
Verbeelding van de dronkenschap (fragment)
In ’t kort ook, hoe gering een mensch op aardt kan weezen
Hy heeft voor alle quaat door dronkenschap te vreezen.
Een dronkaart die verspilt zyn erfgoet zonder vrucht,
En maakt dat zyn gezin om zyne dwaasheit zucht.
Hy doet van voddevaêrs het zyne zich ontprachen,
Die, als hy is berooit, om zyne dwaasheit lachen.
Hy stelt zich zelf ten spot van elk die hem ontmoet,
En wordt van brave liên gestoten met den voet.
Naakt, haveloos, bedrukt, gevoelt hy alle plagen,
En moet nog boven dat elks schots verwyt verdragen.
’t Gemoet vol kommer, en het lichaam vol van pyn,
De leden bevende van jicht en fleresyn,
Zyn ogen root en zwak, de handen krom gebogen
De beenen knikkende en zyn kragten gansch vervlogen,
’t Gedenken sporeloos, en, in een woort gezeit,
Het ware voorbeelt van volstrekte elendigheit.
Thomas Arents (1652-1701)
Mengelpoëzy (1724)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Lukas Rotgans, “The Scourge of Drunkenness”
How does the booze make mobs so droll to drop all reason,
And drunkenness turn hearts of sense so out of season!
How many fruits does it produce of various kinds!
It sharpens tools of wrath and kindles fiery minds
Of discord and dispute in humankind’s emotions.
It opens hearts to swallow up foul-tempered potions.
It spreads the hotbed of obscenity that soils
Both soul and body, like a helmless keel which toils
Through heavy storms, thrown to and fro on th’ ocean,
Then flies on high, or plunges down in high-speed motion,
Until at last, thrown on the cliffs, it bursts apart:
So does a drunk cruise down here on the waves that dart
Until his weakened soul, without the helm of resolution,
Is wrecked on banks or cliffs of moral dissolution.
Vertaling C.W. Schoneveld