Peinzerij
Ik hoor van al het nieuwe een schoon en raadslig lied
En onze harten zullen sterven in die droom,
En al het heden breekt in ’t rampvervulde huis
Der aarde. Op zijn velden. In zijn koude nachten.
Wij hebben niet de menschheid lief die lijdt,
Wij minnen slechts een enkele, kind of man of vrouw,
Eén slaat de toon van ’t hart aan en éen luistert
En weemoed ruischt in ’t looverspel der boomen.
Een sterrestraal, een diepe vonk omhoog
Wekt de gedachte aan de diepe bron van ’t leven,
Wij zijn als bloemewezens wiegend op de steel,
Van ons gaan toekomstdroomen in het wijde zweven.
Nine van der Schaaf (1882-1973)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter