
Uit Nachtlus, de debuutbundel van recensent Jeroen Messely.
Habijt
Er speelt een ononderbroken hond op je erf
opdat je behoudt wat je hebt omheind.
Hij blaft elk uur honderd keer opdat de ander,
die wil, die klept, die geilt, gemuilkorfd blijft.
Zijn tanden zijn de kantelen van je mond.
Zijn keelgeluid het lid van je moordkuil.
Je beseft, het zelf is een achtergelaten werf.
Je lijf een veeg bord met afbladderende verf.
Deze eeuw ligt geketend aan de afbeelding
en belegen alfabeten moeten mee met hun tijd.
Daarom het habijt van een ongeletterde hond
terwijl binnen bij het vuur een belezen kat spint.
Jeroen Messely (1978)
uit: Nachtlus (2020)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter