Het hele verhaal over dit gedicht. En hier de toonzetting door Alphons Diepenbrock.
Ik ben in eenzaamheid niet meer alleen
Ik ben in eenzaamheid niet meer alleen,
Want waar mijn oogen langs de wanden dwalen
Schemert uw lach daarheen. Ontelbre malen
Hoor ik in ’t klokgetik uw voeten treên.
En langzaam nadert gij, zoo ver, zoo kleen …
’k Zie dat een brede neevlenkring met valen
Lichtloozen sluier u omhult; dan dalen
Zachtjes uw lichte schreden naar mij heen.
Uw adem vaart mij aan! Gij zijt verschenen,
Ik zie uw oogen in mijn oogen gaan;
’k Hoor in den wind, die langs mijn ruiten henen
En door de schouwe klaagt, uw woorden aan,
Zoo vreeslijk droef en teer, dat ’k u zie staan
Met bukkend hoofd, om in mijn arm te weenen.
Lodewijk van Deyssel (1864-1952)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter