Parthonopeus: editiewerk in uitvoering – deel 12
In deze serie heb ik al een paar keer melding gemaakt van de beroerde manier waarop Jan Hendrik Bormans Parthonopeus van Bloys heeft geëditeerd. Daarmee bedoel ik niet dat hij het naar huidge maatstaven slecht heeft gedaan, hoewel dat ook zo is, maar het zou niet eerlijk zijn om een wetenschapper uit de negentiende eeuw daarop af te rekenen. Het probleem is dat hij het zelfs naar negentiende-eeuwse maatstaven niet goed heeft aangepakt. Dat is niet exclusief voor zijn uitgave van de Parthonopeus – het is inherent aan zijn werkwijze in het algemeen. Deels kan dat worden verklaard door zijn achtergrond, en deels door zijn betrokkenheid bij de Vlaamse Beweging. Op die twee zaken ga ik deze en volgende aflevering wat dieper in, alvorens de kritiek te bespreken die zijn editie uit verschillende hoeken kreeg.
Jan Hendrik Bormans werd geboren in 1801 te Sint-Truiden. Vanaf 1818, dus nog maar zeventien jaar oud, begon hij aan een loopbaan als leraar, achtereenvolgens te Luik, Sint Truiden en Hasselt. Als je het artikel over hem in het Biografisch Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche Letterkunde (Van den Branden en Frederiks 1888-1891) leest, zou je denken dat we met een uitzonderlijk genie te maken hebben: professor vanaf zijn zeventiende, en bijzonder hoogleraar te Gent op zijn 34e. De terminologie is wat verwarrend; met professor wordt hier gewoon leraar bedoeld. En dat bijzonder hoogleraarschap in Gent was iets wat wij tegenwoordig een assistentschap of iets dergelijks zouden noemen. In werkelijkheid is Bormans nooit gepromoveerd. Des te vreemder is het dat hij in 1837 wel een hoogleraarspost te Luik wist te bemachtigen, die hij zou houden tot 1865. Hij overleed in 1878.
Geen uitzonderlijk genie, maar iemand die blijkbaar de schijn wist te wekken dat hij vreselijk geleerd was dus. Het valt op dat vooral mensen die hem persoonlijk gekend hebben diep onder de indruk waren van zijn kwaliteiten op taalkundig gebied en zijn verdiensten voor de nederlandse letterkunde. Zo schrijft A.C. Oudemans in 1850 naar aanleiding van Bormans’ uitgave van Het leven van Sint Christina:
De verdienstelijke en, in het vak van taalkunde hooggeschatte Prof. Bormans heeft, door de uitgave van boven gemeld werk, de Nederlandsche Letterkundigen weder, op eene uitstekende wijze, aan zich verplicht.
Hij schrijft Bormans verderop nog een “scherpzinnige, grondige en buitengewoon belangrijke taalkennis” toe en spreekt van een “echt wetenschappelijke en kritische taalbeoefening”. In de rest van de bespreking is de heer Oudemans trouwens behoorlijk kritisch op de betreffende uitgave, maar hij haast zich steeds erbij te zeggen dat dat allemaal niets zegt over de kundigheid van de editeur (terwijl dat natuurlijk wél zo is). De mensen om Bormans heen lijken wel het slachtoffer te zijn geweest van een krachtige zinsbegoocheling.
Het is lastig om de waarheid over de loopbaan van Bormans boven tafel te krijgen. In een biografisch artikel uit 1955* door ene J.F. Vanderheyden komen wat feiten voor die enige duidelijkheid scheppen. Het begin van Bormans’ carrière wordt als volgt omschreven:
Hij leraarde te Luik, studeerde een wijl de classieke talen aan de Universiteit aldaar – zonder echter te doctoreren – stond 9 jaar te St. Truiden en één jaar te Hasselt in ‘t onderwijs, tot hij, na een goed anderhalf jaar professoraat te Gent, door zijn Alma Mater naar Luik werd terug geroepen, en aan de Universiteit aldaar en aan de “Ecole normale des Humanités à Liège” tot 1865 doceerde.
Bormans was leraar in Luik van 1818 tot 1825; in die zeven jaar zal hij dus gestudeerd hebben aan de toen nog zeer jonge universiteit aldaar. Hij heeft rond 1822 wel een dissertatie geschreven, die te raadplegen is via Google Books, maar heeft blijkbaar toch niet aan alle voorwaarden voldaan, aangezien er geen doctoraat volgde (update: toch geen dissertatie; zie de reactie hieronder). In 1825 keerde hij terug naar Sint-Truiden, waar hij tot 1834 als leraar werkte. Vervolgens werd hij schooldirecteur in Hasselt, en een jaar later vertrok hij al naar Gent. Over zijn werkzaamheden in Gent zegt Vanderheyden verderop in het artikel:
Einde 1835 – op 5 December 1835 – werd hij extraordinarius te Gent, belast met de colleges in de Geschiedenis van de moderne literaturen en in de Nederlandse letterkunde. Dit laatste vak schijnt hij echter te Gent niet gedoceerd te hebben. […] Voor het volgende academiejaar 1836-1837 prijkte in het programma de bedenkelijke commentaar “Les jours et les heurs seront fixés ultérieurement.”
Het is dus niet duidelijk of Bormans zijn twee college-uren per week nog wel heeft gegeven vanaf de zomer van 1836. In oktober 1837 vertrok hij in ieder geval naar Luik om er hoogleraar in de klassieke talen te worden. Vanaf 1854 ging hij daarnaast lesgeven over Vlaamse literatuur aan de Ecole normale des Humanités à Liège. Wat hij in ieder geval aan zijn korte verblijf in Gent overhield, was nauw contact met de kerngroep van de Vlaamse Beweging. Meer daarover in de volgende aflevering.
* J.F. Vanderheyden, ‘De Limburger J.H. Bormans als Neerlandicus’. In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1955, p. 253-290.
Foto: Viorica Van der Roest
Kris Steyaert zegt
U schrijft: ‘Hij heeft rond 1822 wel een dissertatie geschreven, die te raadplegen is via Google Books, maar heeft blijkbaar toch niet aan alle voorwaarden voldaan, aangezien er geen doctoraat volgde’.
Deze voorstelling van zaken is niet helemaal correct. Bormans’ ‘dissertatie’ was het antwoord op een prijsvraag die eerder in 1821-1822 door de Luikse letterenfaculteit was uitgeschreven en waarop toen geen antwoord was gekomen. De letterenfaculteit besloot dezelfde prijsvraag uit te schrijven in 1822-1823 en ontving toen twee antwoorden, een van Bormans en een van de zestienjarige Utrechtse student Cornelis Star Numan (1807-1857). Beide inzendingen werden bekroond. De universiteitsannalen melden: ‘deux réponses furent présentées, et chacune d’elles ayant satisfait aux désirs de la faculté, toutes les deux obtinrent la médaille’. (Annuaire de l’Université de Liége pour l’année 1830. Liége: P.-J. Collardin, 1830, p. 29).
Anders gezegd, Bormans’ geschrift is geen dissertatie in de moderne betekenis van het woord maar een ‘Commentatio’, zoals op de titelpagina te lezen staat. Dit zouden we nu een ‘scriptie’ kunnen noemen.
Viorica Van der Roest zegt
Dank voor de aanvulling en verduidelijking!