Door Marc van Biezen
Onder taalkundigen zijn de zinnen 1 en 2 klassiekers. Sommige vinden alleen 1 grammaticaal, sommige alleen 2. Weer anderen vinden beide zinnen grammaticaal. Tot die groep behoort schrijver dezes. Niet alleen taalkundigen verschillen van oordeel, ook taalgebruikers.
1 De reizigers worden verzocht over te stappen
2 De reizigers wordt verzocht over te stappen
Hans Broekhuis laat in Syntax of Dutch Verbs and Verb Phrases I zien dat het indirect object alleen subject kan worden, als het direct object een zin is. Dat zien we in 3 en 4. Als de bijzin in 1 en 2 vervangen wordt door ‘het’, kan het indirect object geen subject worden.
3 De reizigers wordt het verzocht
4 *De reizigers worden het verzocht
Als we passief beschouwen als een verplaatsing van het (direct) object om naamval te verkrijgen op de subjectpositie zijn de feiten in de zinnen 1 – 4 goed te verklaren. In 1 en 2 is het direct object een zin. De zin hoeft geen naamval op te halen waardoor de subjectpositie leeg blijft zodat het indirect object vrij is om daarheen te verhuizen. In 3 en 4 is het direct object een NP die naamval nodig heeft. Omdat er in passieve zinnen geen accusatief maar wel een datief naamval beschikbaar is, moet ‘het’ afreizen naar de subjectpositie waardoor het indirect object vast komt te staan. 4 is ongrammaticaal omdat het indirect object de subjectpositie bezet heeft, zodat het direct object verstoken blijft van naamval.
Andere werkwoorden die een indirect object selecteren die op de subjectpositie kunnen belanden in een passieve zin zijn ‘aanraden’, ‘adviseren’, ‘afraden’, ‘bevelen’, ‘vragen’.
5 De studenten werden geadviseerd om de lessen online te volgen
6 De bewoners werden afgeraden om hun huizen te verlaten
7 De omstanders werden bevolen om naar huis te gaan
8 De demonstranten werden gevraagd om afstand te houden
Dat wil zeggen: voor sommige taalgebruikers. Er zijn ook taalgebruikers voor wie zin 1 alsmede de zinnen 5 – 8 ongrammaticaal zijn. Zij ervaren het indirect object uit de actieve tegenhangers ook in de passieve zinnen als indirect object, het werkwoord moet voor hen enkelvoud zijn. Ook zijn er taalgebruikers die alleen 1 en 5 – 8 als acceptabel ervaren, terwijl ze hun enkelvoudige tegenhangers zien als door normatieve grammatici opgedrongen constructen. Voor deze taalgebruikers zijn alleen de zinnen met de meervoudsvorm van het verbum grammaticaal.
Een werkwoord als ‘beloven’ kan ook een zin als direct object selecteren, zoals in 9.
9 De professor beloofde de studenten dat ze het tentamen over mochten doen
Ook in dit geval kan naar mijn oordeel het indirect object in de passieve variant de status van subject verkrijgen, terwijl dit niet het geval is als de zin wordt vervangen door ‘het’ of een ‘volle’ NP.
10 De studenten werden beloofd dat ze het tentamen over mochten doen
11 *De studenten werden het beloofd
12 *De studenten werden een extra college beloofd
Als we aannemen dat een onderdeel van de operatie ‘passief’ het vrijkomen van de subjectpositie is en het daarmee beschikbaar komen van nominatief naamval, dan verschillen taalgebruikers kennelijk op het punt van wat er vervolgens naar die positie verplaatst mag worden. Voor sommigen mag het indirect object er belanden als er geen direct object is dat naamval nodig heeft, voor sommigen is die verplaatsing in dat geval zelfs verplicht, voor sommigen juist uitgesloten. Voor die laatste groep taalgebruikers blijft de subjectpositie leeg.
Afbeelding van Rudy and Peter Skitterians via Pixabay
J. Houtsma zegt
Ik begrijp dit geloof ik niet. Het meewerkend voorwerp dat onderwerp wordt? Het lijkt mij dat zin 3 het tegenbewijs is. De zinnen 1 en 5-8 zijn ongrammaticaal.
Marc van Biezen zegt
Geachte heer Houtsma,
Kennelijk zijn de zinnen 1 en 5-8 voor u ongrammaticaal maar dat zijn ze lang niet voor alle taalgebruikers. De grammatica moet die diverse oordelen kunnen verklaren. Dat probeer ik in mijn stukje te doen: voor sommige taalgebruikers moet het meewerkend voorwerp onderwerp worden, voor sommige mag het, voor sommige mag het niet.
Hartelijke groet,
Marc van Biezen
Weia Reinboud zegt
[Sommigen 😉 Nog zo’n dingetje.] Ik denk dat ik vroeger beide mogelijkheden wel acceptabel vond, totdat ik hoorde dat het eigenlijk enkelvoud hoorde te zijn: ‘wordt verzocht’. Sindsdien gebruik ik zelf dat enkelvoud, valt het meervoud me nogal op, maar ik kan er best mee leven als er twee constructies zijn.
Hans Broekhuis zegt
Sommigen eten met mes en vork, sommigen met stokjes. Wie beslist hoe het hoort? Ook als met stokjes eten “hoort”, zijn er nog steeds mensen die met mes en vork eten. De vraag is dan: hoe komt het dat sommigen het doen zoals het niet hoort. Dat is, denk ik, de vraag die Marc stelt.
Marc van Biezen zegt
Dank voor uw reactie. In dit geval is sommige juist, het woord is in beide gevallen een bijvoeglijk naamwoord (met weglating van het zelfstandig naamwoord ’taalgebruikers’. )
Weia Reinboud zegt
Maar dat kan toch iedereen zeggen die geen ‘anderen’ of ‘sommigen’ schrijft? Er is altijd ‘andere mensen’ en dergelijke bedoeld.
Marc van Biezen zegt
Daar heeft u wel een punt. Ik meen dat soms de zinsgrens als criterium wordt gehanteerd. Dus: De mensen zijn lief, maar sommige niet.
En: De mensen zijn lief. Sommigen niet. De tekst in het stukje is inmiddels aangepast. Dank!
Weia Reinboud zegt
Dat over de zinsgrens heb ik me nooit gerealiseerd, maar kan kortzichtigheid mijnerzijds zijn.
Peter-Arno Coppen zegt
Je gaat er zonder verdere argumentatie van uit dat ‘verzoeken’ een indirect object heeft, maar dat kun je op goede gronden betwijfelen. Daar heb ik in 2007 nog eens een heel uitgebreide discussie over gevoerd. Waarom zou ‘verzoeken’ niet dezelfde lezing kunnen hebben als ‘uitnodigen’? Je zegt toch ook ‘De reizigers worden uitgenodigd om over te stappen’, en je kunt de bijzin ook niet zomaar door ‘het’ vervangen (‘*De reizigers wordt het uitgenodigd’), omdat de bijzin dan vzv is namelijk.
Ik begrijp niet dat elke taalkundige een blinde vlek lijkt te hebben voor de mogelijkheid dat ‘verzoeken’ geen indirect object heeft.
Hans zegt
Ik ben een beetje thuis in een taal waarin ‘verzoeken’ een direct object heeft. ‘Bitten’ namelijk in het Duits. Da’s geen bewijs, dat weet ik ook wel, maar zo gek is deze opmerking van Peter-Arno Coppen niet. Net zoals alle andere stukken die hij al dit onderwerp besteed heeft.
Maar ja, als het ongrammaticaal is, dan is het ongrammaticaal, en dan blijft het ongrammaticaal hè?
Hans Broekhuis zegt
@Hans. Zou je zo vriendelijk willen zijn om voortaan je volledige naam te geven zodat ik weet wie je bent en je ook niet met mij verward kan worden?
Hans Broekhuis zegt
@Peter-Arno. Ik wil de oude discussie niet overdoen, maar ik denk dat de nominalisatietest een doorslaggevend argument kan leveren. Ik ben me ervan bewust dat je eerder aangegeven hebt dat nominalisering geen goede test is; cf. http://taalprof.blogspot.com/2007/10/vragen-verzoeken-of-uitnodigen.html. Ik citeer:
“Nominalisatie zou opleveren: ‘het verzoeken van iets aan iemand’. Ook dit lijkt bij oppervlakkige beschouwing best acceptabel. Maar zie eens hoe slecht het wordt als je in plaats van iets en iemand iets concreets probeert in te vullen: ‘het verzoeken van een overstap aan de reizigers’. Helemaal fout, zou je zeggen. Met andere woorden: die nominalisatieproef wijst helemaal niet ‘de reizigers’ als meewerkend voorwerp aan.”
Hier is echter wel iets tegen in te brengen: de nominalisatie wordt namelijk stukken beter als we een objectzin gebruiken: ‘het verzoeken aan iemand (om) over te stappen’. De zin valt nog wat krukkerig uit doordat het gebruikelijker is om niet ‘verzoeken’ maar ‘verzoek’ te gebruiken: ‘het verzoek aan iemand (om) over te stappen’.
De alternatieve analyse die jij voorstaat, waarin de beknopte bijzin een voorzetselvoorwerp is, kan daarentegen helemaal niet genominaliseerd worden: ‘het verzoek(en) van iemand om te vertrekken’. Het pronomen in deze nominalisatie kan naar mijn mening uitsluitend als agens (dus als subject en niet als direct object van de actieve werkwoordelijke tegenhanger) geïnterpreteerd worden.
Dit laat onverlet dat ‘verzoeken’ in sommige gevallen wel degelijk met een voorzetselvoorwerp gebruikt kan worden: bijvoorbeeld in ‘iemand om hulp verzoeken’. Ik heb hier dus geen blinde vlek. Wel heb ik -als mijn argument hierboven valide is- een nog onbeantwoorde vraag: Waarom is het niet mogelijk bij ‘verzoeken’ een voorzetselvoorwerpzin te gebruiken. Dat is een mysterie.
Henk Wolf zegt
Kan de relatieve aanvaardbaarheid van ‘het verzoek(en) aan iemand (om) over te stappen’ niet ook afkomstig zijn van selectie door de zelfstandige naamwoorden zelf in plaats van eventuele werkwoorden die er in genominaliseerde vorm nog in doorschemeren? Je kunt immers ook wel zeggen ‘de brief aan de bewoners om de vergadering bij te wonen’ en ‘de oproep aan de bevolking om te gaan stemmen’. Bij allerlei zelfstandige naamwoorden die een communicatief betekeniselement hebben, kun je met ‘aan’ een doelgroep bepalen en met ‘om’ een inhoud van de communicatie. Dat ‘verzoek’ met een duidelijkere zelfstandignaamwoordstatus makkelijker dan het nog wat werkwoordachtige ‘verzoeken’ met ‘aan iemand’ te combineren is, past wel in die manier van denken.
Ik heb me ook weleens afgevraagd of bij ‘verzoeken’ met een bijzin we niet de voorkeur geven aan ’tot’ in plaats van ‘om’ als voorzetsel. Immers: ‘het ertoe verzoeken van iemand om te vertrekken’ klinkt niet zo raar en ‘iemand’ is daar duidelijk het object van het ‘verzoeken’. Dat zou de analyse van de bijzin als voorzetselvoorwerp volgens mij redden.
‘Om’ is in ‘het verzoeken (aan iemand) om … te …’ dan – denk ik – een voegwoord. Anders is het mogelijk in gevallen als ‘We hebben erom verzocht dat de informatie vertrouwelijk wordt behandeld’. De vraag zou dan openblijven waarom we soms voor ’tot’ en soms voor ‘om’ moeten/kunnen kiezen.
Hans Broekhuis zegt
Ik ben het met je eens dat ’tot/toe’ in het geval van ‘verzoeken’ mogelijk is. Ik ben het ook met je eens dat ‘om’ in ‘het verzoek(en) aan iemand om te vertrekken’ een voegwoord is. Maar het blijft mysterieus dat het voorzetsel ‘om’ gebruikt in het geval van ‘om hulp’, maar dat het voorlopig voorzetselvoorwerp ‘erom’ onmogelijk en dat in plaats daarvan “ertoe” moet worden gebruikt: ‘het erom verzoeken van iemand om te vertrekken’ is voor mij althans volstrekt onaanvaardbaar.
Henk Wolf zegt
Ja, da’s voor mij ook onaanvaardbaar. Het grote raadsel zit bij deze kwestie volgens mij in de vraag wanneer ‘verzoeken tot’ en wanneer ‘verzoeken om’ mogelijk/verplicht is.
Bij te overhandigen voorwerpen lijkt het simpel: daar past alleen ‘om’:
*Ze verzocht hem om / *tot de moersleutel.
Bij zinscomplementen is het ingewikkelder:
We hebben erom verzocht dat de informatie vertrouwelijk wordt behandeld.
?We hebben ertoe verzocht dat de informatie vertrouwelijk wordt behandeld.
Maar het toevoegen van een object draait de aanvaardbaarheid om:
?We hebben de klanten erom verzocht de informatie vertrouwelijk te behandelen.
We hebben de klanten ertoe verzocht de informatie vertrouwelijk te behandelen.
Maar dat is niet het hele verhaal:
We hebben de klanten erom verzocht dat ze de informatie vertrouwelijk behandelen.
We hebben de klanten ertoe verzocht dat ze de informatie vertrouwelijk behandelen.
Hans Broekhuis zegt
De ertoe/erom kwestie is inderdaad complex. Ik moet gelijk zeggen dat het beslist niet mijn voorkeur heeft om een voorlopig voorzetselvoorwerp bij ‘verzoeken’ te gebruiken, noch bij finiete noch bij beknopte bijzinnen. Als je een beetje googlet op [ertoe/erom V dat/om] (met verschillende vormen van ‘verzoeken’] dan vind je eigenlijk alles wel: ertoe V dat; ertoe V om; erom V dat; ertoe V om. Ik vraag me daarom af of de subtiele verschillen die jij aangeeft door de taalfeiten ondersteund worden (hoewel ik alles behalve het laatste paar wel kan meevoelen). De meeste vindplaatsen lijken me vrij formeel van aard en we weten natuurlijk dat daar de rarste dingen gebeuren. Het zou kunnen interessant zijn na te gaan wat we in gewone spraak vinden; misschien heeft iemand zin en tijd om eens een middagje met GrETEL te zoeken.
Peter-Arno Coppen zegt
@HansBroekhuis: ik had natuurlijk niet zozeer jou op het oog toen ik het had over die blinde vlek (misschien jou nog het minst), maar meer het feit dat ik weer een taalkundige bespreking lees waar die hele mogelijkheid van die andere ontleding niet eens in beeld is. Jij erkent tenminste dat er discussie over mogelijk is.
Dat gezegd hebbende ben ik niet echt overtuigd van je argument. Natuurlijk, met die beknopte bijzin wordt het beter, maar staat daar nu het voegwoord ‘om’ of het voorzetsel bij? Je kunt het moeilijk weglaten (‘het verzoek(en) van iemand te vertrekken’, of nog erger ‘het verzoek(en) te vertrekken aan iemand’).
Ik zie wel dat je bij het zelfstandig naamwoord ‘verzoek’ de aangesprokene liever in een aan-PP zet, maar dat is bij ‘uitnodigen/uitnodiging’ precies hetzelfde, want het is wel ‘het uitnodigen van iemand om te vertrekken’ maar bij ‘de uitnodiging van iemand om te vertrekken’ is het voornaamwoord ook zeker agens. Daar moet je dus ook zeggen ‘de uitnodiging aan iemand om te vertrekken’. Of zou jij hieruit de conclusie trekken dat ‘iemand uitnodigen om te vertrekken’ ook een indirect object heeft?
Jij stelt nog als een probleem dat je bij verzoeken geen voorzetselvoorwerpszin kunt gebruiken. Maar ook dat is bij ‘uitnodigen net zo lastig. ‘Ik nodig u ertoe (of ervoor) uit te vertrekken’ is ook niet zo heel gelukkig, lijkt me. Ongeveer hetzelfde als ‘ik verzoek u erom te vertrekken’ voor mijn gevoel.
Een probleem voor de indirectobjectlezing waar ik ook nog nooit een goede verklaring voor heb gehoord is het feit dat je geen ‘aan’ kunt gebruiken bij het ene object als het andere een beknopte bijzin hebt. Als ‘u’ in ‘ik verzoek u om te vertrekken’ dan indirect object zou zijn, waarom kun je dan niet zeggen ‘ik verzoek aan u om te vertrekken’? Ik weet dat er mensen zijn die dit grammaticaal vinden, maar als ik een googlesearch doe op “ik verzoek u om te” vind ik 16.000 resultaten, en als ik zoek op “ik verzoek aan u om te” nul. Ik heb weleens voorbeelden gevonden met ‘aan’, maar het aantal is werkelijk te verwaarlozen.
Maar goed, nou zitten we die discussie weer over te doen. Naar mijn idee heeft verzoeken een lijdend voorwerp en een beknopte voorzetselvoorwerpszin, en omdat dat lijdend voorwerp ook een aangesprokene is wordt het in een oppervlakkige ontleding gezien als een meewerkend voorwerp, gesteund door de observatie dat het zelfstandig naamwoord ‘verzoek’ een PP met ‘aan’ selecteert (maar dat doet uitnodiging ook dus dat zegt niet veel). Die ontleding is dus naar mijn idee een kunstmatige rationalisatie die maar niet tot de levende taal wil doordringen.
In elk geval is er geen enkele reden om te veronderstellen dat in de lijdende vorm een indirect object promoveert tot subject, want voorbeelden van dat verschijnsel zijn meestal stroef of in elk geval slechter dan de versie waarin het indirect object intact is. En je kunt niet volhouden dat ‘de reizigers worden verzocht om over te stappen’ stroever klinkt dan ‘de reizigers wordt verzocht om over te stappen’, laat staan dan ‘aan de reizigers wordt verzocht om over te stappen’ want dat laatste klinkt helemaal stroef.
Hans Broekhuis zegt
Laat ik eerste even met de billen bloot gaan. In de “Syntax of Dutch” geef ik de zinnen 1 en 2 uit Marcs stuk zonder naar jouw kritiek te verwijzen: dat zal ik in de volgende editie corrigeren.
Zoals je in mijn reactie op Henks reactie hebt kunnen lezen denk ik dat ‘om’ een voegwoord is. In tegenstelling tot wat jij zegt kan ‘om’ immers eenvoudig weggelaten worden: ‘het verzoeken AAN iemand (om) te vertrekken’ Ik zet ‘aan’ in hoofdletters omdat jij in jouw onaanvaardbare voorbeeld ‘van’ geeft en mijn oorspronkelijk argument was nu juist dat dat niet mogelijk is: in ‘het verzoek VAN iemand (om) te vertrekken’ kan iemand hoogstens onderwerp (of liever: agens) zijn.
De observaties rond ‘uitnodigen’ en ‘uitnodiging” zijn interessant maar irrelevant voor deze discussie. Ten eerste is ‘iemand’ in ‘het uitnodigen van iemand om te vertrekken’ evident een lijdend voorwerp (thema). Als (1) gepassiviseerd wordt, MOET het nominale object onderwerp worden; zie (2) en (3). Dat het nominale object een lijdend voorwerp is, wordt bovendien bevestigd door het feit dat het voorzetselvoorwerp weggelaten kan worden: er zijn in het Nederlands immers vrijwel geen werkwoorden die alleen een indirect object kunnen nemen (uitzonderingen zijn de zgn. NOM-DAT werkwoorden als ‘bevallen’, maar die kunnen niet gepassiviseerd worden).
(1) Jan nodigt Peter/hem uit (om te komen)
(2) Peter wordt uitgenodigd (om te komen)
(3) *Er wordt hem uitgenodigd (om te komen).
Tenslotte; er zijn natuurlijk wel meer gevallen waarin een “kaal” indirect object niet vervangen kan worden door een omschreven voorwerp met ‘aan” in een zin, maar die toch met ‘aan’ moeten verschijnen in nominalisaties: de zinnen in (4) moeten beide gelezen worden als “Marie trapte Peter”.
(4) Marie gaf Jan een trap/??Marie gaf een trap aan Peter
(5) Het geven van een trap aan Peter
Het lijkt me dat ik hiermee je belangrijkste tegenargumenten heb ontkracht. Als dat niet zo is dan hoor ik dat wel.
Peter-Arno Coppen zegt
@Hans Broekhuis: Je hebt gelijk dat ‘om’ gemakkelijk weglaatbaar is in ‘het verzoeken aan iemand (om) te vertrekken’. Wat ik inderdaad opmerkte was dat het met ‘van iemand’ moeilijker wordt (wat natuurlijk ook vreemd is, ook al is ‘van iemand’ daar het subject, dat zou immers niet uit mogen maken voor die bijzin). In mijn beleving is die weglaatbaarheid nog lastiger bij ‘verzoek’ in plaats van ‘verzoeken’. Maar goed: het mogelijke argument dat de bijzin een voorzetselvoorwerp is op grond van het feit dat je ‘om’ zou kunnen zien als een voorzetsel is zwak, dat geef ik graag toe.
Ik ben het ook graag met je eens dat ‘iemand’ in ‘iemand uitnodigen om te reageren’ duidelijk lijdend voorwerp is. Ik ben niet zo onder de indruk van het argument dat het thema zou zijn, want ik denk dat je nu juist een goed punt zou hebben als je beweert dat die iemand daar ook een aangesproken persoon is, maar er is inderdaad geen enkele andere reden om bij ‘uitnodigen’ van een indirect object te spreken.
Mijn tegenargumenten waren echter niet gebaseerd op de stelling dat ‘uitnodigen’ een indirect object zou hebben. Laat me de hele redenering even reconstrueren:
Naar mijn idee zijn er in de discussie voldoende argumenten gegeven voor de stelling dat er een constructie bestaat waarin ‘verzoeken’ een lijdend voorwerp en een voorzetselvoorwerp heeft (om te beginnen natuurlijk omdat ‘iemand om iets verzoeken’ bestaat). Ik geef toe dat er ook argumenten zijn voor een constructie met meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp (‘(aan) iemand iets verzoeken’), maar er is geen enkele reden waarom de ene constructie de andere zou uitsluiten, dat zul je toch ook met me eens zijn. De discussie lijkt zich nu toe te spitsen op de vraag of de beknopte bijzin in beide constructies past, of alleen in een van beide gebruikt kan worden. Het laatste lijkt mij zeker niet aangetoond.
Hans Broekhuis zegt
Ik begrijp natuurlijk dat jij het nominale object bij ‘uitnodigen’ als lijdend voorwerp beschouwt, want dat stel je ook voor voor het nominale object bij ‘verzoeken’. Wat je laat zien is dat ‘van Jan’ zowel bij ‘verzoek’ in (2) als bij ‘uitnodiging’ alleen als agens (subject) geïnterpreteerd kan worden:
(1) Het verzoek van Jan
(2) de uitnodiging van Jan
Op het eerste oog lijk je hier gelijk in te hebben, maar beschouw de voorbeelden in (3) en (4). In deze complexere voorbeelden ontstaat er een flink aanvaardbaarheidscontrast: voorbeeld (3) is voor mij volkomen onaanvaardbaar, terwijl (4) voor mij volkomen goed is. Het lijkt er dus op dat ‘van Jan’ wel degelijk thema kan zijn. [N.B. val niet over de terminologie: je mag van mij thema ook door patiens o.i.d vervangen, zolang het maar geen agens is].
(3) *Mijn verzoek van Jan
(4) Mijn uitnodiging van Jan
Het cruciale punt nu is dat het nominale object bij ‘verzoeken’ wel en dat van ‘uitnodigen’ niet mag verschijnen mag als ‘aan Jan’, ten minste onder hun activiteitslezing (zie later). Ik concludeerde hieruit dat het nominale object van ‘verzoeken’ een indirect object (recipient o.i.d.) is.
(5) Mijn verzoek aan Jan
(6) *Mijn uitnodiging aan Jan (oordeel betreft activiteitslezing)
Nu plaats jij vraagtekens bij de vooronderstelling dat de zelfstandig naamwoorden gelijksoortige sectierestricties hebben als de corresponderende werkwoorden. Volgens mij is dit zeker het geval als ze verwijzen naar een bepaalde gebeurtenis (hun zgn. activiteitslezing), maar geldt dit niet wanneer het gaat om de zgn. voorwerpslezing, als in ‘mijn uitnodiging aan Jan is nog niet verzonden’, waarin ‘uitnodiging’ zich net zo gedraagt als brief. Maar zelfs als je dat verschil niet aanvaardt, blijft het feit dat we het contrast tussen (5) en (6) ook vinden in (7) en (8).
(7) Het verzoeken aan Jan om te komen
(8) *Het uitnodigen aan Jan om te komen
Dat de nominale vormen in (7) en (8) de selectierestricties van hun verbale tegenhangers erven is, dacht ik, niet controversieel. Dit contrast wijst er daarom op dat het object van het werkwoord ‘verzoeken’ een indirect object is en dat van ‘uitnodigen’ een direct object. Dat vormen als (7) minder gelukkig zijn dan die in (5) en dus ook minder vaak (of misschien wel nooit) gebruikt worden, doet hier niet zo veel ter zake. Het laat slechts zien dat nominalisaties niet zo gauw gevormd worden als er al een nominale vorm bestaat: dit is een verschijnsel dat we in de morfologie vaker zien optreden en dat “blocking” genoemd wordt.
Ik ben nog steeds van mening dat dit laat zien dat het nominale object bij ‘verzoeken’ een indirect object is. De stelling dat de zin bij ‘verzoeken’ fungeert als voorzetselvoorwerpzin en niet als lijdend-voorwerpzin vereist bijzonder overtuigende argumenten in het licht van het feit dat er maar weinig werkwoorden zijn die zowel een voorzetselvoorwerp als een nominaal object selecteren, en er zijn bij mijn weten helemaal geen voorzetselvoorwerpwerkwoorden met een nominaal indirect object; zie de Syntax of Dutch, Verbs and verb phrases, volume 1, par 2.3.2 voor meer discussie over de selectierestricties van de voorzetselvoorwerpwerkwoorden.
Tenslotte: misschien zou het behulpzaam zijn om een werkwoord als ‘benijden’ (met een lijdend voorwerp en een voorzetselvoorwerp) systematisch te vergelijken met het hier omstreden ‘verzoeken’. Idee voor toekomst onderzoek misschien.
Peter-Arno Coppen zegt
@Hans Broekhuis: Ik ben het met je eens dat er een contrast is tussen (3) en (4), maar “volkomen correct” lijkt me voor ‘mijn uitnodiging van Jan’ wel heel erg stellig. Voor mij zit het zelfs tegen het ongrammaticale aan. Vind je ook niet dat er een contrast is tussen de volgende gevallen:
(4) ?? Mijn uitnodiging van Jan (ik nodig Jan uit)
(4a) ? Mijn briefing van Jan (ik brief Jan)
(4b) Mijn studie van de literatuur (ik bestudeer de literatuur)
(4b) is ‘volkomen correct’ (ook in mijn ogen), en (4a) is wel beter dan (4), maar toch ook weer minder dan (4b). Ik heb zitten zoeken naar andere deverbatieve nomina, maar ik kan maar moeilijk goede voorbeelden vinden, zeker als het gaat om directe objecten met een soort aangesprokenpersooninterpretatie. Die zijn allemaal uitgesproken slecht. Vergelijk ook:
(4c) ?? Mijn instructie van de leerlingen (ik instrueer de leerlingen)
(4d) ?? Mijn bericht van mijn familie (ik bericht mijn familie)
(4e) ?? Mijn groet van mijn vrouw (ik groet mijn vrouw)
(4f) * Mijn appje van mijn vrienden (ik app mijn vrienden)
In al die gevallen (net als bij ‘uitnodiging’) heeft ‘aan’ de voorkeur, zonder dat je kunt volhouden dat in de verwante werkwoordelijke constructie sprake is van een indirect object. Met ing-vormen gaat het wel iets beter (‘mijn belediging van Jan’, ‘mijn aansporing van Jan’), maar het blijft allemaal aan de stroeve kant.
Als ik zoek op ‘Mijn uitnodiging van’ vind ik nauwelijks overtuigende voorbeelden van ‘mijn’ als agens en het van-gedeelte als thema. Meestal betreft de van-PP een tijdsbepaling (‘mijn uitnodiging van gisteren’), een enkele keer vind ik een heel ander soort object (‘Mijn uitnodiging van de Franse brocante-dagen’, waar je denk ik ‘voor’ moet lezen), of zelfs ‘mijn’ als recipient (‘mijn uitnodiging van het CBR voor AM2 Praktijkexamen’). Dus zo ‘volkomen correct’ lijkt mij dit niet.
Ik geloof wel dat ik begrijp waar je heen wilt met je oordeel over (6):
(6) *Mijn uitnodiging aan Jan (oordeel betreft activiteitslezing)
Maar in je voorbeelden (7) en (8) geef je zelf al aan hoe je vraagtekens kunt zetten bij dat oordeel. Je kunt immers in (6) net zo goed die beknopte bijzin toevoegen:
(6a) Mijn uitnodiging aan Jan om het feest bij te wonen
Hier is toch sprake van een activiteitslezing, nietwaar? En mocht je twijfelen aan het oordeel over (6a): in tegenstelling tot (4) levert hier een google-search van ‘mijn uitnodiging aan * om’ meteen een aantal geloofwaardige voorbeelden op (ik citeer de voorbeelden op de eerste resultatenpagina):
(6b) Ik herhaal mijn uitnodiging aan de afgevaardigde om ons te voorzien van meer details
(6c) Een manier die bij mijn start duidelijk niet werkte was mijn uitnodiging aan medewerkers om mijn kamer binnen te lopen
(6d) Het telefoontje eindigde met mijn uitnodiging aan hem om in de toekomst in het tijdschriftje te schrijven
(6e) Mijn uitnodiging aan Dave Ulrich persoonlijk om in te zoomen op het werken en ontwerpen langs paradoxen.
(6f) Zie daarvoor mijn uitnodiging aan alle gemeenten om in het eigenbelang die voorlichting in de raadszaal te organiseren.
(6g) Mijn uitnodiging aan Jef om in een goed (of minder goed; hangt af van de financiën enzo) etablissement de zakelijke meningsverschillen eens te bespreken, geldt wat mij betreft nog steeds.
Het lijkt me duidelijk: de aan-PP bij ‘uitnodiging’ kan wel degelijk een activiteitslezing hebben.
Dan het contrast tussen (7) en (8):
(7) Het verzoeken aan Jan om te komen
(8) *Het uitnodigen aan Jan om te komen
Wat je naar mijn idee met (7) aantoont is dat ‘verzoeken’ ook voorkomt in een constructie met indirect object ‘(aan) Jan’. Dat is de basis voor het enkelvoud in het passief, en ik heb al erkend dat dat een mogelijke constructie is. Met de ongrammaticaliteit van (8) toon je nog maar weer eens aan dat ‘uitnodigen’ geen meewerkend voorwerp heeft, maar er is tot nu toe niemand die dat beweerd heeft. Om het argument te doen gelden dat je eigenlijk wilt maken (‘verzoeken’ heeft géén constructie met lijdend voorwerp) moet (7a) ongrammaticaal zijn:
(7a) Het verzoeken van Jan om te komen
Maar, dit lijkt mij dan weer een ‘volkomen correcte’ zin. Ik citeer weer een paar voorbeelden van een google-search op ‘het verzoeken van * om’:
(7b) Gelet op het voorgaande liggen ook de vorderingen tot het verzoeken van Google om tot verwijdering van de afbeelding uit haar cachesysteem over te gaan voor toewijzing gereed.
(7c) Maar ook andersom is het niet toegestaan: het verzoeken van burgers om hun BSN te vermelden in correspondentie met de gemeente is ook niet toegestaan.
In deze gevallen is de van-PP degene die verzocht wordt om iets te doen: Google wordt verzocht afbeeldingen te verwijderen, en burgers mogen niet verzocht worden hun BSN te vermelden.
Ik denk dus dat je eigen argumentatie eerder leidt tot de constatering dat ‘verzoeken’ wel degelijk een lijdend voorwerp kan hebben (naast het patroon met meewerkend voorwerp). Dat is ook – ik zeg het nog maar eens – in overeenstemming met de historische data, en het is het patroon van werkwoorden als ‘uitnodigen’ en ‘aansporen’, waarmee het ook een zekere betekenisverwantschap heeft. In je Syntax of Dutch geef je nog meer voorbeelden van dit soort werkwoorden, allemaal met ’tot’: iemand aansporen (tot …), iemand aanzetten *(tot …), iemand bewegen *(tot …), iemand dwingen (tot …), iemand machtigen (tot …), iemand oproepen (tot …), iemand overhalen/overreden (tot …), iemand stimuleren (tot …), iemand uitdagen (tot…), iemand uitnodigen #(tot …), iemand verleiden #(tot …), iemand verplichten *(tot …). Ik zie niet in waarom ‘verzoeken’ niet in dit patroon past, ook al is het voorzetsel dan eerder ‘om’ dan ’tot’ (wat overigens ook voorkomt, zoals in ‘verzoeken tot persoonlijk contact’). Je stelling dat er ‘bijzonder overtuigende argumenten’ vereist zijn om aan te tonen dat de zin een voorzetselvoorwerpszin is draait de zaak een beetje om. Je observatie dat er geen werkwoorden zijn met een voorzetselvoorwerp en een indirect object is al een argument om uit de identificatie van het nominale object als een lijdend voorwerp af te leiden dat die bijzin wel een voorzetselvoorwerp moet zijn. En de argumenten dat het nominale object lijdend voorwerp is heb ik dacht ik in dit antwoord wel gegeven.
Ik ben het dan weer graag met je eens dat andere werkwoorden met een indirect object en een voorzetselvoorwerp met ‘om’ mijn zaak goed zouden kunnen doen (al heb je bij ‘verzoeken’ dus ook nog de mogelijkheid om uit te wijken naar het voorzetselvoorwerp met ’tot’). ‘Benijden’ is misschien een minder goed voorbeeld, omdat ‘om’ hier een kennelijke oorzakelijke betekenis heeft (in plaats van een doelbetekenis). Ik denk dat ‘bidden’ of ‘smeken’ een betere kans maken (‘iemand bidden/smeken om iets’, ‘iemand bidden/smeken (om) iets te doen’). En ‘vragen’, maar dat kan weer in meerdere patronen voorkomen. Zo heb je ook:
(9a) Mijn smeekbede aan Jan
(9b) Mijn smeekbede aan Jan om op tijd te komen
(10a) ?? Mijn smeekbede van Jan
(10b) ?? Mijn smeekbede van Jan om op tijd te komen
(11a) Het smeken van Jan (in de activiteitslezing)
(11b) Het smeken van Jan om op tijd te komen
Hans Broekhuis zegt
@Peter-Arno. 22 maart, 16.33
De kern van je lange verhaal is dat naast (7) ook (7a) mogelijk is.
(7) Het verzoeken aan Jan om te komen
(7a) Het verzoeken van Jan om te komen
Zin (7a) had ik al eerder gegeven met de vermelding dat Jan daarbij bij voorkeur als agens gelezen moet worden. Jouw voorbeelden in (7b) en (7c) lijken daar tegenin te gaan, waarbij ik moet aan tekenen dat ik (7b) sowieso onbegrijpelijk vind (zoals wel meer gerechtelijke teksten). En ik vraag me af hoeveel lezers onmiddellijk door zullen hebben dat een zin als (7c) inhoudt dat ze geen gehoor hoeven te geven aan een verzoek om hun BSN-nummer te vermelden. Bij een klein onderzoekje (met slechts een proefpersoon) bleek dit problemen op te leveren: de zin werd pas begrepen in zijn wijdere context (zie https://ib-p.nl/2018/09/het-bsn-verwerken-onder-de-avg-wat-mag-wel-en-niet/).
(7c) het verzoeken van burgers om hun BSN te vermelden in correspondentie met de gemeente is ook niet toegestaan.
Daarbij komt dat de Google zoekopdracht [het verzoeken van * om] geen andere gevallen oplevert waarin ‘verzoeken’ ondubbelzinnig gelezen moet worden als nominalisatie (het zijn veelal meervouden van ‘verzoek’ of iets geheel anders. Het lijkt mij dat het aantal simpelweg te klein is om iets beslissends te kunnen zeggen, helemaal in het licht van hun twijfelachtige status.
De zoekopdracht [het verzoeken aan * om] levert daarentegen helderder resultaten; het aantal daarvan is ook niet hoog (slechts 5 hits) en zijn opnieuw vrij formeel, maar volgens mij eenvoudig ondubbelzinnig en gemakkelijk te begrijpen
Het verzoeken aan de RvdK om een oordeel van de RB te vragen of beëindiging van het gezag (1:267 lid 2 BW) of geheel of gedeeltelijke schorsing in de …
Ook voor deze problemen zijn (andere) gerechtelijke procedures, zoals het verzoeken aan de rechter om uw betalingsverplichting tijdelijk te …
Het verzoeken aan de kinderrechter om een maatregel van OTS voor minderjarige. Periode: 1945–. Grondslag: Burgerlijk Wetboek (Stb. 834/1921): …
het verzoeken aan een aanbieder om verplaatsing van het netwerk in verband met de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken als bedoeld in de …
Het verzoeken aan een bestuursorgaan om een besluit te nemen (een beschikking te geven) daaronder in ieder geval begrepen het aanvragen van een …
Ik ben dus niet echt onder de indruk van het argument dat je probeert te bouwen op basis van de voorbeelden in (7).
Tenslotte:
(i) Dat ‘uitnodiging aan … om …’ een activiteitslezing kan hebben, wordt met je voorbeelden in (6) overtuigend aangetoond. Dus dat argument vervalt.
(ii) Mijn oordelen over (4) zijn gunstiger dan de jouwe: ik kan de meeste wel aanvaarden onder de bedoelde betekenis.
Peter-Arno Coppen zegt
@Hans Broekhuis: Ondanks dat we een deel van de discussie weer over hebben zitten doen hebben we denk ik toch weer een hoofdstukje aan dit verhaal toegevoegd. Mijn voorlopige conclusie is dat beide ontledingen nog steeds overeind gehouden kunnen worden: voorbeelden of intuïties die de doorslag zouden moeten geven voor of tegen de ene of de andere analyse zijn vooralsnog te onduidelijk of te schaars om een heel hard punt te maken. Ik ben het eens met je twijfel over die juridische voorbeelden, en je gelijksoortige voorbeelden met ‘aan’ wijzen ook weer in de richting van het indirecte object (of het zelfstandignaamwoordkarakter van ‘het verzoeken’). Het schaarse en formele karakter van die voorbeelden (ook de mijne) verhindert naar mijn idee al te stellige conclusies naar de ene of de andere kant. Toch weer leuk om het er na al die jaren weer eens over te hebben!
Hans Broekhuis zegt
De gehele discussie is zeker nuttig geweest. We zijn (nog) niet in staat een definitieve keuze te maken, hoewel naar mijn mening de “traditionele” analyse van “iemand verzoeken om …” als ditransitive constructie toch het sterkst staat. Maar ja, we willen natuurlijk alletwee het laatste woord hebben en moeten dat dus maar aan de lezers over laten.
Louise Cornelis zegt
Voor wie het interesseert: ik heb in een artikeltje in Tekstblad in 2000 betoogd dat je het verschijnsel ‘wordt/worden verzocht’ niet met recht-toe-recht-aan ontleden kunt verklaren – gewone taalgebruikers doen dat immers niet, er is iets anders aan de hand. En dat is, even heel in het kort, dat in ‘Reizigers wordt/worden verzocht over te stappen’ ‘reizigers’ zo ongeveer alle karakteristieke kenmerken van het prototypische subject heeft, in het bijzonder: dat het mensen zijn, dat we ons ermee kunnen identificeren dus – wat niet kan met een beknopte bijzin. Dus dan doen heel wat taalgebruikers het er maar mee, met dat als subject, ongeacht de grammaticaregels.
Het artikel heet ‘Hier word(t) je niet gevraagd of je goed kunt ontleden‘. In: Tekst[blad] 6 (2000), nr. 2, p. 23-25. Nog een soort verlate nagedachte bij mijn proefschrift over het passief uit 1997, waar ik ook de rol van het subject als identificatiefiguur uitwerk.
Hans Broekhuis zegt
Ik begrijp dit argument niet helemal. De meeste indirect objecten verwijzen naar mensen, waarmee we ons kunnen identificeren. Direct object verwijzen vaak naar objecten, waarmee we dat niet kunnen. Waarom krijgen we dan niet: ‘Hij werd het boek gegeven’?
Hans Broekhuis zegt
Ik heb een beetje in je masterproef zitten bladeren (fijn dat het op internet staat: https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/967/RUG01-002271967_2016_0001_AC.pdf). Begrijp ik goed dat het antwoord op mijn vraag is dat het indirect object “het boek” verwijst naar een te individualiseren entiteit (en een bijzin bijvoorbeeld niet) en dat dat het onmogelijk maakt dat het indirect object onderwerp wordt?
Marc van Biezen zegt
Dank voor alle reacties!
Ik meen dat ik in mijn stukje benadruk dat de oordelen over de zinnen 1 en 2 nogal uiteen lopen. Voor sommige taalgebruikers zijn ze beide grammaticaal, voor anderen alleen 1 of 2.
Als ik uitga van mijn eigen taaloordelen, die ik deel met vele andere huisvrouwen, is de analyse dat ‘de reizigers’ een indirect object is aantrekkelijk. In zin staat dat object op de subjectpositie en in zin 2 niet; in beide gevallen is er voor mij sprake van een grammaticale zin. Daarbij is het contrast tussen 3 en 4 ook meteen verklaard.
Als ‘de reizigers’ een direct object zou zijn, kan ik de grammaticaliteit van 2 niet verklaren, ook valt de verklaring voor het contrast tussen 3 en 4 weg.
Hartelijks – Marc
Peter-Arno Coppen zegt
@Marc van Biezen: Wat je opmerkt is alleen een probleem als je ervan uitgaat dat er maar één ontleding correct is. Als je beide zinnen correct vindt, kan dat ook verklaard worden door twee verschillende structuren. Naar mijn idee is de directobjectlezing primair en de indirectobjectlezing gebaseerd op een rationele overweging.
Marc van Biezen zegt
Als in zin 2 (De reizigers wordt verzocht over te stappen) ‘de reizigers’ een direct object is op de subjectpositie, dan zou het werkwoord meervoud moeten zijn, toch?
Peter-Arno Coppen zegt
Zin 2 is een argument voor de stelling dat ‘de reizigers’ als indirect object gelezen kan worden. Op dezelfde manier is zin 1 een argument voor de lezing als direct object. Het feit dat je de reizigers kunt vervangen door ‘men’ is daar een ander argument voor. Zie verder de link die ik eerder gaf, want daar is alle argumentatie voor beide standpunten netjes op een rijtje gezet.
Persoonlijk vind ik zin 2 een kunstmatige vorm die alleen gelegitimeerd is door een onduidelijk gemotiveerde ontleding.
Marc van Biezen zegt
Precies: jij hoort bij de taalgebruikers die zin 1 grammaticaal vinden, en zin 2 niet. Zo zijn er ook taalgebruikers waarvoor het omgekeerde geldt. Ik behoor tot de taalgebruikers die beide zinnen als grammaticaal ervaren.
Als jouw analyse van zin 1 klopt – ‘de reizigers’ is direct object (op subjectpositie) en ‘om over te stappen’ is een voorzetselvoorwerp, dan zou je verwachten dat je kunt zeggen:
De reizigers werden erom verzocht.
Dat is voor mij een ongrammaticale zin.
Peter-Arno Coppen zegt
@Marc van Biezen: Waaruit concludeer je dat ik vind dat zin 2 ongrammaticaal zou zijn? Ik betwist alleen de analyse van zin 1 die zegt dat hij afgeleid is uit een constructie met indirect object. Uit de literatuur blijkt dat beide vormen altijd naast elkaar hebben bestaan. Pas eind negentiende eeuw stond er iemand op die beweerde dat er iets mis was met zin 1. Hij werd door de taalkundigen van die tijd tegengesproken, maar de kraan was opengezet en dweilen hielp niet meer.
Ik weet niet precies wat je met je grammaticaliteitsoordeel probeert aan te tonen, maar het kan natuurlijk niet zijn dat ‘iemand om iets verzoeken’ ongrammaticaal is, want dat is met een zelfstandignaamwoordgroep als lijdend voorwerp – lijkt me – oncontroversieel (iemand om hulp verzoeken, iemand om een reactie verzoeken). Als je zou willen argumenteren dat die hele constructie niet kan heb je een zwak punt denk ik. Die vormen staan allemaal in het woordenboek en worden dus tot de Standaardtaal gerekend. En wat is nu helemaal het verschil tussen ‘ik verzoek u om een reactie’ en ‘ik verzoek u om te reageren’? Waarom zou dat niet dezelfde constructie kunnen zijn?
Ik vermoed dat jij die vorm met ‘erom’ vreemd vind vanwege het ontbreken van elke context. Als je hem wat aanpast aan een context wordt hij al beter. ‘Hebben jullie nu nog niet gereageerd? Jullie werden anders al een uur geleden erom verzocht!’
Marc van Biezen zegt
Ik meende dat je met de kwalificatie ‘kunstmatig’ bedoelt dat je de zin niet als echt Nederlands beschouwt en daarmee als ongrammaticaal beoordeelt. Dat is kennelijk een misverstand.
Ook binnen een grotere context werkt ‘erom’ voor mij niet. Onze grammatica’s verschillen op dit punt eenvoudigweg van elkaar.
Peter-Arno Coppen zegt
@Marc van Biezen: ja, ik accepteer wel dat zin 2 grammaticaal is (al heb ik in de meeste gevallen zelf een voorkeur voor 1), maar er ontstaat bij mij telkens een zekere irritatie als iemand weer eens beweert dat zin 1 op de een of andere manier inferieur is (bijvoorbeeld zo’n uitzonderlijk geval waarbij een indirect object onderwerp wordt in een passiefconstructie). Daarvoor is zin 1 gewoon te goed. Zin 1 en 2 hebben overigens tot het einde van de negentiende eeuw gebroederlijk naast elkaar geleefd, zonder dat iemand daar bezwaar tegen maakte. Den Hertog beschrijft in 1894 een voorval dat iemand een brief schreef over een bord dat op de Kalverstraat was opgehangen, waar op stond ‘Men wordt verzocht rechts te houden’. Kan dat wel, vroeg de brievenschrijver zich af? Is ‘men’ daar eigenlijk niet meewerkend voorwerp? Nee, zeiden de deskundigen (waaronder de bekende hoogleraar Verdam), ‘men’ is hier gewoon goed. Maar nee, sinds die tijd staat ineens zin 1 in een kwade reuk. ‘Doctrinaire bedillers’, noemde Den Hertog de mensen die iets op zin 1 tegen hadden.
Op deze manier is dus een gevalletje slordige ontleding een eigen leven gaan leiden, waardoor zin 1 verketterd raakte en zin 2 tot “eigenlijk correct” verheven werd. Dát noemde ik kunstmatig (en dat is het natuurlijk ook). Ik weet niet of je de moeite hebt genomen om al die argumenten in die link na te lezen, maar er zijn meer argumenten om de ontleding van ‘de reizigers’ als lijdend voorwerp zien. Ook historisch moet dit de oorsprong zijn geweest (“iemand in verzoeking brengen tot iets”), al komt ‘verzoeken’ ook al in vroege bronnen voor met derde naamval.
Marc van Biezen zegt
Beste Peter-Arno,
Voor mij zijn de zinnen 1 en 2 nu juist beide grammaticaal. Ik vind 1 noch 2 inferieur! Volgens mij haal je mijn oordeel en mijn analyse van zin 1 door elkaar. Jij vindt mijn analyse van zin 1 inferieur. Dat wel. Maar we vinden hem beiden grammaticaal.
Groeten, Marc
Peter-Arno Coppen zegt
@Marc van Biezen: Ja, wij zijn het eens over de oordelen. Ik twijfel inderdaad aan je analyse dat in zin 1 het indirect object naar de subjectpositie verplaatst is. In je stuk veronderstel je gelijke oordelen voor zin (1) en de zinnen (5)-(8): er zijn mensen die ze allemaal goed vinden, en er zijn mensen die ze allemaal fout vinden. Welnu: ik niet. Ik vind (1) helemaal goed, en ook (5) en (8) kan ik wel hebben, maar (6) en (7) klinken in mijn oren tamelijk stroef. Laat dat nou precies de zinnen zijn waarin je geen analyse als direct object voor de aangesproken personen kunt bepleiten. Naar mijn mening hangt de acceptabiliteit van het meervoud dus samen met de mogelijkheid om het zinsdeel in de actieve variant als direct object te interpreteren, en niet met die afwijkende promotie van een indirect object naar de subjectpositie. Die analyse zou inderdaad voorspellen dat de oordelen over (1) en (5)-(8) niet zouden verschillen.
Hans Broekhuis zegt
Maar hoe zit het met het volgende paar? Voor mij zijn beide voorbeelden relatief aanvaardbaar, met een voorkeur voor de variant in (2).
(1) Hij werd om hulp verzocht
(2) Er werd hem om hulp verzocht
Even terzijde:
Merkwaardig genoeg vind ik (1) beter en (2) slechter worden met ‘erom’: merk overigens op dat hier een complicerende speelt omdat er in (4) sprake is van samenval van twee functies van ‘er’, vergelijkbaar met wat we vinden in ‘Er werd op gewacht’ (plaatsonderwerp plus de ‘er’ van ‘erop’).
(3) Hij werd erom verzocht.
(4) ??Er werd hem om verzocht.
Marc van Biezen zegt
Voor mij zijn 1 en 2 zeker aanvaardbaar, maar 3 en 4 niet. dat ‘erom’ wil er bij mij niet in!
Hans Broekhuis zegt
Ik heb een beetje gegoogled en het valt me op dat de search string [verzoekt om] wel heel erg veel gevallen oplevert met “kale” zelfstandig naamwoordgroepen (dus: zonder lidwoord). Als je zoekt op [verzoekt om de] dan levert dat gelijk en hele rits gevallen met beknopte bijzinnen op. Zou het kunnen zijn dat na het voorzetsel ‘om’ geen definiete NP kan volgen? Dat zou dan misschien jouw probleem met ‘erom’ kunnen verklaren. Dit is een slag in het wilde weg, maar misschien de moeite waard om uit te zoeken.
Marc van Biezen zegt
Voor mij zijn definiete NP’s na het voorzetsel ‘om’ geen probleem:
Hij sloeg zijn arm om haar schouder
De verpleegster wond het verband om de bloedende arm
Om de stad ligt een ringweg
Hans Broekhuis zegt
Het gaat natuurlijk om “hij verzoekt om …”. Ik vond veel gevallen als: hulp, informatie, stilte, geheimhouding, etc. Maar niet: het boek, de boter, etc.
Marc van Biezen zegt
Bij verzoeken deel ik je oordelen. Kennelijk is ‘om’ bij verzoeken een voorzetsel met gebruiksaanwijzing. Dat was natuurlijk al duidelijk omdat in het geval van ‘om over te stappen’ ‘om’ kan worden weggelaten. Al met al reden genoeg om te twijfelen aan de status van voorzetselvoorwerp in de zinnen waar het allemaal om begonnen is:
De reizigers worden verzocht om over stappen
De reizigers wordt verzocht om over te stappen
Hans Broekhuis zegt
Het gaat niet om mijn oordelen, maar om wat ik op internet gevonden heb. Het ging mij overigens uitsluitend om voorzetselgroepen. (N.B. naar mijn mening is de weglaatbaarheid van ‘om’ in beknopte bijzinnen hier niet direct relevant -bijv. omdat het meestal als voegwoord gezien wordt).
Marc van Biezen zegt
Als ‘om’ in beknopte bijzinnen een voegwoord is en geen voorzetsel, dan is ‘om over te stappen’ geen voorzetselvoorwerp. Dat lijkt me relevant voor de ontleding van de zinnen waar het hier om draait. Als ‘om over te stappen’ geen voorzetselvoorwerp is, moet het iets anders zijn. Direct object lijkt mij dan geen gekke optie. Een direct object heeft in de vorm van een NP naamval nodig, in de vorm van een zin niet. Daardoor blijft in 1 en 2 de subjectpositie leeg en is verplaatsing van het indirect object mogelijk. Het vertrekpunt van mijn stukje.
Hans Broekhuis zegt
Precies, hoewel Peter-Arno dit dus bestrijdt. En laten we wel wezen: hoewel er veel argumenten zijn uitgewisseld, verdedigd en bestreden, en soms ook weerlegd, is er nog steeds geen rotsvaste waarheid vastgesteld. We komen hier met zijn alleen vast in de toekomst nog verder over te spreken. Hopelijk met weer nieuwe inzichten.
Marc van Biezen zegt
Zolang de reizigers maar overstappen als ze dat verzocht wordt (of zoals Peter-Arno zou zeggen: als ze daarom verzocht worden), komt het goed.