
Aan F. van Eeden
Ik ben gestemd om een sonnet te maken,
Teêr-blauw als mij Japanse verzen lijken,
Zo vlak als water, dat geen rimpels strijken
Tot vloeiend matglas, waar zij de’ oever raken.
Fijn porcelein met, voor verwende smaken,
Bleek-blauwe poppen die zo wijd uitwijken,
En zonder perspectief – de rijken kijken
Bij ’t kopen, of de kleine barstjes kraken.
Zó is mijn stemming, bleek met wijde luchten,
’k Ben bang, dat zij zal breken onder ’t schrijven,
’k Schrijf fijne letters, in mijn teder duchten:
Ik wil, dat ze ongebroken weg zal drijven,
Zonder een lijn, als luchte wolken vluchten, –
Doch dit Sonnet zal voor U overblijven.
Albert Verwey (1865-1937)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter