
Door Arina Banga, Esther Hanssen en Anneke Neijt
Spellingrebel Trouw heeft per 1 januari na vijftien jaar ‘witte’ spelling toch de officiële ‘groene’ spelling geaccepteerd. Hoewel wit en groen voor de meeste spellingkwesties nauwelijks van elkaar verschillen, lopen ze uiteen voor de samenstellingen, woorden als pannenkoek en aardbeienjam. Tijd om de balans op te maken – want we weten inmiddels meer over tussenklanken in samenstellingen. De vorige delen gingen over de uitspraak, de betekenis, de varianten in de uitspraak en de effecten van een n meer of minder in de spelling. Deze laatste aflevering gaat over analogie en ritme, om het idee te ontzenuwen dat de tussenklank alleen maar te maken heeft met meervoudigheid.
De rol van analogie
Waarom er af en toe een tussenklank voorkomt in nominale samenstellingen, is lang een groot raadsel geweest. Taalkundigen konden slechts tendensen benoemen, geen echte regels opstellen, totdat het mogelijk was grote databestanden aan te leggen, zoals Celex. Onderzoek daarmee wijst uit dat gewenning een rol speelt. Nieuwe samenstellingen maak je naar analogie van bestaande samenstellingen. Zijn er bij het woord fiets meer voorbeelden van het type fietsbel dan van het type fietsenmaker dan is de kans groter dat je bij een nieuwe samenstelling geen tussenklank kiest, dus dat de fietsenmaker zijn winkel het fietspaleis noemt. En is het aantal met of zonder en ongeveer gelijk, zoals bij samenstellingen met bloem(en) als eerste woord, dan is er variatie: bloembak – bloemenbak. Analogie bepaalt voor misschien wel 90% wat je bij nieuwe samenstellingen doet, onafhankelijk van de betekenis.
Inzicht
Voor technologische toepassingen is 90% een prachtige score, maar het doel is 100% plus begrijpen hoe het zit. Analogie verklaart niet het waarom van de tussenklank. Welke betekenis of welke functie heeft die? Er zijn sterke aanwijzingen dat en als tussenklank een meervoudsvorm is met een generieke getalsbetekenis. Maar misschien is er tevens, als je goed zoekt, bewijs te vinden voor een ritmische functie, zoals in iene miene mutte. Gewoon, een ritmische en voor de lol, het gemak tijdens het uitspreken of om de twee woorden voor de ontvanger wat duidelijker van elkaar te scheiden. De tussen e(n) kun je gebruiken om een welgevormd patroon van heffingen en dalingen te bereiken zoals in metrische poëzie.
De rol van ritme
Mensenkinderen beschikken al jong over het recursieve vermogen dat ten grondslag ligt aan samenstellingen. Ze lopen soms nog in de luiers maar verzinnen al wel woorden zoals verfstok ‘kwast’, neusbaard ‘snor’ en draakvis ‘kreeft’. De uitspraak van medeklinkerclusters kan onvolmaakt zijn, maar de prosodie is al in orde. In samenstellingen ligt de klemtoon meteen goed, op het eerste woord (aangegeven met onderstreping in de voorbeelden). Later, maar nog niet beïnvloed door de spelling, beginnen kinderen ook tussenklanken te gebruiken. We onderzochten of hun gebruik van de tussenklank e(n) afhankelijk is van de meervoudsbetekenis of van het ritmische patroon, als en een klemtoonbotsing voorkomt. Omdat kinderen minder taalervaring hebben dan volwassenen, is de invloed van analogie wellicht verwaarloosbaar.
Het ging om een experiment met weinig proefpersonen (12 kinderen van 4 of 5 jaar oud, 13 kinderen van 6 of 7, en 6 volwassenen) en plaatjes op transparanten waarmee samenstellingen konden worden gemaakt, zodat je een staart aan een olifant kon plakken, een ballon kon laten zien met tomaten erop getekend, of een ballon in de vorm van een banaan. Na een oefenfase (niet nodig bij de volwassenen; de jongste kinderen hadden wel af en toe moeite met de meervouden) benoemden de deelnemers 24 plaatjes met concepten, zo gekozen dat je op grond van het meervoud een tussenklank en kunt verwachten, of op grond van het ritme.
Uitkomsten
De oordelen van de kinderen en volwassenen verschillen niet significant. Veel ervaring heb je dus niet nodig als kind om wat gesproken samenstellingen betreft taalgedrag te vertonen dat overeenkomt met dat van volwassenen.
De distributie van tussenklanken is zoals verwacht: vaker een tussenklank e(n) in de uitspraak bij een meervoudig plaatje voor het eerste woord en vaker e(n) in de uitspraak als dat het ritme ten goede komt:
Meervoud en ritmische en: bijv. een plaatje van meer bananen in een soepbord, je verwacht dan bananensoep, niet banaansoep, in 96% van de gevallen een tussen e(n).
Meervoud, geen ritmische en: bijv. een plaatje van een paar kamelen in een garage, wordt het kamelengarage of kameelgarage? In 92% van de gevallen een tussen e(n).
Enkelvoud en ritmische en: bijv. een staartloze konijn kreeg er een staart bij, wordt het konijnstaart of konijnenstaart? In 86% van de gevallen een tussen e(n).
Enkelvoud, geen ritmische en: bijv. een plaatje van een ballon in de vorm van een tomaat, je verwacht dan tomaatballon, niet tomatenballon. In 54% van de gevallen een tussen e(n).
Het effect van meervoud is significant, en dat van de ritmische en eveneens. De meervoudsbetekenis lijkt wat meer gewicht te hebben. (Vergelijk overigens de percentages van dit experiment niet met de 90% die je bereiken kunt op grond van analogie; het gaat om verschillende woordbestanden.). Dit experiment laat zien dat het gebruik van de tussenklank e(n) zijn oorsprong kan vinden in deze twee factoren. Als dat inderdaad zo is, dan verklaart het waarom de keuze tussen e of en in de spelling zo lastig is. Er zijn nog wel wat meer bewijzen nodig voor de rol van ritme. Die vinden we in de volgende studies.
Ritme in korte en lange woorden
Met zelfstandige naamwoorden is het mogelijk om samenstellingen te maken van samenstellingen, recursief, vergelijk bloembak met bloembakontwerp. Precies dezelfde samenstelling bloembak, maar bij de korte samenstelling bloembak, uitgesproken in isolatie,heb je een tussenklank nodig om een goed ritme met minstens twee heffingen te bereiken blōeměnbāk. De vorm blōembāk is ritmisch onwelgevormd. Bij de langere samenstelling is en niet nodig. Blōeměnbākŏntwērp is net zo mooi als blōembăkŏntwērp. Leg je de voorkeursvraag voor aan studenten Nederlands, dan is het effect van de ritmische en meetbaar. Bij samenstellingen zoals bloembak – bloem(en)bak, aangeboden met een zevenpuntschaal ertussen, liggen de voorkeuren wat dichter bij bloemenbak (gemiddeld 3.4), dan bij bloembakontwerp – bloemenbakontwerp (2.95).
Lengte op zich zou een rol kunnen spelen (misschien wil je al te lange woorden inkorten door en weg te laten), maar andere variabele samenstellingsparen laten zien dat dat niet zo is. Verschillen in voorkeur ontbreken bij de vergelijking van samenstellingen zoals āanděelstōrtĭng – āandělěnstōrtĭng (3.81) met āanděelstōrtĭngsběwījs – āandělěnstōrtĭngsběwījs (3.78). De samenstellingsvormen binnen dit viertal zijn ritmisch even goed, en er blijkt geen verschil in voorkeur.
Meer ritme, minder meervoud?
Zou ritme van invloed kunnen zijn op meervoudigheidsoordelen? Dus als je aap+docent (geen ritmische en nodig) vergelijkt met aap+leraar (wel een ritmische en nodig)? We legden een lange lijst van zulke nieuwe samenstellingen, gemengd met pseudo-samenstellingen van het type breun+ gebriem (geen ritmische en nodig) en beloek+peeuw (wel een ritmische en nodig) voor aan studenten Nederlands, met de vraag om meervoudigheidsoordelen aan te geven op een zevenpuntsschaal.
Hoe meervoudig is het eerste deel van de samenstelling?
apen in apendocent is… enkelvoud ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ meervoud
gewuppen in gewuppenpruivis is… enkelvoud ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ meervoud
Geheel onverwacht: geen effect van ritme bij nieuwe samenstellingen. Dat ligt niet aan de gevoeligheid van de test, want er was wél een effect bij de pseudo-samenstellingen. Als en een goed ritme oplevert, zijn de meervoudigheidsoordelen significant lager (3.87 tegenover 4.09). Meervoud en ritme houden elkaar dan ‘in evenwicht’. Je kunt ook zeggen: ze strijden om voorrang. De verklaring voor het gegeven dat het effect niet gevonden wordt bij nieuwe samenstellingen zoals apendocent/apenleraar kan zijn, dat geoefende lezers woorden herkennen buiten de fonologie om, rechtstreeks van gespelde vorm naar het bedoelde woord.
Geschreven vormen anders dan gesproken vormen
Er zijn variabele samenstellingen zoals artsdiploma – artsendiploma, bloembak – bloemenbak, oogpotlood – ogenpotlood en zwaluwei – zwaluwenei. Ogenschijnlijk heeft en geen invloed op de betekenis, maar in een experimentele setting en wanneer je gesproken vormen aanbiedt, dan kun je toch meervoudigheidsverschillen meten tussen de ritmische en (die van bloembak en oogpotlood) en de niet-ritmische en (die van artsdiploma en zwaluwei). Met geschreven vormen vind je geen betekenisverschil, vergelijk figuur 1.

In de geschreven en in de gesproken versie zorgt de aanwezigheid van een tussen e(n) voor hogere meervoudigheidsoordelen (gemiddeld iets meer dan 1 punt op een zevenpuntsschaal, zie figuur 1). Als de samenstellingen in geschreven vorm aan proefpersonen worden voorgelegd, dan is er geen verschil tussen een ritmische en een niet-ritmische tussenklank (de linker twee kolommen). Als de samenstellingen in gesproken vorm worden aangeboden, dan is er wel verschil. Zoals eerder bij pseudo-woorden gevonden: een ritmische tussenklank heeft een lagere waarde.
De verklaring
Gesproken taal wordt altijd via de fonologie verwerkt: wat je hoort, moet je via een fonologische analyse omzetten bij de herkenning van woorden. Dan kan ritme een rol gaan spelen. Geschreven taal kan wel via de fonologie verlopen (je ‘proeft’ dan de klankvormen bij wat je leest), maar dat hoeft niet: je kunt geschreven woorden rechtstreeks, zonder fonologie herkennen en verder verwerken, omdat woorden met hun spelling liggen opgeslagen. Pseudo-woorden zijn nieuw. Die kun je dus niet rechtstreeks koppelen aan opgeslagen kennis van woorden. Dan is de fonologie een eerste noodzakelijke stap.
Tot slot
Er zijn aanwijzingen dat de tussenklank e(n) een meervoudsuitgang is. De tussenklank komt er qua uitspraak mee overeen (deel 1), draagt bij aan meervoudigheidsoordelen (deel 2 en 4), interfereert zelfs als de uitspraak geen n bevat met de meervoudsuitgang (deel 3), draagt de generieke getalsbetekenis, en (niet eerder besproken in deze afleveringen) komt alleen maar voor bij woorden die -en als meervoudsuitgang hebben. Op grond hiervan kun je de spelling en verdedigen. Want waarom zouden meervoudsvormen niet in samenstelling mogen voorkomen?
Er zijn onmiskenbaar ook aanwijzingen dat de tussenklank e(n) een ritmisch elementje is. Op grond daarvan kun je de spelling e verdedigen. Analogie beïnvloedt de keuze van wel of geen tussenklank: wat het meest voorkomt, wordt vervolgens hergebruikt. Dat dit kan in samenstellingen, is begrijpelijk op grond van de generieke betekenis van het eerste woord van samenstellingen. Met een enkelvoudsvorm of met een meervoudsvorm kun je de generieke betekenis uitdrukken, vergelijk een kat doet zoiets niet met katten doen zoiets niet.
Heeft Trouw een goede beslissing genomen? Het is in ieder geval een beslissing die het aantal ingezonden brieven doet verminderen. En zo slecht is de en-spelling niet. De overwegingen op een rij:
- De spelling binnen de samenstelling is zoals je de woorden los schrijft (bonensoep is ‘logischer’ dan bonesoep, omdat je buiten de samenstelling bonen schrijft, niet bone).
- De speller moet een lettertje meer schrijven.
- De lezer heeft gemak van de n. Die signaleert dat de voorafgaande e hoogstwaarschijnlijk als een kleurloze e gelezen moet worden. Met n minder intuingevallen, zoals benedeken. Er is minder vaak een koppelteken nodig (zoals vroeger in eende-ei).
- Het spellen van een n aan het eind van woorden (en het vervolgens niet altijd uitspreken van die n bij het voorlezen) is omslachtig.
- In het onderwijs leer je al bij de meervoudsuitgangen dat je een n schrijft die je niet uitspreekt.
- Beide schrijfwijzen, e zowel als en, beïnvloeden meervoudigheidsoordelen.
- De n verhoogt de meervoudigheidsoordelen nog wat extra. Dat effect was groter vlak na de spellingwijziging; het is in de loop der jaren minder geworden. In het Afrikaans komt het omgekeerde voor, dus waarschijnlijk verdwijnt het effect nooit helemaal.
- Analogie dient het gemak. Of positiever geformuleerd: steeds dezelfde vormen gebruiken is efficiënt. Altijd en of altijd e is gemakkelijker voor de speller dan een afwisseling van e en en.
- Uitspraakvariatie (bloemenbak met of zonder n uitgesproken) wordt niet gebruikt om betekenisverschil aan te brengen in samenstellingen. Het ligt dan voor de hand om het betekenisverschil ook niet te maken in de spelling.
- Spellingverschil suggereert betekenisverschil dat er meestal niet is.
- Met een eenvormige spelling verlies je de mogelijkheid betekenisverschil aan te brengen (kerkeraad niet langer onderscheiden van kerkenraad).
Nooit meer de spelling veranderen? Dat zou raar zijn. Als het Nederlands in de richting van het Afrikaans gaat veranderen, wie weet, dan komen er vast weer aanpassingen.
Bronnen
Over analogie
Krott, A., Schreuder, R., & Baayen, H. R. (2001). Analogy in morphology: Modeling the choice of linking morphemes in Dutch. Linguistics, 39(1), 51-93.
Krott, Andrea (2001). Analogy in Morphology. The selection of Linking Elements in Dutch Compounds. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen. https://pure.mpg.de/rest/items/item_2057602_6/component/file_2287113/content
Het getal van 90% voorspellende waarde van analogie (zie p. 218) is overtuigend hoog, vergeleken bij de 30% die je via morfologische of fonologische tendensen kunt bereiken. Er zijn wel wat kanttekeningen bij te plaatsen: het gaat om onderzoek van een corpus geschreven taal uit de tweede helft van de vorige eeuw (Celex), een bestand waarin 23.000 samenstellingen met of zonder tussenklank voorkomen. Destijds bevatte slechts 11% van de samenstellingen e of en als tussenklank. Het onderzoek zou nog eens herhaald moeten worden met gesproken en geschreven taal van na de spellingwijziging.
Over ritme
Hanssen, E. (2011).Linking elements in compounds: Regional variation in speech production and perception. Hoofdstuk 6. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen.
Hanssen, E., Banga, A., Schreuder, R. & Neijt, A. (2013) Semantic and prosodic effects of Dutch linking elements. Morphology, 23(1), 7-32.
Neijt, A., Krebbers, L., & Fikkert, P. (2002). Rhythm and semantics in the selection of linking elements. In: H. Broekhuis & P. Fikkert (Eds.), Linguistics in the Netherlands, 117-127.
Neijt, A. & Schreuder, R. (2007). Rhythm versus analogy: Prosodic form variation in Dutch compounds. Language and Speech, 50(4), 533-566
Afbeelding van Birgit Böllinger via Pixabay
Laat een reactie achter