Over J.V. Neylen
Van jongs af ben ik fan van The Beatles, die eigenlijk van voor mijn tijd zijn. Het is zo altijd een bewondering hors concours geweest, los van de ontwikkeling van mijn muzieksmaak. Desondanks (of misschien juist daarom) geef ik werkelijk geen bal om The Analogues, die er hun missie van maakten om het werk van de late Beatles zo dicht mogelijk te benaderen. Marktplaats en dergelijke sites werden afgegraasd voor de originele jaren-zestig instrumenten om tot een zo authentiek mogelijke uitvoering te komen.
Als ik The Analogues hoor, denk ik altijd aan de fameuze uitspraak van de Duitse expressionist Edschmid: ‘Die Welt ist da. Es ware sinnlos, sie zu wiederholen’. En diezelfde gedachte bekruipt je al snel als je En niet bij machte leest van J.V. Neylen. Op Marktplaats lijkt de dichteres op zoek gegaan naar spulletjes om een zo authentiek mogelijk vintage product te assembleren: een tweedehands Achterbergtitel, wat losse regels Nijhoff, een handvol Rodenko, een paar zo goed als niet gebruikte regels Vasalis én Van Nijlen (ook handig als naam). Het eindresultaat is er naar: een bundel perfect in elkaar gezet als een IKEA-boekenkast. Geen schroefje of plankje over, alles past.
Als iemands inrichting louter bestaat uit zulke prefab meubelen kun je uiteindelijk, als je beleefd wilt zijn, een complimentje uitdelen over het mooi binnenvallende licht of iets vergelijkbaars. En dat komt dan van buiten. Maar zelfs zoiets lichtends is bij Neylen niet te ontwaren. Ik heb echt mijn best gedaan, gelezen en herlezen. Maar er staat in En niet bij machte niet één strofe, niet één regel die beklijft.
Dit huis werd niet met hartstocht maar met rede opgericht,
zijn stenen vloer is makkelijk te kuisen, zijn schoonheid
werd zorgvuldig met kanten doeken en tapijten bedekt.
Welbeschouwd is dit een wat stijlvollere variant op poëzie die je voor een tientje bij de Xenos haalt: ‘In dit huis hebben we plezier… / maken we fouten / zeggen we sorrie’. Veel van Neylens regels hebben de toon van dit soort next level tegelwijsheden. Nergens smakeloos, maar steevast even expressieloos, opzienbarend en fantasievol als een Volkswagen na een wasbeurt.
(…) Dan schrik ik op,
zie mezelf vastgelopen in de spiegel van de winkelruit
als genageld in een ogenblik: hier ben ik
met roze kleuterblik, een heel verleden
drukt zich door mijn benen. Ik lach op afstand, zeg me
ik kom, en loop de winkel uit. Draai me om en zie mezelf
weer dichtgelopen, in de spiegel wordt het stil.
De spiegel is natuurlijk stilaan een poëziecliché van het allerhoogst karaat (net als – noteert u maar – de gebroken spiegel, gebarsten spiegel, het spiegelende bus- of treinraam en de spiegelscherf) en verder zie je hier wat je overal in Niet bij machte ziet: poëzie van een onvoorstelbaar gebrek aan – om ook maar eens een modewoord te gebruiken – urgentie.
Met deze poëzie is niks mis, en dat is het grootste probleem.
Een dichter moet natuurlijk niets en hij of zij moet al helemaal niet als het TV-journaal bovenop het nieuws zitten. Maar iets meer rekenschap van de wereld waarin wij leven, ik leef, zij leeft, is toch wel wat je zeker nu van poëzie mag verwachten. En dus niet dit soort regels:
Ik dacht dat het een wachtkamer was,
maar een klok hangt hier niet. Niemand
komt me halen, als ik wandel
tussen etages gaan gezichten dicht.
Om dan te eindigen met:
Ik dacht dat het een wachtkamer was. Het is
mijn lotkamer, mijn slotkamer die op mij wacht.
Het is het solipsisme dat En niet bij machte zo criant oninteressant maakt.
Eerder deze maand werd niettemin bekend dat de bundel bekroond wordt met de Van der Hoogtprijs 2021, een aanmoedigingsprijs voor een auteur met één of twee publicaties op zijn of haar naam. Het is spijtig dat er, in een tijd met toch al zo’n beperkte professionele aandacht voor actuele poëzie, geen werk wordt aangemoedigd dat wat opzienbarender, sprankelender en levender is.
Collega Joosten blinkt niet altijd uit in subtiliteit en als recensent moet hij zijn heil zoeken op facebook en het hele internet. Maar nu bakt hij het zo bruin en bar dat ik toch even wil reageren. Wat hij Joke Neylen verwijt, een gebrek aan urgentie, zou ik aan negenennegentig procent van de Nederlandse poëzie verwijten, maar niet aan déze bundel, die net wel van een noodzaak en dwang tot schrijven getuigt. ‘En niet bij machte’ toont een wanhopig, van binnenuit gestuwd gevecht met de buitenwereld om een eigen ik te behouden en te bevestigen. Is dat solipsisme?
De referenties die Joosten opnoemt (Vasalis, Rodenko, Nijhoff) doen niet ter zake, omdat de dichteres in een Vlaamse traditie staat. Ik hoor Claus, Nolens, D’haen en zelfs Van Bastelaere. Om dat te kunnen horen moet je natuurlijk kunnen luisteren en niet op je klompen in een bundel te keer gaan.
Niets lees ik hier bij Joosten over Neylens zin voor compositie (de doorwerking van tal van motieven), de diversiteit aan vormen en retorische figuren en ja, ook de beklijvende beelden kan hij niet opmerken. Ik citeer er enkele:
‘Ik ben groengeslapen, plat,
ruik naar lente
en vertrouw mijn bezittingen de wereld toe.’
In poëzie is ritme alles en is alles beeld. Daar moet je als lezer gevoelig voor zijn of worden. Naar Sjostakovitsj in plaats van naar de Beatles luisteren, helpt daarbij.
Ik zag nu pas de reactie die de zeer gewaardeerde Hans Vandevoorde op 1 april (waarschijnlijk toeval) plaatste. maar wat geeft dat? Poëzie is voor de eeuwigheid, nietwaar?
Kennelijk ben ik dus op een paar, mij onbekende, netwerk-tenen gaan staan, anders kan de felle reactie niet verklaren worden alsook de curieuze verdediging waarin Neylens poëzie in een rij met een aantal dichters wordt geplaatst, waar haar gedichten, naar mijn zeer bescheiden mening, werkelijk geen fluit mee te maken heeft – ja misschien met het onverdragelijke solipsisme van Nolens (er althans vanuit gaande dat je Leonard bedoelt en niet David).
En verder zal het inderdaad en uiteraard mijn te beperkte kennis zijn van de Vlaamse poëzie. Bedankt voor de leestips (Van Bastelaere spel je dat inderdaad met ‘ae’?).
Overigens was de kwestie niet of ik de Beatles apprecieer – het gaat mij om de bloedeloze imitaties van hun songs. En ik houd óók van Sjostakovitch – maar niet als zijn 24 preludes op syntesizer worden uitgevoerd als achtergrondmuziek in de supermarkt.