Uit Vissenschild. Een episch gedicht van Liesbeth Lagemaat. Het gedicht wordt uitgevoerd als gesproken opera op 19 november in Perdu in Amsterdam.
De rouw van het nevelkind
Dan sluipt het schirrezusje langs de plas, haar zweemkompaan
ooit gebotseld uit hersenkrampen van een allenig kinderwezen.
Aan te roepen als een zilveren fluitje in de nacht.
Waar weven draden zich van dauwkind naar Elpis in de ochtend
straks, die komt. Hoe de weteringdamp in zichzelf verwart.
Nevel zoekt: is dat een passende afdruk in gras, kan dampvoet staan
in dat stuk getekende modder. Zuchtzusje spreidt zich uit
op de doofstomme akker. En speurt. Sluierdans, dat ook, maar
vanwege de breuklijn, getrokken vannacht.
Wat blijft: de trekking naar haar. Wat blijft: een richtingloos
zoeken. Zoveel vocht is de wereld ten spijt. Nimbus. Nimbus.
Een bij duikt diep in het vingerhoedskruid, mus bekt stupide in
graangruis, een zinloze wesp tilt zijn achterlijf op, bladnerven
doorlaten een grim van licht. De dag heeft zichzelf in het water
geflikkerd, kringen, plichtmatig. Een tor met zwarte kabots landt
op rietkraag. Hakselstro. Een schunnige zon. Schirrekind spreidt
vingers naar niets. Zal blijven: een echo. Niks geen loutering
is het niets. Zal blijven: gejank dat niet meer uit je schedeldak is
weg te krassen, zal blijven een tong van chloor, schaamte
de doezelveer die elke klank ineen doet stuiken voordat een woord
gebrakt. En dan nog. Niemand hoort. Nevel spreidt zich en spiedt.
Het koolzaadveld overrompelend.
Liesbeth Lagemaat (1962)
uit: Vissenschild (2020)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter