Eert de Taal, die wondergave,
Toovermacht , vol heerlijkheid,
Kroonjuweel in ‘s menschen wezen,
Teeken zijner majesteit.
Kunstig aangelegd vermogen,
Dat getrouw’lijk wedergeeft
Al, wat in de binnenwereld
Van het mensch’lijk aanzijn leeft.
Waan en wijsheid, droom t en waarheid,
Spijt, verrukking, kalmte en angst,
Afkeer, liefde, geestdrift, weedom,
Zielsvoldoening en verlangst.
Al, wat door de donk’re gangen
Van de hers’nen gaat en ‘t hart,
En daar vreugdelichten aansteekt
Of wel, vreugdeglans verzwart,
Elk gevoel en ieder denkbeeld
Wordt aanschouw’lijk of gehoord
Alles kan de Taal vertalen,
En voor alles heeft zij ‘t woord.
Eliza Laurillard (1830-1908)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter