Dat Ewoud Sanders na 20 jaar WoordHoek verdwijnt uit de NRC betekent dat de meest klassieke krantencolumn over taal ophoudt te bestaan. Natuurlijk houden bijvoorbeeld Ton den Boon en Peter-Arno Coppen in Trouw moedig stand, maar hun werk is toch minder klassiek.
De klassieke krantencolumn was Dezer dagen van Jérôme Heldring: een autoriteit die met een bepaalde regelmaat in de krant stond, van wie je vantevoren wist wat je moest verwachten, en die op dat kleine podiumpje in de krant een persoonlijke band opbouwde met zijn lezers, die ook regelmatig brieven schreven, die vervolgens soms weer aanleiding vormden voor een nieuwe column. De column was zo een rubriek, een klein instituut binnen de krant.
Pioniers
Zulke columns worden minder geschreven, al is het maar doordat je de tijd nodig heb om zo’n instituut te worden en veel kranten columnisten om de zoveel tijd vervangen, op zoek naar steeds weer wat anders. Tegelijkertijd zijn veel bekende columnisten van dit moment ofwel minder autoriteiten dan entertainers, ofwel zijn hun columns meer wekelijkse mini-essays.
Sanders was inmiddels wel zo’n instituut – een van de laatsten, niet alleen op taalgebied. Het blijkt uit de bundel Helder mij even op die hij ter gelegenheid van zijn afscheid samenstelde. Dat is natuurlijk een selectie van de wat meer tijdloze stukken, maar ook daaruit merk je dat hij een mix maakte van persoonlijkheid – als je alle 1000 stukken zou lezen zou je een beeld hebben van de man Sanders –, van actualiteit en lezersvragen of observaties en van autoriteit. Waar in sommige kranten de taalcolumn er vooral een is voor lolligheid, was Sanders nooit te beroerd om iets uit te zoeken – hij is zelfs een van de pioniers van het gebruik van grote tekstbestanden voor historisch taalonderzoek in Nederland.
Ontroerend
Uit de bundeling van WoordHoeken blijkt waar Sanders’ voorkeuren liggen: bij taalgeschiedenis, en dan vooral in lexicografische zin (wanneer werd een woord voor het eerst gebruikt en waar kwam het vandaan?), bij de taal die gewoonlijk als obsceen of beledigend wordt gezien, de taal van de straat. Met taalnormen of met spelling heeft hij, ongetwijfeld tot wanhoop van sommige van zijn lezers, nooit veel opgehad.
Die persoonlijke keuze is één manier waarop het instituut een persoonlijk trekje krijgt, een andere is dat Sanders voor jeugdtaal zo te lezen vrijwel altijd te rade ging bij zijn kinderen en hun vrienden, zoals ook zijn ouders – iets minder nadrukkelijk – figureren in zijn fascinatie voor de manier waarop er over Joden wordt gesproken in het Nederlands. (En het boek eindigt met een kort, ontroerend stukje dat nauwelijks over taal gaat en sterk over zijn moeder.)
Dynamiek
Het is voor de liefhebber van de klassieke krantencolumn een verlies dat WoordHoek nu verdwijnt uit de krant. Sanders gaat nu onder dezelfde naam door op de website van het Instituut voor Nederlandse Taal (INT) – dat lijkt een opvallende keuze, de rubriek wordt daarmee eerder een weblog, met een ander soort dynamiek.
Tegelijkertijd lijkt me uitgerekend Sanders precies deze stap naar hét instituut van de grote taaldatabestanden wel toevertrouwd. Hij is er in staat een nieuw genre te scheppen, hoop ik. Ik ben benieuwd!
Ewoud Sanders. Helder mij even op. De beste WoordHoeken uit NRC. Walburg Pers, 2020. Bestelinformatie bij de uitgever.
Full disclosure: Sanders schrijft ook wekelijks voor Neerlandistiek;
hij bedankt mij in het voorwoord van zijn boek;
en ik heb hem in het verleden weleens vervangen als hij met vakantie was.
Berthold van Maris zegt
Marc van Oostendorp en Ewoud Sanders zijn met elkaar bevriend, had dat er niet even bij gemoeten? Wat is in deze het beleid van de hoofdredactie van neerlandistiek.nl? Het leest nu als een objectief oordeel, maar je kunt je vrienden niet objectief beoordelen.
Waarmee ik niets ten nadele van dat boek wil zeggen.
DirkJan Vos zegt
Sterker nog, Marc is jarenlang ook de vervanger geweest van Ewoud Sanders’ Woordhoek als hij verhinderd was.. En dat schrijft Marc ook niet, erg hè?
En dus weer een taalrubriek minder in de kranten, terwijl ik me al jaren afvraag, Wanneer krijgt Marc van Oostendorp nu eens een taalcolumn ergens in de media?
Berthold van Maris zegt
Ja Dirkjan, misschien wordt het tijd dat ook neerlandistiek.nl een heer wordt, door journalistieke principes die elders heel normaal zijn ook hier te omarmen, zoals: niet zelf over je vriendjes schrijven.
Marc van Oostendorp zegt
Het is beide discussianten misschien ontgaan dat er onder het stuk een Full disclosure prijkt, waarin in ieder geval de vervanging genoemd wordt.
Overigens ken ik in de Nederlandse taalkunde vrijwel iedereen persoonlijk, en ga ik met de meeste mensen vriendschappelijk om. Het is een beetje eigenaardig om op deze plek persoonlijke relaties te bespreken, maar ik geloof niet dat mijn relatie met Ewoud Sanders nu zoveel warmer is dan die met anderen (en dat geldt voor Sanders omgekeerd vast ook). Als dat het criterium zou moeten zijn, zou ik hier alleen nog boeken kunnen bespreken van Berthold van Maris, maar die schrijft bij mijn weten geen boeken.
Richard Bank zegt
Maar Marc schrijft toch helemaal onderaan juist over zijn band met Ewoud Sanders, is dat niet genoeg?
Berthold van Maris zegt
Ja, ik zie die full enclosure nu ook. Die staat, zo onder de boekgegevens, op een plek waar je niet zo snel uitkomt als digitale lezer. Dat blijkt wel.
Het juichend schrijven over mensen waarmee hij ook een warme vriendschappelijke band heeft is bij deze blogger inderdaad, zoals hij zelf trouwens ruiterlijk toegeeft, schering en inslag. In een krant of tijdschrift zou dat niet kunnen, waarom in een digitaal tijdschrift dan wel?
Marc van Oostendorp zegt
Full disclosure: wij hebben elkaar bij mijn weten slechts twee keer vluchtig ontmoet in een professionele setting, dus ik heb geen idee waar je al die informatie vandaan hebt over met wie ik er al dan niet ‘warme vriendschappelijke’ banden op na zou houden. Het zijn niet meer dan speculaties; dat je je daaraan overgeeft terwijl je mij nauwelijks iets van me weet, lijkt mij niet in overeenstemming met de door jou aanbevolen journalistieke codes.
Ik denk niet dat het gaat over ‘krant of tijdschrift’ tegenover ‘digitaal tijdschrift’. Neerlandistiek komt voort uit een gemeenschap – die van de neerlandici; dát is het onderscheidende kenmerk. Je komt hier om berichten te krijgen van binnenuit in die gemeenschap; je krijgt dat soort berichten hier meestal als eerste. Sommige journalisten ‘van buiten’ gebruiken deze website als een bron om onderwerpen te vinden voor hun eigen stukken die dan meer ‘van buiten’ geschreven zijn. Dat lijkt mij het wezenlijke verschil tussen een blog als dit en een algemeen periodiek over allerlei onderwerpen.
Een consequentie is dat er hier zelden een boek besproken zal worden door iemand die nog nooit van de auteur gehoord heeft, want de gemeenschap is klein. Dit geldt overigens voor alle vakbladen, digitaal of niet, en ook voor ‘kranten en tijdschriften’ lijkt het me een illusie dat boeken altijd worden besproken door mensen die nog nooit van de auteur hebben gehoord. Dat heeft voor de hand liggende voor- en nadelen. We plaatsen bovendien nooit iets anoniem – schrijvers verbinden dus hun eigen reputatie aan hun oordeel. Als ik een waardeloos boek aanbeveel, staat dat oordeel dus voortaan op mijn naam.
Ewoud Sanders zegt
Curieus dat Berthold van Maris met een beschuldigende vinger naar Marc wijst zonder diens stuk goed te lezen – die full disclosure is toch lastig te missen. Nog curieuzer vind ik dat hij zomaar aanneemt dat Marc en ik dik bevriend zijn, zonder dit bij Marc of mij te checken (geen voorbeeld van zorgvuldigheid). Ik voel mij nu gedwongen om te verklaren dat dit niet het geval is. De laatste keer dat Marc en ik met elkaar hebben geborreld of gedineerd was … nooit. Wel mag ik hem graag, heb ik veel respect voor zijn kennis, leg ik wel eens iets aan hem voor – net als aan vele anderen – en vind ik zijn werk erg inspirerend.
Natuurlijk ga je geen boeken bespreken van je beste vrienden – niet in een blog en niet in een krant. Maar in een klein vakgebied als de Neerlandistiek ken je al snel veel mensen en als je hun werk gaat uitsluiten doe je je lezers tekort. Zo heb ik vaak melding gemaakt van werk van Nicoline van der Sijs – wie kent haar niet – terwijl ik bij haar ben gepromoveerd. Ja, je kunt je dan op glad ijs begeven, maar Van Maris onderschat mijns inziens iemands professionaliteit en onafhankelijkheid. Vergelijk het met politieke verslaggevers: die kennen de mensen over wie ze schrijven ook vaak goed (‘hé Mark!’), maar als ze over hen schrijven blijven ze kritisch. Dat wordt door beide partijen op prijs gesteld, zoals ook in dit geval.