
De strijdbare dichter Albrecht Rodenbach overleed op jonge leeftijd aan een longziekte. Dit is een van de laatste gedichten die hij schreef.
Macte Animo*
Ik moet er niet van weten, van die zuidsche vrouwenzielen,
die, voelend het noodlottig leed hun longeren vernielen,
te midden het ontbladeren van de boomen kneuteren gaan
dat ’t jammer is van hen en van hun lief en van de blaân.
Zijt gij het die ik rochelen voel hier rond mijn hert, vernieling?
Zijt gij het, God verplette u, worm die mijner jeugd bezieling
verknagen moet! Het lijf wierp u mijn eigen roekloosheid,
doch, zier om zier, bestrijde ik u den geest, Noodlottigheid?
Gij die vandaag den hemel kuischt van vuiler dampen rotheid,
O licht, o warmte, o levenslust, bedanke u, vurige godheid!
– Mijn zonnig land… mijn verten… mijn jong leven… Kameraad,
nicht raisonniren… weer u scherp, en eind als een soldaat!
21 October 1879
Albrecht Rodenbach (1856-1880)
* Houd moed. Van Vergilius’ regel ‘Macte animo, generose puer! Sic itur ad astra’, oftewel ‘Houd moed, edele jongeling! Zo bereikt men de sterren.’
“Verder geldt voor hem wat wij ook reeds van andere dichters opmerkten: hij is van meer belang geweest voor zijn tijd dan voor het nageslacht. Albrecht Rodenbach is de figuur geweest bij wie het strijdend element van de Vlaamse Beweging het sterkst was: hij wekte zijn medestudenten op tot openlijk verzet tegen de verfransing, aan hem danken wij het strijdlied Klokke Roeland, door hem werd ‘Vliegt de Blauwvoet, storm op zee!’ tot de algemene strijdkreet.”
• H.J.M.F. Lodewick
Foto: Zeisterre / Wikipedia
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter