Is er een verschil tussen zinnen en gedachten? Een heleboel zinnen lijken gedachten uit te drukken, en als je bij jezelf naar binnen probeert te kijken als je denkt, kun je daar soms zinnen zien ronddartelen.
Maar denken wij ook in taal? In ieder geval lijkt taal in een opzicht op denken: de creativiteit, die er vooral uit bestaat dat we eindeloos steeds weer nieuwe woorden – in taal – of dingen – in het denken – met elkaar kunnen combineren. Een nieuwe zin is een nieuwe combinatie van bestaande woorden, en zo zou je kunnen zeggen dat een nieuwe gedachte een nieuwe combinatie is van bestaande concepten. Zoals je zinnen kunt maken door twee zinnen met elkaar te combineren (‘Ik ben Job en ik heb een sticker op mijn kop’), zo kun je uit twee gedachten weer een nieuw idee kleien.
Equivalent
Het idee is daardoor onder syntactici populair geworden dat we inderdaad in taal denken. Misschien is het in zekere zin uitgeklede taal: we denken alleen in syntactische structuren. De precieze vormen van de woorden – de klanken waarmee ze uitspreken – worden alleen aan die structuren toegekend als we zinnen uitspreken. Die klanken zijn er voor de communicatie, ze vormen de jas waarmee we onze gedachten warm aankleden als we ze eenmaal zeggen.
Er worden vernuftige argumenten voor de hypothese gegeven, schrijft de jonge Amerikaanse taalfilosoof Gabe Dupre in een onlangs verschenen artikel. Het volgende viertal zinnen lijkt bijvoorbeeld aan te tonen dat we dingen die ongrammaticaal zijn ook niet kunnen denken:
- Ik breek het poppetje.
- Het poppetje breekt.
- Ik maak het poppetje.
- Het poppetje maakt. (Uitgesloten.)
Vanzelf
De verhouding tussen de eerste twee zinnen lijkt hetzelfde als die tusen de laatste twee. Iets wat een lijdend voowerp kan zijn (het poppetje) kan ook het onderwerp zijn bij dezelfde zin. Toch is de vierde zin ongrammaticaal, om redenen die een uitgebreide syntactische analyse vereisen, die je bij Dupre na kunt lezen, maar die er ook niet zo toe doet: Het poppetje maakt is in het Nederlands (net als zijn equivalent in het Engels) ongrammaticaal.
Maar hij drukt ook iets ondenkbaars uit: het is onmogelijk te bepalen wat ‘het poppetje maakt’ zelfs maar bij benadering zou moeten betekenen. Wordt het poppetje door iemand gemaakt? Of ontstaat het vanzelf (zoals je ook kunt zeggen ‘het poppetje breekt vanzelf’)?
Wat ongrammaticaal is, kun je niet denken, lijkt dit argument aan te tonen. En dan denken we dus misschien in taal – vandaar dat we wel aan brekende poppetjes kunnen denken, maar niet aan makende.
Dicht bij elkaar
Alleen kun je dit argument ook omdraaien, zegt Dupre. Er zijn ook ongrammaticale zinnen die wel degelijk een betekenis kunnen hebben. Als voorbeeld geeft hij (weer vertaald in het Nederlands):
- Joop niesde zijn tand de tafel over.
Die zin is ongrammaticaal: niezen kan bijvoorbeeld geen lijdend voorwerp hebben. Toch heeft de zin een betekenis – een situatie die je je kunt voorstellen en die alleen met enige omhaal van woorden uit te drukken lijkt in een grammaticale zin (‘Joop niesde zodat zijn tand de tafel over vloog’.)
Er zijn dus als deze redenering klopt ongrammaticale zinnen die toch een gedachte uitdrukken. Maar dan denken we dus niet in zinnen, of althans dan hebben onze gedachten niet de syntaxis van de taal.
Of we taal en denken aan elkaar gelijk kunnen stellen is daarmee volgens Dupre nog een open kwestie: er zijn argumenten voor en tegen te geven. Ze liggen in ieder geval, voor de mens, dicht bij elkaar.
Afbeelding: PsyCatGames
J. Houtsma zegt
Of we in taal denken zou ik niet kunnen zeggen. Maar het moet me van het hart dat taalkundigen misschien geneigd zijn wat te star over syntaxis te denken. Iemand die een tand over tafel niest is goed denkbaar, ik heb er wel eens een over tafel gelachen. En dat een poppetje aan het maken is, en niet aan het nietsdoen is vast ook wel eens vertoond in een stopmotionfilm.
Pieter zegt
De (lastig te onderzoeken) vraag is natuurlijk of dat komt omdat die ongrammaticale zinnen door een spreker toch wel als grammaticaal be beschouwd worden (“niezen kan wel degelijk een lijdend voorwerp hebben”), omdat ze in het hoofd op een of andere manier toch automatisch naar een grammaticale uiting verwerkt worden (“Joop niesde en zijn tand vloog hierdoor over de tafel”) of omdat we enkel en alleen maar in beelden denken (geen voorbeeld). Dat laatste maakt (ultra)abstracte woorden zoals “veel”, “graag”, “overal”, “nergens” dan wel interessante gevallen, zeker omdat die concepten ook heel a relatief kunnen zijn in diverse contexten.
In uw tegenvoorbeeld over het poppetje is het probleem echter voornamelijk dat het onmogelijk is om je voor te stellen “wat” het poppetje precies maakt. Een gat in de muur maken is iets heel anders dan een tekening maken. Ook naam maken is iets anders dan verdrietig maken. Je hebt misschien wel een soort mentaal idee van de ruwe betekenis, maar het beeld kan erg verschillen.
Ronald V. zegt
Ik weet het allemaal ook niet. In elk geval snijdt Dupre een interessante problematiek aan. Onder andere de kwestie: taal, wat is dat eigenlijk?
Misschien moet men taal iets ruimer zien dan alleen de linguïstische taal. Zo is er ook beeldtaal, ook interne beeldtaal in je hoofd. En in zekere zin ook een geurtaal. En misschien kunnen we zeggen dat er een soort gedachtentaal is waarvan de linguïstische taal slechts een uiting is maar dan wel weer een tamelijk dominante uiting, niet alleen extern maar ook intern.
Nu is het natuurlijk de vraag: wat versta ik eigenlijk onder taal? Taal lijkt mij een actief semantisch netwerk te zijn, dat min of meer is gestructureerd. Syntaxis, verdomd belangrijk. Maar de kern van taal, om het even welk soort taal, lijkt mij de semantiek. We denken en praten in betekenissen, die onderling betrekking op elkaar hebben want anders is betekenis geen betekenis.
Nu iets anders. Gister of zo klaagde iemand hier dat sommige theorieën van neerlandici duister en misschien zelfs zelden aangenaam waren. In elk geval, Van Oostendorp kan theorieën op eenvoudige maar verantwoorde wijze samenvatten en presenteren. Maar niet iedereen is Van Oostendorp. Zo had Den Uyl een zwager, Köbben, en die was socioloog. Hij, die Köbben dus, ergerde zich groen en geel aan het enigmatische poehajargon van sommige medesociologen. En wat te denken van het obscurantisch taaltje van vele Heidegger-adepten? Een labyrinth zonder uitwegen.
Ronald V. zegt
Legendum
De politicus Den Uyl had een zwager …
Robert Kruzdlo zegt
Gebarentaal, Nederlandse Gebarentaal is eindelijk erkend als de moedertaal van de dovengemeenschap. Daar moest ik aan denken toen ik dit bijzondere stuk van Marc las.
franscouwenbergh zegt
Dat wij in taal denken was John Hughlings Jackson (1835-1911) al duidelijk: “We speak, not only to tell others what we think, but to tell ourselves what we think”. Maar dat was allemaal nog speculatie, en daar zijn onze taalkundigen evenals alle academische filosofen nog steeds toe veroordeeld.
Sinds de opbloei van disciplinewetenschappen zoals antropologie, archeologie, paleoantropologie en ethologie vanaf de jaren ’70 konden filosofisch-antropologen aan de slag om het op wetenschap gebaseerde ‘grote verhaal’ te ontwerpen dat de ideologische leegte kan opvullen die het verdampen van het monotheïstische Grote Verhaal begon achter te laten. Maar jammer dan. De academische filosofiebeoefening werd postmodern: twijfel aan elke waarheidspretentie, zelfs aan die der wetenschap; en fobisch voor elke vorm van ‘groot verhaal’. En ze bleef ment de rug naar de zich opstapelende bouwstenen ervoor zitten. Een ramp voor onze hele samenleving. Zowel sociologisch als wetenschappelijk, want ook taalkundigen bleven onkundig van inzicht in wat ons van aapmensen tot mensen heeft doen worden.
Ik ben vanaf de jaren ’70 wél aan het bouwen gegaan en had al snel een coherent verhaal rond. Maar ja, ik ben een in alle opzichten schraal begaafde minkukel (kèje nagaan wat de echte Prlwytskowky’s van mijn werk zouden hebben gemaakt als…). Niettemin, voor een indruk wat betreft dit topic zou je op mijn blog http://www.humanosofie.nl kunnen snuffelen.
Ik zou desgevraagd ook hier kunnen uiteenzetten wat ons menselijke talig worden heeft ingehouden, ook wat ons menselijke denken betreft (dieren denken natuurlijk ook).
DirkJan zegt
‘Denken we in taal?’ Ik denk van wel, maar we denken niet alleen in taal, maar wat is denken en wat is taal?
Met taal kan je steeds nieuwe zinnen maken, maar kennelijk weer geen begrijpelijke zinnen als die niet in de werkelijkheid kunnen, zoals in het voorbeeld ‘het poppetje maakt’. Dat lijkt mij dan een gezonde grens aan de beperkte creativiteit van alledaagse taal, maar we hebben juist als mens, mogelijk ook door onze taalaanleg, ook een oneindig creatief vermogen, wat we wel fantasie of kunst noemen, waarbinnen alles mogelijk is, van een blauwe zon tot het bestaan van een planeet Aap en van een porgel tot een ‘poppetje maakt’. Met de kanttekening; mensen die dat natuurlijke onderscheid niet kunnen maken, belanden doorgaans in het gekkenhuis.
Mensen zouden volgens dit artikel dus zowel kunnen denken met en zonder goede grammaticale zinnen. Maar wat is dan de definitie van taal, is dat niet dat het een gestructureerd systeem is om een veelheid aan betekenissen te kunnen creëren, of is volgens de laatste bevindingen en inzichten van Leonie Cornips het ge-boehoe van koeien ook een taal, een taal zonder zinnen, laat staan een met een grammatica? Als je dat vindt, dan kun je dus ook al concluderen dat beide varianten mogelijk zijn. Maar in het eerste geval bij taal van menen, dus met een grammatica, kan je veel beter en uitgebreider, gevarieerder denken, dan met een taal zonder grammatica zoals bij dieren. Dat lijkt me toch een essentieel verschil tussen mens en dier, ook als bepaalde diersoorten over een (beperkt) taalvermogen beschikt. Dus anders dan primatoloog Frans de Waal gelooft en beweert, maakt dat taalvermogen in mijn optiek dieren echt niet gelijk aan mensen.
Het is een eeuwige discussie waar de geleerden nog steeds niet over uit zijn, is of veel dierengedrag wel of niet verklaard moet worden door instinct, door automatisch gedrag. Apen kunnen wel wat losse woorden begrijpen, klanken koppelen aan iets, maar ze hebben geen grammatica, dus geen echte taal om goed en creatief te kunnen denken. Ik zeg goed, want ze moeten hoe dan op een af andere manier toch wel kunnen denken, wel of geen instinct. En hebben omgekeerd., wij mensen, naast de grammaticale taal, ook nog andere (dierlijke) systemen in onze hersens waardoor wij ook denken zonder taal, zoals bijvoorbeeld als je met een lepeltje door een kopje koffie roert. Je denkt niet echt na, zeker niet in taal, maar het lijkt me ook geen instinct, maar toch vind ik het een vorm van denken die de handeling voortbrengt …
Enfin, er valt veel over na te denken en over te filosoferen, ook door taalleken als ik en dat is het mooie van de nu zoveel geplaagde Neerlandistiek, het bestrijkt een breed palet aan onderwerpen, van poëzie tot betekenisleer, van klankstudie tot taalfilosofie en ga zo maar door.
En om niet verder door te draven, stop ik nu en is ‘dus’ mijn conclusie:
Met taal kan je denken, met grammaticale taal kan je beter denken, maar je kan ook denken zonder taal.
Tenminste dat denk ik.
+
Taalwetenschapper Leonie Cornips van het Meertens Instituut en ook bekend van Neerlandistiek is vandaag – toeval bestaat niet – genomineerd voor de Klokhuis Wetenschapsprijs voor haar onderzoek naar koeientaal.
Anoniem zegt
Boe. Oote oote boe. Maar vissentaal? Bestaat dat? Ik heb een vijver met vissen. Als ze mij tegen vieren zien, verzamelen ze zich aan de rand in de hoop dat ik ze voer geef. Kun je zulk gedrag ook taal noemen? Er is toch sprake van enige communicatie. Vissen hebben gedrag. Maar hebben ze ook een soort communicatief gedrag, een soort gedrag dat je met enige armslag taalgedrag zou kunnen noemen? En om je gerust te stellen, als die beestjes zo om voer vragen, dan geef ik hen voer. Ik vind ze te vermakelijk om ze teleur te stellen.
Anoniem zegt
Schrijver is Ronald V. Elke keer vergeet ik dat deze site stelselmatig mijn naam vergeet. 🙂
Arno. zegt
Je schuift Frans de Waal iets te lichtzinnig terzijde, Dirk Jan. Elke uitspraak die je nu doet over communicatie bij dieren is heel riskant: voor je het weet achterhaalt nieuw onderzoek die uitspraak als een scheve schaats. We weten nog heel weinig over communicatie door dieren. Neem walvisachtigen, we beginnen nog maar net (als mensheid) aan de analyse van de veelheid aan mysterieuze geluiden die zij produceren. De jachttechnieken die in groepen jagende orka’s, maar ook wolven (en diverse andere jagende diersoorten), toepassen, zijn onmogelijk zonder een ingewikkelde betekenisoverdracht tussen de leden van de groep.
Maar we weten wel al genoeg om jouw stelling dat dieren alleen ’taal zonder grammatica’ kennen, te ontkrachten. Er zijn wel degelijk dieren waarbij de volgorde van geluiden die ze maken een verandering van betekenis met zich meebrengt. Dat is systematisch en zou je als een grammatica kunnen benoemen, hoe primitief ook. Verder zijn er al heel wat chimpansees en bonobo’s en ook gorilla’s, die met menselijke hulp zich van een aan grammatica gebonden taalsysteem kunnen bedienen – ze kunnen het in elk geval leren. Dat Frans de Waal gelooft en beweert dat dieren gelijk zijn aan mensen is volgens mij niet een juiste weergave van wat hij vindt – zoals ik hem ken uit zijn werk zal hij dat zo niet stellen. Wel dat de verschillen veel kleiner zijn dan we vanuit de historie denken, minder fundamenteel en meer gradueel. En dat het onderscheid tussen mensen en dieren zoals wij dat gewend zijn te maken, niet klopt.
Ronald V. zegt
Arno, ben jij de Arno die bijvoorbeeld intelligent heeft geschreven over mutaties en aanpassing? Je hoeft niet te antwoorden. Maar ik heb zo het vermoeden dat je, zacht uitgedrukt, weet waarover je het hebt als je over biologie praat. In elk geval een zeer deugdelijke reactie van jou. En voor mijzelf is jouw reactie een steentje in de onderbouwing dat bewustzijn stapje voor stapje is ontstaan in het dierenrijk. Wij mensen zijn al met al dieren, zij het met iets meer taal dan de meeste andere dieren. Zoiets dan. 🙂
Arno. zegt
Oei, bewustzijn (bij dieren): ook zo’n onderwerp waarvan modern onderzoek leert, dat onze opvattingen erover tot nu toe geleid zijn geweest door tekort aan kennis en vals geloof.
O ja, die mutaties en aanpassing… – waar hadden we het toen ook weer over? Als die reactie inderdaad zo intelligent was, hoop ik dat ze van mij kwam. Deugdelijkheid en intelligentie zijn eigenschappen die ik waardeer en die ik hoop mee te geven aan mijn reacties hier. En elders.
Niet dat je dat beweert, maar om de vraag ernaar voor te zijn: ik ben geen bioloog. Ook ik moet als ik over dat vakgebied beweringen doe, mij mijn eigen waarschuwing aan Dirk Jan, hierboven, voor ogen houden. Maar goed, al was ik wel bioloog, dan zou dat nog steeds niet anders zijn. Aan de andere kant zou het wel jammer zijn als je je altijd maar inhield, met die waarschuwing voor ogen. Je mag ook wel eens de randjes opzoeken. Zo zou ik jouw voorlaatste zin (wij mensen … andere dieren) graag veranderen door “iets” te vervangen door “veel” en “de meeste” laten voorafgaan door “verreweg”. Alleen maar braaf zijn is ook weer saai.
Ronald V. zegt
Bedankt voor je commentaar. En voor je correctie. 🙂
Arno. zegt
Even nog voor de zekerheid en duidelijkheid: als je het zo opvat dat ik stel niet dezelfde Arno te zijn, heb ik het waarschijnlijk niet goed geformuleerd. Ik heb het inderdaad niet concreet bevestigd, maar ook niet ontkend.
Maar met de ‘correctie’ bedoel je waarschijnlijk die aanpassing door mij van jouw zin.
Ronald V. zegt
Ik denk dat ik je wat dat betreft zeer goed begrijp. 🙂 Maar we laten het wat dit betreft erbij.
DirkJan zegt
2. LEONIE & FRANS
Ik ontken helemaal niet dat dieren geen taal zouden hebben en zo haal ik ook het onderzoek van Leonie Cornips aan die stelt dat er een koeientaal is. Maar betekent dit dan niet dat we de definitie van taal moeten oprekken, moeten verruimen, of blijft de taal van mensen nog steeds zo uniek dat je niet kan zeggen dat ze daarmee gelijk zijn aan dieren? Dat is een vraag die ik stel, maar ik neig naar het antwoord dat taal van mensen wezenlijk anders is dan die van dieren.
Frans de Waal schuif ik helemaal niet terzijde, ik heb veel bewondering en waardering voor zijn baanbrekende werk naar het gedrag van primaten en heel goed dat hij dieren heeft opgewaardeerd ten opzichte van ons mensen als onterechte, superieure wezens en ook heel veel lof voor de morele consequenties die hij aan zijn onderzoek heeft verbonden door onze houding en mentaliteit tegenover dieren te veranderen, ik ben onder andere daardoor vegetariër geworden, en ook dat volgens hem dieren emoties hebben, daar ben ik zeker van overtuigd, maar De Waal reduceert vind ik de mens te veel tot een eenvoudige diersoort – wat we natuurlijk ook zijn – en heeft hij te weinig oog voor het mijns inziens cruciale onderscheid dat wij over een complexe, gestructureerde taal beschikken en wat ons uniek maakt met daardoor al onze mogelijkheden om mens te zijn, in vergelijking met alle andere dieren, hoe bijzonder sommige dieren ook kunnen communiceren, zoals walvissen in de Antarctische Oceaan of koeien in een boerenstal in Greonterp.. En zolang ik een aap geen krant zie lezen, blijf ik daarbij.
http://www.dejongenskamer.nl/monkey.jpg
http://www.dejongenskamer.nl/varia99.htm#taal3
Deze en mijn eerdere, uitgebreidere reactie zijn op bovenstaande link te vinden.
Anoniem zegt
harry reintjes
het wachten is nog op het (r)evolutionaire moment dat een chimpansee een koe leert hoe zij haar gevoelens en gedachten op schrift stelt, met haar collega’s skypet en appt. 😉
Arno. zegt
Op de twee zinsdelen “[…in het eerste geval bij taal van mensen, dus met een grammatica, […] een taal zonder grammatica zoals bij dieren” in één zin stoelt mijn reactie, die volgens mij niet beweert dat je ontkent dat dieren geen taal zouden hebben; het gaat om een taal met grammatica, en de geciteerde zinsdelen suggereren mij dat je taal met grammatica wel degelijk als iets unieks van de mensheid beschouwt. Lees ik het verkeerd? Verder wijs ik op de mensapen die wel in staat zijn om zich te leren uitdrukken in een taal met grammaticale regels. Ik zou je aanraden eens de documentaire over de gorilla Coco te kijken; dat arme dier zag als jong gorillaatje voor zijn ogen zijn moeder vermoord worden waarna hij zelf uit de jungle werd geroofd om als huisdier te dienen. Hij bleek in staat om in een hem aangeleerde taal aan zijn latere wetenschappelijke ‘baas’ te vertellen wat hem was overkomen en wat dat hem als volwassen gorilla nog steeds deed, hij was een getraumatiseerd dier en daarin… menselijk. Ik aarzelde, ik had het woord ‘bijna’ er bijna bij geschreven. Ik zou het je aanraden, maar die documentaire is helaas ‘zwaar beveiligd’. Maar wel heel indrukwekkend, met plaatsvervangende schaamte voor wat ‘wij’ als mensen dit dier en zoveel andere dieren hebben aangedaan en nog aandoen.
Je vraag naar een definitie van taal vind ik terecht. Voordat we het erover willen hebben of dieren een taal kennen, moeten we het erover eens zijn wat de definitie is van taal.
Dat van het terzijde schuiven moet je binnen de context van deze gedachtenwisseling zien, en niet uitbreiden naar je vegetarische dieet en je andere ideeën over onze mededieren. Daar was mijn opmerking niet op gericht.
Ronald V. zegt
Citaat:
– Dat is een vraag die ik stel, maar ik neig naar het antwoord dat taal van mensen wezenlijk anders is dan die van dieren.-
Wezenlijk anders … Hoe dan? Wat is dan dat wezenlijke verschil? En moeten we niet zeer voorzichtig zijn met dat woordje “wezenlijk”? Neigt dat woordje “wezenlijk” niet naar de incorrecte filosofie van het essentialisme?
Zoals ik al eerder schreef, ik zie taal als een dynamisch gestructureerd semantisch netwerk, als een niet-statisch web van inhoudsrijke gedachten en ook gevoelens. Om de zaken iets te vereenvoudigen, ik meen dat andere zoogdieren, in zo verre ze niet slapen, ook daadwerkelijke semantische netwerken in hun koppen en koppetjes bezitten. Tot zo ver zeker geen verschil, laat staan een essentieel verschil. Wel is er dikwijls sprake van een gradueel verschil. Menselijke semantische netwerken zijn soms net iets rijker dan dierlijke niet-menselijke semantische netwerken. Maar ik denk dat ik dagelijks ogenblikken heb waarop mijn semantisch netwerkje armer is dan het semantisch netwerkje van mijn hond als die volop bezig is.
Wij, menselijke zoogdieren, hebben een ikbesef en dergelijke concepten. Misschien zijn zulke concepten bij de andere zoogdieren minder ontwikkeld. Maar om dit nou een essentieel verschil te noemen?
Cor van Bree zegt
Duizelingwekkende problematiek: taal en denken. Ik zie de geest van mijn kritische leermeester Stutterheim al aan de horizon verschijnen.
Rare zin natuurlijk met dat maar dat komt misschien ook dat je niezen met je neus doet en de tand in je mond zit. Ik moet in ieder geval denken aan middelnederlandse zinnen die ik kort geleden bij de ongeëvenaarde Stoett tegenkwam (par. 17), o.a. . Of . Hoe is het in hedendaags Nederlands: vind ik niet vreemd klinken. En ? Er is een verschil: is echt intransitief, kan transitief zijn. Speelt dat een rol?
Robert Kruzdlo zegt
Woorden bespringen de dichter, de dichter springt opzij. De beste verzen schrijf je niet, die zie je stil passeren. Als ik een versje schrijf, wil ik beschrijven wat ik denk en dat lukt nooit. Wat wel lukt is: woordloos en waar.