De dieren
Gij adelaar, die zweeft
boven der liefste slaap;
gij rilde ree, die beeft
bij haar; gij naakte aap,
die de oogen van haar wendt
daar gij aan haar kuisch oog
uw arme geilheid kent;
giraf, die van zoo hoog
uw zachten adem wuift;
gij beer, die groetend heen
en weder voor haar schuift;
gij olifant, hyeen,
gij leeuw, en wolf, en vos,
die, wachtend tot zij waakt,
van drift en deugden los,
uw spel en min verzaakt:
treedt uit, in wijder kring,
opdat ik haar, die ‘k vond,
mijn leed en liefde zing
met woordeloozen mond.
Raymond Herreman (1896-1971)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter