
Ghy die hier vvandelt door de kerck,
En treet van d’een op d’ander serck,
Koomt hier, en staet een vveynich stil,
En hoort eens vvat ick seggen vvil.
Hier onder leyt een schoone maeght,
Maer sooje die eens heden saeght,
Nu, seg-ick, als de bleecke doot
Heeft af-geteert haer jeuchdigh root,
Nu, seg-ick, als het duyster graf
Haer luyster heeft ghegeten af,
Nu, seg-ick, nu men slechs alleen
Maer siet een dor, een nietigh been.
Ach tusschen haer en Slons haer meyt
En vondje nu gheen onderscheyt.
Jacob Cats (1577-1660)
uit: Houwelick (1625)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter