Oorlogsvloek
naar Li-Tai-Po (8ste eeuw)
Waar een spookmager paard in de korstige sneeuw als een zwijn naar voedsel wroet,
daar hebben drie legers hun verdoemlijken trots met drie nederlagen geboet.
Er is ergens een rosse woestijn, ontbloeid tot een welige beenderenwei:
hier schreeuwden tienduizend stijfkoppige kerels hun vreemd-schrille doodsgeschrei.
En een boomengroep weet ik met ingewanden als met guirlanden getooid;
’t geraaft in de takken tiert rauw dat het thans het landschap zoo mild heeft vermooid.
Nog praalt ginds een sierlijk paleis welks trappen met lijken bont zijn bevlekt;
dat de doode generaal nu maar ziet hoe hij zijn dood volk tot waakzaamheid wekt.
Vervloekt zij de krijg. Vervloekt het uur dat de wapenen wirrelend woên.
De wijze heeft met het noodlottige zwaard, met de zotheid des krijgs niets van doen.
Wanneer de wijze in één gierigen greep naar de gulzige wapenen grijpt,
dan is ’t wijl de wereld verwelkt en de Dóód haar slechts tot nieuw leven rijpt.
Jan H. Eekhout (1900-1978)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter