maak je gedichten voor en daarvoor lees je ze.
Ik moet zeggen het met de opvatting eens te zijn dat in dit gedicht het metrum niet de schoonheidsprijs verdient, ook al ben je geneigd de maker van het gedicht niet voor het hoofd te willen stoten. Maar is de dichteres eenmaal aan een jambe begonnen, begint ze opeens te stotteren of gaat ze door met een trochee. Ik wil best veronderstellen dat dit horten en stoten een uitdrukking moet zijn voor de twijfel waarin die boer verkeert of, via de tegenstelling, moet leiden naar de verschijning van die prachtvlinder die als het ware alle onheil uitlacht met de simpelheid van haar schoonheid, maar ik vind dat een wat makkelijke rechtvaardiging voor deze vorm.
Als we ook de andere gedichten van deze dichteres bezien, zien we dat er weinig of geen rijm in haar creaties te bespeuren zijn.
Dat hoeft ook niet, als er dan ook maar iets tegenover staat. En dat staat er. En dat is het dichterlijke: een beeld oproepen dat tot gedeelde gevoelens leidt.
Lees die drie hier onlangs gepubliceerde gedichten er nog maar eens op na en ontdek niet alleen haar ervaringswereld, maar ook die van jezelf.
Er is naar mijn smaak niets mis met het ritme van dit gedicht. Het laat zich prima voordragen. Lees het maar eens hardop. Het is zeer muzikaal geschreven.
(En dan even wachten bij ‘wachtte’ – maar dat gaat vanzelf! Knap hoor!)
Ja verdraaid, je hebt gelijk, geloof ik. Je moet het hardop lezen.
Nu zou je een gedicht het beste los moeten beoordelen, zonder kennis te gebruiken buiten de woorden om, maar toch ontkom ik daar niet aan als ik lees dat Nine van der Schaaf tot de eersten behoorden die begin vorige eeuw, al aan het begin van haar dichterschap, het rijm hebben losgelaten. En dan denk ik, als je ook als pionier van vernieuwing zo rigoureus breekt met een eeuwenlange traditie van het rijm, dan zal een vormkenmerk als ritme ook niet veel meer betekend hebben. Zal Nine zich niet meer hebben gericht op de inhoud van haar gedichten, op de woorden zelf, op de beelden die ze wil oproepen en niet op knellende vormen zoals rijm en ritme? Nine was ook schrijfster van proza, misschien wel in de eerste plaats, en kan dit aan het loslaten van het rijm hebben bijgedragen en verklaren waarom ze relatief lange zinnen en geen strofen gebruikt?
Ik vind het geen indrukwekkend gedicht, maar nadat ik wat over haar las en wat ik me nu bedenk, is dit gedicht voor mij toch in een positiever daglicht komen te staan.