
In diepe genotsvoldaanheid
In diepe genotsvoldaanheid
overschouw ik uw blonde naaktheid:
inwendig straalt de gloed van uw bloed;
mijn mond raakt uw schouder: de huid is honigzoet.
Want achter u sta ik, tegen u aan,
van stille na-betrachting aangedaan:
onder uw oksels, mijn handen dorst ik
te strijken onder ‘t malsche wicht uwer borsten.
Diep in hun weelde trillen ze nog,
lijk vogels na een te verren, snellen tocht;
maar zacht-aan vervlakt de ronde tepel
tot bruine vlek: op witte roos een donkre pepel.
De zwoelte van uw borst wordt koel op mijn hand;
zoeter wellust wordt wat in mij was felle brand:
ik kus uw hals, dankbaar, onder uw linker oor;
zoo kuste ik eens mijn minne; en ga dan weêr voort,
ont-hecht, met, in mijn proevende geheugen,
de teêdre herinring van scherpe vreugden,
die uw zacht en zuiver beeld van goud
omvat – als zomergeur van rijpend ooft.
Fernand Toussaint van Boelaere (1875-1947)
uit: De gouden oogst (1944)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter