Door Helge Bonset
In een vorig stukje voor Neerlandistiek heb ik laten zien dat, in tegenstelling tot wat in de media regelmatig beweerd wordt, er geen sprake van is dat 24% van onze 15-jarigen op grond van het laatste PISA-onderzoek ‘laaggeletterd’ kunnen worden genoemd. Het rapport geeft dat zelf overigens expliciet aan.
Onze 15-jarigen hebben geen moeite met het begrijpen van eenvoudige mededelingen of het lezen van de ondertiteling bij film of tv, maar ze vinden het moeilijk om de kwaliteit en geloofwaardigheid van een tekst te beoordelen, en om te reflecteren op de inhoud en vorm van een tekst. En dat is iets heel anders dan laaggeletterdheid.
Nu kwam ik een motie tegen van Van Meenen en Rog, onderwijsspecialisten van D66 en CDA, ingediend op 16 juni bij de behandeling van curriculum.nu. Hij luidt als volgt:
De Kamer, gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Staat van het Onderwijs opnieuw waarschuwt voor dalende niveaus op basisvaardigheden zoals taal, rekenen en burgerschap;
constaterende dat volgens OESO-onderzoek 24% van de 15-jarigen dusdanig laaggeletterd is dat zij niet voldoende kunnen meekomen in de maatschappij;
overwegende dat dit verstrekkende gevolgen kan hebben in het verdere leven en hiermee gestapelde problematiek kan ontstaan op gebied van werk, zorg, wonen, schulden en welzijn;
verzoekt de regering, om bij de verbetering van het curriculum eerste en hoogste prioriteit te geven aan de basiskennis en -vaardigheden Nederlands, rekenen/wiskunde, Engels en burgerschap, en gaat over tot de orde van de dag.
De motie steunde een goed doel, leek me. Dat vond de Tweede Kamer kennelijk ook, want hij werd met handopsteken en algemene stemmen aangenomen. Ik besloot dus om voor een keertje niet te vallen over die 24% ‘laaggeletterde’ 15-jarigen; ook aan desinformatie raak je gewend. Maar toen ik nog eens goed keek naar de tweede ‘constatering’ van de onderwijsspecialisten, zag ik toch iets vreemds. Er werd in de motie niet verwezen naar PISA-, maar naar OESO-onderzoek. Had ik iets gemist?
Na enig zoeken vond ik het bedoelde onderzoek. Het is het PIAAC-onderzoek (Programme for the International Assessment of Adult Competencies), uitgevoerd is door OESO/OECD in 2012, en beschreven in de publicatie Laaggeletterdheid in kaart van Marieke Buisman en Willem Houtkoop uit 2014.
Eén snelle blik is genoeg om te zien dat dit onderzoek helemaal geen betrekking heeft op 15-jarigen. Het is een grootschalig internationaal onderzoek (24 landen) dat het niveau en het gebruik van kernvaardigheden, waaronder taalvaardigheid, in kaart brengt onder volwassenen (16- tot en met 65-jarigen).
Maar nu ik toch in PIAAC terechtgekomen was, leek het me aardig om te kijken hoe het dan was gesteld met de laaggeletterdheid van 16-jarigen, die immers niet veel ouder zijn dan 15-jarigen.
In het PIAAC-onderzoek gaat het om functionele taalvaardigheid. Dat houdt in het begrijpen en analyseren van geschreven (ook digitale) teksten, maar ook met die informatie adequaat kunnen handelen, er iets mee kunnen doen. Bijvoorbeeld een formulier invullen, een routeplanner gebruiken, informatie uit een bijsluiter halen of financiële producten beoordelen.
De instrumenten van PIAAC – testen en een achtergrondvragenlijst – zijn afgenomen onder een steekproef van de Nederlandse bevolking van 16 tot en met 65 jaar. Het uiteindelijke responspercentage bedroeg 51%: 5.170 respondenten. De resultaten zijn gewogen, zodat ze een representatief beeld geven.
Laaggeletterdheid is geoperationaliseerd als niveau 1, bij een score van minder dan 226 op een schaal van 500 te behalen punten. Op dit niveau beschikken mensen over een elementair basisvocabulaire, en kunnen ze eenvoudige informatie uit korte zinnen en teksten halen. Ze hebben moeite om verschillende soorten informatie te vergelijken, te contrasteren of te beredeneren. Niveau 1 van PIAAC is vergelijkbaar met niveau 1F van het Referentiekader Taal, stellen Buisman en Houtkoop.
In totaal is (in 2012) 11,9% van de Nederlandse bevolking volgens deze norm laaggeletterd. Daarbinnen is 2,6% zeer laaggeletterd en 9,3% laaggeletterd. In de leeftijd van 16-24 jaar is 5% laaggeletterd, in die van 25-34 jaar 8,1%, van 35-44 jaar 8,9%, van 45-54 jaar 14,1%, en van 55-65 jaar 21,5%.
Het ziet ernaar uit dat dit rapport ons een reëel beeld geeft van de laaggeletterdheid onder 15/16-jarigen: geen 24%, maar 5%. Hierbij moeten we twee slagen om de arm houden:
- De 5% in de leeftijdscategorie 16-24 jaar is een gemiddelde over alle leeftijden in deze categorie. Het is niet zeker dat hij voor iedere leeftijd hetzelfde is.
- De algehele laaggeletterdheid kan sinds 2012 in ons land gestegen zijn, ook in de leeftijdscategorie 16-24.
Maar ook met deze slagen om de arm is het uitgesloten dat laaggeletterdheid onder 15/16-jarigen zelfs maar in de buurt komt van het getal dat wordt genoemd door journalisten, columnisten en nu dus ook onderwijsspecialisten. Deze demonstreren in de omgang met hun bronnen hun eigen vorm van laaggeletterdheid.
maanantai zegt
Tja, zodra het begrijpen van teksten geen onderdeel meer uitmaakt van de definitie van laaggeletterdheid is wellicht maar 1 of 2% laaggeletterd, natuurlijk, alleen wat heb je daar in hemelsnaam aan?
Helge Bonset zegt
Dat staat nergens.
Citaat: “In het PIAAC-onderzoek gaat het om functionele taalvaardigheid. Dat houdt in het begrijpen en analyseren van geschreven (ook digitale) teksten, maar ook met die informatie adequaat kunnen handelen, er iets mee kunnen doen. Bijvoorbeeld een formulier invullen, een routeplanner gebruiken, informatie uit een bijsluiter halen of financiële producten beoordelen.”
Beter lezen dus.
maanantai zegt
“Onze 15-jarigen hebben geen moeite met het begrijpen van eenvoudige mededelingen of het lezen van de ondertiteling bij film of tv, maar ze vinden het moeilijk om de kwaliteit en geloofwaardigheid van een tekst te beoordelen, en om te reflecteren op de inhoud en vorm van een tekst. En dat is iets heel anders dan laaggeletterdheid.”
maanantai zegt
Zodra je de kwaliteit van een tekst niet langer kunt beoordelen kun je filosofisch lijkt me ook geen begrip van de tekst claimen.
Berthold van Maris zegt
Altijd goed om na te gaan wat cijfers bedoelen en of ze kloppen.
Melchior Vesters zegt
Voor een zinnige discussie over ‘laaggeletterdheid’ is de volgende passage cruciaal:
“Laaggeletterdheid is geoperationaliseerd als niveau 1(…). Niveau 1 van PIAAC is vergelijkbaar met niveau 1F van het Referentiekader Taal, stellen Buisman en Houtkoop.”
Bonset hanteert de term laaggeletterdheid conform het aangehaalde onderzoek als het niet halen van 1F. Ik realiseer me dat hij vooral kritiek heeft op de manier waarop de Kamerleden met hun bronnen omgaan en niet zozeer betoogt dat hijzelf 1F beziet als de graadmeter van laaggeletterdheid. Toch ontbreekt het in zijn stuk aan kritiek op het hanteren van 1F als graadmeter: functioneren in de huidige samenleving vraagt om véél meer dan dat. Wie een blik werpt op het Referentiekader Taal, ziet dat niveau 2F zeer elementaire vaardigheden betreft; het lijkt mij niet controversieel (zie ook Gubbels 2019 hieronder) om iedereen die 2F (eind vmbo) niet haalt te beschouwen als laaggeletterd in de hedendaagse, complexe samenleving.
Om nog even terug te komen op de PISA-2018-resultaten (Gubbels 2019, zie de link):
https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2019/12/03/resultaten-pisa-2018-in-vogelvlucht/resultaten-pisa-2018-in-vogelvlucht.pdf.
Dit onderzoek vond dat 24% van Nederlandse 15-jarigen onder ‘niveau 2’ zit. Dit is het niveau dat het PISA-onderzoek beschouwt als nodig om in de huidige samenleving te functioneren. Kijk je naar de definitie van dit niveau (Gubbels 2019: 21), dan zie je dat niveau 2 overeenkomsten vertoont met 2F (en verder gaat dan niveau 1F!) in het Referentiekader Taal.
Kortom: terechte kritiek van Bonset op de slordigheid van Kamerleden, maar het is misleidend om te doen alsof slechts 11,9% van de Nederlanders en slechts 5% van onze jongeren laaggeletterd is. 1F hanteren als norm is veel te soft; als we 2F als norm hanteren, heb je het over een aanzienlijk hoger percentage. Volgens PISA zit 24% van de 15-jarigen onder ‘niveau 2’, dus dat komt wel in de buurt van de claim dat een kwart van onze jongeren laaggeletterd is. (En dan zwijg ik nog over mijn persoonlijke voorkeur: ik acht 3F nodig om volwaardig democratisch, d.w.z. kritisch denkend, te functioneren…)
Helge Bonset zegt
Ik kan je slechts verwijzen naar mijn vorige stukje, waarin duidelijk te lezen valt dat de auteurs van het Nederlandse deel van het PISA-rapport ‘onder niveau 2’ niet typeren als laaggeletterd. In het stukje lees je ook waarom.
Els Stronks zegt
Er zijn heel veel definities van geletterdheid in omloop, ook internationaal. PIRLS gebruikt bijvoorbeeld weer een iets andere definitie dan PISA. Verschillende definities van geletterdheid, betekent ook verschillende definities van laaggeletterdheid. Ik denk dat je dus niet kunt zeggen dat OESO/PIAAC dé laaggeletterdheid goed in kaart brengt, en anderen niet.
PISA noemt wat er geconstateerd wordt niet “laaggeletterd” maar “onvoldoende geletterd”, en dat lijkt me de kern van de zaak. Het is een mate van geletterdheid die je niet wilt in een land. Zelfs al kun je die mate volgens geen enkele definitie “laaggeletterd” noemen, onwenselijk is het wel dat mensen niet begrijpen wat ze lezen. Ik denk dat we daar vooral op moeten focussen.
Helge Bonset zegt
Onvoldoende geletterd is niet hetzelfde als laaggeletterd, en het punt is ook niet dat mensen, i.c. 15-jarigen, niet begrijpen wat ze lezen. Zie mijn vorige stukje.
Els Stronks zegt
Ja, sorry, niet kunnen evalueren en reflecteren over wat ze lezen, nadenken dus over wat ze lezen. Dat is volgens PISA onvoldoende, en dat lijkt me de ophef in de Tweede Kamer wel waard.
Zorgvuldig zijn met termen vind ik belangrijk, maar ook moeilijk. En zelfs in het wetenschappelijke onderzoek zijn er dus nogal wat termen en definities in omloop. Het lijkt me dat journalisten en politici dan ook nog eens een vertaling naar de volksmond maken. Analfabetisme, laaggeletterdheid: dat zijn termen die onder het brede publiek ingeburgerd zijn. Maar welke term kent dat brede publiek voor het type probleem dat PISA met geletterdheid in Nederland constateert? En dan bedoelt PISA ook nog eens “risico op laaggeletterdheid”, het stelt nog niet eens vast dat die 15-jarigen laaggeletterd zijn. Ik denk dat er geen voor het brede publiek bekende term is die dekt wat PISA bedoelt, en daarom snap ik de toevlucht tot het gebruik van de laaggeletterdheid wel. En ik waardeer dat men de urgentie wil benadrukken door die term te gebruiken.
Melchior Vesters zegt
Mee eens, het gaat erom de urgentie van een probleem te benadrukken. Verder is voor de gemiddelde toehoorder het onderscheid tussen ‘laaggeletterd’ en ‘onvoldoende geletterd’ volkomen oninteressant, het klinkt allebei als normatief oordeel.
Zelf ben ik niet bereid om mij het gebruik van het woord ‘laaggeletterd’ te laten ontzeggen omdat sommige onderzoekers hebben besloten om de term voor niveau X te reserveren, terwijl ikzelf het iets hogere niveau Y nog steeds als onvoldoende beschouw. Waarom zou de normatieve beslissing van enkele onderzoekers het publieke gebruik van een woord moeten bepalen?
Bonset gebruikt zelf overigens de term laaggeletterd ook niet geheel consequent (gescheiden van onvoldoende geletterdheid): zie de slotzin van zijn stukje.
Wat een zinloze discussie.
Helge Bonset zegt
Dan houden we voortaan de Vesters-norm aan.
Anoniem zegt
De tweede constatering van de motie verwijst wel degelijk naar het onderzoek van PISA. Dat onderzoek wordt namelijk uitgevoerd onder toezicht van de OESO (OECD). Meteen op de voorpagina van de website van PISA staat: “PISA is the OECD’s Programme for International Student Assessment. PISA measures 15-year-olds’ ability to use their reading, mathematics and science knowledge and skills to meet real-life challenges.” Ook het webadres maakt de relatie met de OESO gelijk duidelijk: https://www.oecd.org/pisa/.
Helge Bonset zegt
Ah, dit zou inderdaad een verklaring kunnen zijn voor het verwijzen naar OESO. Maar waarom staat er dan niet OECD in de motie?
Ook dan klopt hun bewering niet; daarover ging mijn eerste stukje.
Christel Dood zegt
OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) is de Nederlandse vertaling van OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development). PIAAC en PISA zijn inderdaad beide van de OESO.
Berthold van Maris zegt
Waar moet je het mee vergelijken?
Zijn er nu meer laaggeleterden dan bijvoorbeeld 40 jaar geleden, of juist minder?
Els Stronks zegt
Via de PISA site kun je veel vergelijkingen maken: met andere landen in Europa, de wereld, met jaren geleden: https://www.oecd.org/pisa/data/. De trend in Nederland is naar neerwaarts, en Nederland doet het slechter dan omringende Europese landen.
Berthold van Maris zegt
Bedoel je met neerwaarts minder of juist meer laaggeletterden?
Els Stronks zegt
Met neerwaarts bedoel ik “meer laaggeletterden”.