Door Cefas van Rossem
Samen met Roland de Bonth volgde ik eind jaren tachtig aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen een werkcollege morfologie bij prof. dr. M.C. van den Toorn. Ter afsluiting van dat college schreven we een werkstuk over het suffix -ette. Dat achtervoegsel heeft ons tot op heden in zijn greep gehouden.
Elke eerste donderdag van de maand plaatsen we beurtelings een bijdrage over de betekenis, de vorming en het gebruik van opmerkelijke ette-woorden. Deze maand besteden we aandacht aan een materiaalsoort die ooit heel gebruikelijk was, maar die we nu nog nauwelijks zien: biberette.
BIBERETTE
Op 21 januari jl. besteedde het televisieprogramma Andere Tijden aandacht aan een grote ommekeer in het dragen van bont. Ooit was men hartstikke trots op mantels afgezet met kragen en manchetten van diverse soorten bont en zag men zeker het nut van warmhoudende pels. Toen twee Nederlandse milieuactivisten met foto’s en filmbeelden toonden hoe zeehonden bejaagd en gedood werden, groeide er een taboe. Voor velen is tegenwoordig het dragen van bont dieronvriendelijk en er is dan ook volop discussie over de bontranden aan de parka’s die onder de jeugd populair zijn. Echt bont of niet? Het is te testen via de site van de Bont voor Dieren. Door de zoektocht naar de herkomst van het woord biberette kwam ik dan ook in een voor mij totaal onbekende wereld, namelijk die van het bont en bontwerkers.
In 1989 publiceerde Maarten van den Toorn zijn artikel ‘Formaties op –ette in het Nederlands’ in De Nieuwe Taalgids. Op p.195 staat een van de meest intrigerende formaties op –ette: biberette. Het woord komt niet voor in eerdere artikelen over het suffix, maar staat wel in de achtste druk van Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (1961). De categorie waarin we dit woord kunnen plaatsen noemt hij ook: ‘marker of imitation material (beaverette, leatherette, flanelette)’, aldus Bauer (1983) English Word-formation. Robert-Henk Zuidinga is in zijn artikel ‘Etteritis’ (De Volkskrant 19 november 1983) een stuk kritischer: ‘Dat is de nieuwe toepassing: -ette dient om te suggereren dat een hoogwaardig en liefst duur materiaal gebruikt wordt, en om te verhullen dat het om het minste van het minste gaat.’ Het minste van het minste schijnt het te zijn, maar ooit was het wel razend populair.
Friedländer en zijn biberette
Biberette is een van de weinige woorden met een Duitse stam gevolgd door –ette. In de online versie van Duden (geraadpleegd op 23 december 2020) staat als eerste betekenis, in mijn vertaling, ‘konijnenbont dat na veredeling lijkt op beverbont.’ In het digitale Deutsches Wörterbuch van de gebroeders Grimm (1838-1961) is het niet opgenomen. Natuurlijk, want het woord is pas in 1917 verzonnen door de Duitse bonthandelaar Louis Friedländer. In de tekst hieronder wordt het woord voor het eerst in het openbaar genoemd.
Aan het bericht in de illustratie gaat een bijzondere geschiedenis vooraf. Pas aan het begin van de 15e eeuw kwamen er konijnen naar het gebied dat we nu Duitsland noemen. Eerst werd van deze dieren alleen het vlees gegeten, maar vanaf de 17e eeuw werd ook de pels populair. In 1790 werd het konijn geïntroduceerd in Australië, met alle gevolgen van dien. Een oplossing voor het bestrijden van de overlast van deze dieren was de jacht vanwege de pels.
Konijnenvacht was in Europa al populair als bont dat goedkoop en makkelijk te bewerken was. Toen echter in tijd van oorlog en inflatie de behoefte ontstond aan meer goedkope bontsoorten, nam de Duitse konijnenpelsveredeling ook een vlucht, met name in Leipzig, een van de toenmalige centra van de bonthandel en –verwerking in Europa. De konijnenpels werd geschoren en gekleurd om zo op duurder bont te lijken. Toen Louis Friedländer met behulp van Australische konijnenvacht een imitatie van beverbont ontwikkelde, werd dat zo populair dat men het niet kon aanslepen. Biberette veroverde de wereld.
Louis Friedländer (1863-1933) richtte zijn bedrijf op in 1912 (Wikipedia.de, Louis Friedländer & Co) en hield zich bezig met het kwalitatief mindere konijnenbont, maar dan wel de Australische variant die ruim voorradig was en dus tegen een lage prijs ingekocht kon worden. Op bontgebied ontwikkelde hij eerst de zwarte zeehondenbontimitatie, maar zijn grote succes kwam met de bruin geverfde beverbontimitatie die hij biberette noemde. Deze variant werd zo populair dat de term in de hele pelshandel is overgenomen.
Biberette zou in 1913/1914 uitgevonden zijn, maar zoals hierboven in de illustratie te zien is, noemt Friedländer zelf 1917/1918. Na de Eerste Wereldoorlog verdrong het zelfs de Franse konijnenpelsveredelingen die tot dan toe de markt beheersten. Het bedrijf ontwikkelde nog meer imitatiebontsoorten, waarvan ik alleen die met –ette noem: Visonette (1921, imitatie nerts), Bleurette (1922, blauw konijnenbont), Fouinette (1922, imitatie steenmarterbont) en Taupette (1922, imitatie mollenbont).
Louis Friedländer overleed in 1933. Het bedrijf ging ten onder tijdens de opkomst van het Nationaal Socialisme. Het bedrijf moest in 1933 gedwongen verkocht worden en zijn vijf kinderen werden vanwege hun joodse afkomst vervolgd en vermoord.
Biberette werd ook in Nederland de gewone en meest voorkomende naam voor de imitatie van beverbont. Vanaf 1919 vinden we de naam in Nederlandse kranten, vooral in advertenties met zowel dames- als herenjassen die afgezet zijn met biberette kragen en manchetten. Niet alleen was biberette veel goedkoper dan echt beverbont, het is, zo leerde ik van bonthandelaar Bödeker uit Den Haag, veel lichter. De haren vallen echter relatief snel uit. Vanaf 1990 zien we de naam biberette niet meer terug in tijdschriften of krantenartikelen, maar deze is nog wel bekend onder bonthandelaars.
Castorette, beaverette, beverette…
Overigens was Friedländer niet de eerste die een nieuwe naam gaf aan beverbontimitatie. In Frankrijk was in de negentiende eeuw castorette geïntroduceerd en ook hier gaat het om geschoren konijnenbont dat geverfd is om op beverbont te lijken. Castor is trouwens het Franse woord voor ‘bever’. Al in 1884 zien we in Nederlandse kranten advertenties voor handschoenen en bontmoffen van dit materiaal dat zeer goed waterafstotend zou zijn. De term blijft bestaan. In Beatrijs, Katholiek Weekblad voor de vrouw (1956, 24 november) krijgen de lezeressen informatie over een toekomstige aanschaf en beide namen worden genoemd: ‘Biberette of castorette is geverfd konijn met een beverstreeptekening in bruin en zwart.’
Als imitatie van beverbont zien we ook het woord beaverette. Voor het eerst staat het in 1918 in een advertentie in Het Oosten, Nieuwsblad voor algemeen belang. Voor $25 kan men een wintermantel kopen van deze stof. Dollars? Jawel, dit Nederlandstalige nieuwsblad was gericht op de van oorsprong Nederlandstalige gemeenschap in New Jersey, op fietsafstand van de stad New York.
Ook in 1921 zien we een advertentie in een Nederlandstalige Amerikaanse krant, dit keer De Volksvriend uit Orange City, Iowa. Het verklaart misschien waarom het aan het Engels ontleende beaverette hier voorkomt. Een jaar later vinden we beaverette wel in Nederlandse kranten, zoals De Telegraaf (1922) of het Algemeen Handelsblad (1923). En als in 1957 in de Arnhemsche Courant wordt verteld dat het aantal konijnen in Nederland toeneemt, zien we een verwijzing naar een mogelijke oplossing van overlast: gebruik het bont van de konijnen! Helaas niet voor biberette, maar voor beaverette.
Misschien wat voor de hand liggend, maar lang niet zo vaak genoemd in dagbladen en tijdschriften is de term beverette. Het wordt gebruikt tussen 1919 en 1962.
Andere imitatiebontsoorten
In Het Vaderland (1928) wordt beaverette genoemd tussen andere imitatiebontsoorten, waarvan we er één moeten noemen: squirelette. In 1938 verschijnt er namelijk een artikel in De Telegraaf ‘Wat weet U van Bont? Waarheden en wenken ten dienste van de koopster’, waarin een belangrijke waarschuwing wordt gegeven: ‘Ten tweede kunnen verschillende kwaliteiten van één bont met heel verschillende namen worden aangeduid, die de fabrikant wél, de winkelier misschien, de koopster denkelijk nièt begrijpt.’ En daar komt de imitatie-aap uit de mouw: ‘Zoo zijn bijvoorbeeld sealine, beaverette, Fransch seal, erminette, chinchillette, Mendoza-bever en lapin allemaal namen voor soorten konijnenhuiden.’ Squirelette is dus imitatie eekhoornbont. Van 1927 tot 1929 wordt het als squirlette in Nederlandse krantenadvertenties genoemd.
En er is meer. De Duitse Wikipedia-site over konijnenbont zette ons op het spoor en vervolgens vonden we via Delpher de volgende (imitatie)bontnamen in Nederlandse dagbladen en tijdschriften:
- Bluerette – blauwgeverfd konijnenbont
- Chinchillette – Konijnenbont dat geverfd is om op chincilla te lijken met gegradueerde markeringen
- Ermillette – witgeverfd konijnenbont, soms beschilderd met vlekken om op hermelijn te lijken
- Fouinette – imitatie steenmarterbont
- Genette – kattenbont, of juist imitatie van genetkattenbont?
- Nutriette – bruingeverfd konijnenbont om op beverrat te lijken
- Sealette – geschoren en bruin of zwart geverfd konijnenbont om op zeehondenbont te lijken
- Silverette – imitatiebont, nader onderzoek is gewenst
- Squirellette – eekhoorngrijs geverfd konijnenbont, om op Siberische eekhoorn te lijken
- Squirlette – zie squirellette
- Taupette – imitatie mollenbont
- Taupinette – imitatie mollenbont
- Visonette – imitatie nerts van konijnenbont
- Zilverette – imitatiebont, nader onderzoek is gewenst
In het Duits bestaan er nog meer imitatiebontsoorten waarvan de naam eindigt op –ette, namelijk herminette, hermelinette, renargette, skunksette en tigerette. In het Nederlands hebben we ze niet aangetroffen. Chevrette vonden we ook, maar dat is dan weer wel écht bont van jonge geit en geen imitatie van bewerkt konijnenbont.
Tot slot
We blijven zoeken naar woorden die het suffix –ette hebben. Dus wanneer u ette-woord waarvan u vermoedt dat het niet in een woordenboek voor zal komen – het gaat dus voornamelijk om commerciële namen – laat dat dan aan ons weten op de Facebookpagina van het Genootschap ter bevordering van het gebruik van het suffix -ette of in het opmerkingenveld onder deze bijdrage. Vindplaatsen en foto’s horen daar natuurlijk bij!
Het gaat ons niet alleen om het woord zelf, maar ook om het verhaal achter het woord met dit achtervoegsel. In de toekomst kunnen we dit corpus eens gebruiken om wat dieper in te gaan op de manier waarop het suffix aan de stam gevoegd kan worden met of zonder de hulp van lijmende medeklinkers. We zullen eens zien waar de zoektocht ons een volgende keer naartoe brengt. De duivensport of zo? Het zou me niks verbazen.
Geraadpleegde bronnen
- Anoniem. Datum onbekend. ‘Louis Friedländer & Co’. https://de.wikipedia.org/wiki/Louis_Friedl%C3%A4nder_%26_Co. (Geraadpleegd op 2 februari 2021)
- Anoniem. Datum onbekend. ‘Kaninfell’. https://de.wikipedia.org/wiki/Kaninfell (Geraadpleegd op 2 februari 2021)
- Delpher.nl
- Toorn, M.C. van den. 1989 ‘Formaties op –ette in het Nederlands’. In De Nieuwe Taalgids 82 (1989), 3 mei, p. 193-202.
- Zuidinga, Robert-Henk. 1983, ‘Etteritis’. In: De Volkskrant 19 november 1983.
J. Houtsma zegt
Gisteren gebruikte mijn dochter tot mijn verbazing opschepperette voor opschepperij. Ja joh, gezellig (gezellie, gezellesk – er is echt iets met die suffixen).
Aanstellerette, betweterette.
Ik neem aan dat dit stukje jullie bekend is: https://www.edtmaastricht.nl/arno.goudsmit/zieloptafel.pdf
Cefas Van Rossem zegt
Hartelijk bedankt! Leuk om te zien hoe makkelijk je -erij door -erette kunt vervangen. Ook is het wel boeiend om te bedenken wat -ette hier precies betekent. Verfijnd? Verkleining? Zie ook wasserette en boerderette. Ik ken de tekst nog niet, dus ook hiervoor dank.