door Viorica Van der Roest
August Hoffmann von Fallersleben was, zoals ik vorige week vertelde, door Jacob Grimm enthousiast gemaakt voor Middelnederlandse literatuur. In 1821 bezocht hij, net 23 geworden, in het kader van zijn zoektocht naar middeleeuwse handschriften de stadsbibliotheek in Trier. Daar trof hij in een oude boekband twee halve bladen van een 13e-eeuws handschrift aan, waarin sprake was van een held die Partonopeus heette. Deze held was bekend uit de Oudfranse en de Middelhoogduitse literatuur: rond 1180 was de roman Partonopeus de Blois ontstaan in Frankrijk, en rond 1275 had Konrad von Würzburg deze in het Duits vertaald als Partonopier und Meliur. Dat er ook een Middelnederlandse versie van het verhaal was geweest, kon door 18e- en 19e-eeuwse onderzoekers tot dan toe alleen opgemaakt worden uit verwijzingen in enkele andere Middelnederlandse teksten, maar die waren voor de meesten in 1821 al net zo onbekend en ontoegankelijk als de Parthonopeus.
Er bestaat weliswaar ook een 17e-eeuws volksboek, de Historie van Partinoples, grave van Bleys. Het is sowieso de vraag of 19e-eeuwse onderzoekers hiervan op de hoogte waren. Maar het volksboek vormt hoe dan ook geen bewijs van het bestaan van een Middelnederlandse Parthonopeus, want het is een bewerking van een Spaans volksboek uit de 16e eeuw, dat teruggaat op de Oudfranse Partonopeus de Blois. Je kunt dus met recht zeggen dat de ontdekking door Hoffmann von Fallersleben van het fragment in Trier tegelijk dé ontdekking van de Middelnederlandse Parthonopeus van Bloys in de moderne tijd is geweest.
Bilderdijk
Hoffmann von Fallersleben maakte een transcriptie van het fragment en Bilderdijk heeft het vervolgens uitgegeven in zijn Taal- en dichtkundige verscheidenheden deel 3 (Rotterdam, 1822, p. 128-159). Bilderdijk had Hoffmann von Fallersleben leren kennen toen die eerder dat jaar Nederland bezocht om er een aantal handschriften te bestuderen. De jonge, serieuze onderzoeker had blijkbaar een positieve indruk gemaakt op de normaal gesproken nogal knorrige Bilderdijk. Deze is namelijk in de toelichting bij het fragment vol lof over hem:
“den Heer Hoffmann von Fallersleben, uit Bonn , die, ware beminnaar en beöefenaar onzer Nederlandsche Letteren, by zijne opzettelijke reize, alleen ter nasporing van al ’t gene daartoe betreklijk te ‘vinden mocht zijn, ook my in mijne afgetrokken levenswijze kwam opzoeken, en zich ook door zijne openbare uitnoodiging in den Letterbode, dezen tak van studie betreffende, algemeen bekend heeft gemaakt. En zonder wiens in meer dan één opzicht vruchtbare pogingen, hier te land aangewend, zeer zekerlijk by mijnen tegenwoordigen staat van volstrekte vreemdelingschap in dit mijn Geboorteland, niets van dat alles tot my gekomen zou zijn.”
Bilderdijk dateert Parthonopeus van Bloys correct in de 13e eeuw en noemt de roman op basis van het Trierse fragment ‘één van de onderhoudendste’ van de Middelnederlandse bewerkingen van Oudfranse romans. Hij blijkt ook een verwijzing naar de Parthonopeus in een ander Middelnederlands werk te kennen, namelijk die in het 14e-eeuwse gedicht Vander Feesten een Proper Dinc.
Toen ik in 2017 in Trier was om het fragment te bekijken, trof ik er ook de boekplatten bij aan waar in 1821 de twee halve bladen vanaf zijn gehaald – bijzonder, want bij de meeste fragmenten is er in codicologisch opzicht weinig bekend over de boekband waar ze in hebben gezeten. Bovendien staat er een aantekening van Hoffmann von Fallersleben op één van de halve bladen met zijn naam en de datum van zijn ontdekking, 26 april 1821. Het zou nog tot 1885 en vervolgens 1922 duren voordat er meer fragmenten van dit handschrift werden ontdekt en gepubliceerd. Wel werden er vanaf 1837 langzaamaan ook fragmenten van andere Parthonopeus-handschriften ontdekt in verschillende Europese bibliotheken.
Foto: Viorica Van der Roest
Laat een reactie achter