
Door Marc van Oostendorp
Een eenvoudige ritmische wet is dat de driekwartsmaat licht is en de twee- of vierkwartsmaat zwaar. In de muziek is een driekwartsmaat een wals en een vierkwartsmaat een mars. In de Nederlandse poëzie hebben veel lichtere genres een onderverdeling in drieën: van de limerick (een vrólijke mán te Den Dúngen) tot en met het zogeheten ollekebolleke (‘Éven uw áándacht graag / Kórte beríchtgeving / Óndergenóémde / Is níét meer in bééld’): ze walsen de tent uit. Serieuze gedichten worden geschreven in regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
Ik denk dat dit een factor is waarom Nederlandse vertalingen van Homeros of Vergilius of dat soort lieden in dactylische vorm vaak zo moeizaam zijn. Een dactylus is támtata in het Nederlands en dus een driekwartsmaat. Dat ligt niet lekker voor een hoogdravende tekst zoals een epos. Veel vertalers hebben daarom een jambische maat verkozen. Men zegt dat dit gebeurt omdat dit ‘nu eenmaal’ beter in het gehoor legt, maar waarom dat gehoor dan zoveel beter reageert op die jamben dan op dactyli, dat zegt men er dan weer niet bij. Ik denk dat die driekwartsmaat er iets mee te maken hebben.
Maar hoe zat het dan met die Grieken zelf? Hoezo konden zij zich wel laten vervoeren door die dactyli? De verklaring is volgens mij heel eenvoudig: voor hen was die dactylus een vierkwartsmaat. Hij bestond niet, zoals bij ons, uit een beklemtoonde lettergreep en twee onbeklemtoonde, maar uit een lange lettergreep en twee korte. Die lange lettergreep was ongeveer twee keer zo lang als een korte. La-ang kort kort is een vierkwartsmaat. Kort kort kon je vervangen door lang, en dus is la-ang la-ang óók als een goede vierkwartmaat, een zogeheten spondee, die in sommige boeken van de Ilias feitelijk frequenter schijnt te zijn dan de eigenlijke dactylus.
Homeros schreef dus ook geen walsjes maar marsen.
Ik zou de dactylus van Boutens geen wals willen nomen. Eerder een Menuet. Mozart symfonie 39 b.c.
Off-topic: volgens mijn papieren rijmwoordenboek rijmt er niets op Den Dungen..
Maar de serieusheid van een ritme heeft dus te maken met het gebruik van je benen?
Van een mars kan ik me voorstellen dat die gevoelsmatig past bij ‘serieus’.
Waarom is een mars dan ‘niet serieus’? Omdat het geen mars is?
En is een wals wel niet-serieus? Het Wenen van de wals was een heel serieuze maatschappij.
En ‘even uw aandacht graag’ is ook een serieuze mededeling..
‘Het kabinet wil de avondklok vrijdag al invoeren’ is ook sterk dactylisch…
“Een vrólijke mán te Den Dúngen” is een vierkwartsmaat.
Dat de vierde tel geen tekst heeft verandert niets aan de maatsoort.
Heu? Dat volg ik niet. Het ritme van die zin is toch drie EEN twee drie EEN twee drie EEN twee, met de drie als opmaat aan het begin? Ik kan er met geen geweld een vierkwartsmaat van maken.
Hoorfysiologisch waren de Grieken de eerste die muziek maakten. Nu hebben we twaalftonigstelsel – Schönberg wals -, minimalmuziek, die ons hebben beïnvloed, ook de kunsten. Het doet pijn aan de oren om te lezen dat Homerus ook marsen schreef. In die tijd schreef men voor de Goden en niet voor mensen. Ik kan mij niet voorstellen dat Homeros aan een mars dacht toen hij zijn verzen schreef, dat hij zó ver vooruit kijken kon. Schönberg ‘mars’ bijvoorbeeld: “Die eieren Brigade”. Vertalen is daarom onmogelijk, alleen dan, als men het propt in een vergelijkbare muziekstijl? Hollandse hoorfysiologie is een ander schelp dan bijvoorbeeld de hoorfysiologie van flamenco. (Twee én drietellen.) Ik heb nog nooit muziek gehoord in de verzen van Homerus, wel ritme. Luisteren naar ritme – doe ik als ik piano speel – pas dan zie ik de noten. (Philip Glass vroeg aan zijn studenten of ze eerst zonder noten konden denken…, (…)) Vertaal op ritme en niet op de muziek.
Lang-Kort-Kort is geen mars, maar ook een dans. Een Pavane
Aanvankelijk ging ik helemaal mee met de redenering van het artikel, maar na de paar reacties ben ik sterk aan het twijfelen gebracht. Heeft Manfred, met zijn stellige telling, gelijk? Ik kan, geloof ik, de vrolijke man uit Den Dungen zowel in drie- als in vierkwartsmaat lezen. Het hangt ervan af hoe je wilt tellen. Dus wordt het maatslaan min of meer subjectief. Het toepassen van muzikale beginselen op taal is blijkbaar(?) niet zo eenvoudig, niet eenduidig. Na al mijn overwegingen voel ik een conclusie opkomen als zou Van Oostendorp wel de vinger op de juiste plek hebben gelegd, maar is zijn uitleg discutabel. Er is wel iets met het verschil tussen duur en klemtoon, maar of dat zuiver muziektechnisch te duiden is, ik vermoed van niet; er moet nog iets anders spelen. Jammer genoeg kom ik niet eens op een suggestie, maar dat is ook niet zo makkelijk, aangezien we (veronderstel ik) geen (precies) idee hebben van de manier waarop klassieke verzen door de sprekers van die tijd werden voorgedragen. En daarbij, kijken we wel terecht naar ‘de’ klassieke oudheid – er kan ook verschil zijn tussen het Grieks en het Latijn, en we negeren voor het gemak dat we het ook nog eens over een periode van vele honderden jaren hebben…
Een vrólijke man te den Dúngen kan ik eenvoudig zingen als een jazzwalsje (6/8) met het onbeklemtoonde ‘een’ als opmaat.
” In de muziek is een driekwartsmaat een wals en een vierkwartsmaat een mars.”
Precies verkeerd om. In de muziek heeft elke wals een driekwartsmaat en elke mars een vierkwartsmaat. Er zijn echter veel driekwartsmaten waar beslist niet op valt te walsen en vierkwartsmaten waarop niet valt te marcheren. Voorbeelden:
Fats Domino – Blueberry Hill is geen wals, wel een lichtvoetige driekwartsmaat.
Soundgarden – Limo Wreck; hier valt wellicht op te walsen, maar lichtvoetig is anders.
Deep Purple – Highway Star heeft een simpele, bijna barokke (ie vroeg 18e eeuwse) vierkwartsmaat en is volstrekt ongeschikt om er een leger op te laten marcheren.
Glenn Miller – In the Mood is een lichtvoetige vierkwartsmaat.
Van dichters weet ik het niet, maar in muziek geldt: zodra iemand een dergelijke wet probeert te formuleren proberen, in alle genres, hordes componisten die wet te ondermijnen.
Je moet de taal van gedichten, hoe muzikaal ook, niet teveel met muziekmaten vergelijken: taal blijft verhalend, het spel met versvoeten geeft ritme aan het verhaal. De dactylus was in het Grieks van begin af aan kennelijk het ritme voor epische verhalen; dat is in alle moderne talen sinds de middeleeuwen veranderd in jamben, en het vertellen van langere verhalen is zelfs overgegaan tot proza-vorm. Luisterteksten zijn vooral leesteksten geworden. Vandaar, lijkt mij, de keus voor jamben bij vertalers van klassieke epen. .
Het spel van dactylus en spondee blijft in modern nederlands mooi aanwezig, lees Marsman: Denkend aan Holland zie ik brede rivieren….etc. Bepaald geen driekwartsmaat,