Je kunt je kinderen het best opvoeden in je eigen taal – daar zijn vrijwel alle deskundigen het over eens. Ook als je een andere taal spreekt dan de taal van het land en de school, het Nederlands, doe je daar nog verstandig aan. Het kind is meer gebaat bij een stevige basis, onafhankelijk van de taal, dan bij een moeizaam pogen je op allerlei manieren te assimileren. Ook het Nederlands van het kind profiteert daar uiteindelijk van; zoals het kind ook later eerder voor- dan nadeel zal ondervinden van zijn meertaligheid.
Dat betekent niet dat er per definitie geen moeilijkheden zijn. Zeker in de eerste jaren moet het kind twee talen oppikken, en je kunt niet verwachten dat allebei die talen dan even snel gaan als bij de moedertaalsprekers. Hoe werkt dat precies? Een groep onderzoekers van de Universiteit Gent onderzocht dit voor een heel specifieke deelvraag: hoe begrijpelijk is het Nederlands van peuters en kleuters die thuis Turks spreken? Ze publiceerden erover in het Dutch Journal of Applied Linguistics.
Opvallend is dat de kinderen in de onderzochte periode – tussen hun derde en hun zesde – hun eentalige leeftijdsgenoten niet inhaalden. Ze werden weliswaar steeds verstaanbaarder, maar dat gold voor de andere kinderen ook, en ongeveer in hetzelfde tempo. Het betekent natuurlijk niet dat de Turkstalige kinderen het niet later alsnog op hetzelfde niveau kwamen, maar bewijs dat dit gebeurt ontbreekt. Intrigerend daarbij is dat de verschillen in verstaanbaarheid afhingen van het soort toetsje dat werd afgenomen. Als de kinderen alleen woorden hoefden te herhalen, deden ze het beter dan wanneer de taak ingewikkelder was en bijvoorbeeld een hele zin betrof. Nogal wiedes, zou je zeggen, maar het is in ieder geval een indicatie dat als de kinderen heel veel aandacht hebben voor de uitspraak ze op een bepaalde manier weten hoe het moet.
Maar het allerbelangrijkste is misschien wel een kritische opmerking die de onderzoekers terzijde maken: dat de resultaten die ze vonden misschien ook veroorzaakt zijn doordat ze de begrijpelijkheid toetsten bij moedertaalsprekers van het Nederlands. We weten dat mensen extreem gevoelig zijn voor heel kleine afwijkingen van het bekende patroon én dat ze zelfs als ze alleen maar denken dat er zo’n afwijking is mentaal al een beetje afhaken. Er zijn beroemde experimenten waarbij twee groepen Amerikanen naar dezelfde lezing luisterden, maar de ene met een foto van een witte vrouw en de andere met een van een Aziatische vrouw. Niet alleen meenden de Amerikanen met de tweede foto een accent te horen, ook begrepen ze aantoonbaar minder van de tekst – inhoudelijke vragen werden minder goed beantwoord.
In die zin zijn deze resultaten alleen geldig als je de moedertaalspreker tot de absolute norm verheft. Maar waarom zou je dat eigenlijk doen?
Laat een reactie achter