Herinnering
Uit malve en erica
naar mij genaêrd,
kwaamt ge in den avond,
ritselend van geblaêrt.
Gelijk een neerstige schaper
vóór zijn trage rij,
zoeter al pijpend
stondt ge voor mij.
De rozen lagen nog open
van late brand
en ‘k telde mijn vreugden
in uw hand.
Toen, in mijn armen,
ring van rust,
hebt ge alle wanen
van mijn mond gekust.
Dit kon de laatste dag wel zijn.
Om onze hoofden wat gegons,
en wij twee kinderen,
met gans de zon in ons.
Richard Minne (1891-1965)
uit: In den zoeten inval (1936)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter