De jaren negentig hebben in Nederland de reputatie een apolitieke oase van rust te zijn geweest: Paars zou stevig op haar zetel hebben gezeten, politieke onrust zou er niet zijn geweest, en alle Nederlanders zouden voldaan in een riant koophuis hebben zitten wachten op het aangroeien van het eigen vermogen. De glans van de jaren negentig mag in de jaren daarna dan wel vrij snel zijn verbleekt, de reputatie van cheesy en zelftevreden decennium lijkt weinig te zijn aangevochten.
Wie echter de kranten opslaat, zeker in de eerste helft van de decennium, krijgt een heel ander beeld. De vroege jaren negentig lijken me in politiek-activistisch opzicht een uitloper van de vrij onrustige jaren tachtig. Kwesties rond racisme en vluchtelingschap stonden hoog op de agenda en leidden tot veel demonstraties (gewelddadige acties van RaRa, breed gedeeld protest tegen de apartheid). De ineenstorting van het internationale communisme bracht ondertussen veel mensen op links niet zozeer tot het triomfantelijk uitroepen van de geschiedenis, maar bezorgde hen eerder hoofdbrekens. Dat er een nieuwe, internationaal georiënteerde historische fase was aangebroken, was voor velen een feit, maar veel mensen ervoeren angst en onzekerheid.
Dat leidde – en dat is opnieuw tegenintuïtief – tot een stevige opbloei van de protestmuziek, vooral in 1992-1993. Deels was die ironisch of ronduit komisch van toon: denk aan de eerste albums van rapcrew Osdorp Posse, aan de even komische als boze muziek van De Raggende Manne, aan de vroegste gabberliedjes van Euromasters (‘Alles naar de klote!’) en aan de Nederlandse inzending voor het Eurosongfestival van dat jaar, ‘Vrede’ van Ruth Jacott. Maar hoe grappig bedoeld ogenschijnlijk ook, onder veel van deze muziek gingen reële politieke gevoelens plaats. Demonstraties en acties brachten dat jaar ook veel mensen samen, zeker waar het de strijd tegen racisme betrof. Naar aanleiding van verschillende (inter)nationale racistische gebeurtenissen en de opkomst van de Centrum Democraten werd de enorm succesvolle briefkaartenactie ‘Ik ben woedend’ georganiseerd, ontstond de organisatie Nederland Bekent Kleur en kwam het eerste Racism Beat It-festival tot stand. Ondertussen verhitte ook de opvlammende oorlog in het voormalig Joegoslavië de gemoederen; dat het geweld in die oorlog leidde tot etnische zuiveringen die ook religieus gekleurd waren, herinnerde de tijdgenoten er nog maar eens aan dat met de val van de Muur de geschiedenis niet tot een einde was gekomen.
Avenue de la Scene, het album dat de Nederlandse rockband The Scene in 1993 uitbracht, was een reflectie van deze tijdgeest. Nieuwsblad van het Noorden schreef kort na verschijnen over voorman en liedschrijver Thé Lau:
In de teksten van de nieuwe plaat draagt Thé een groot deel van het wereldleed op zijn schouders. “Ik pieker inderdaad veel,” geeft de zanger toe. “Over de band en over de wereld. Ik vrees bijvoorbeeld dat er ooit een oorlog zal uitbreken tussen Europa en de Verenigde Staten. Dat gevoel heb ik geprobeerd te omschrijven in het nummer ‘Vrienden’ op de nieuwe cd. Het is nou eenmaal geen leuke tijd waarin wij leven.”
Meteen daarna zei hij echter dat hij van politiek getinte teksten niets moest hebben: ‘“Ik ben een enorme fan van John Lennon, maar toen hij politieke teksten ging schrijven ben ik ook in hem erg teleurgesteld geraakt,” aldus Thé.’ Deze passage lijkt een beetje plompverloren en onhandig opgeschreven, maar ze roept alsnog interessante vragen op. Waarom schreef Lau aan de ene kant onmiskenbaar politiek getinte teksten (een tekst over een oorlog tussen Europa en de VS) en beweerde hij tegelijkertijd dat hij zulke teksten onverdraaglijk vond?
Wie naar Avenue de la Scene luistert, komt misschien een antwoord op het spoor. Lau schreef voor dit album – net als voor de klassiek geworden voorgangers Blauw (1990) en Open (1992) – liedteksten die uiterst open en polyinterpretabel waren. Het lijkt me niet vergezocht om Lau, samen met tijdgenoot Frank Boeijen, als wegbereider te zien voor een generatie jongere bands die later in de jaren negentig en aan het begin van de 21e eeuw doorbraken, waaronder Acda en De Munnik, Van Dik Hout en vooral Bløf. De cryptische teksten van Bløf-tekstschrijver Peter Slager zijn inmiddels spreekwoordelijk geworden, maar ook Lau kon er wat van. Op Avenue de la Scene leidde dat tot diverse passages die duidelijk hintten naar de politiek en naar de actualiteit, maar slechts zelden tot een ondubbelzinnig statement uitgroeiden.
Veel minder dan Peter Slager had Lau overigens een voorliefde voor paradoxen en beeldspraak. De liedjes van The Scene bevatten over het algemeen vrij eenvoudige taal die door het gebrek aan duidelijke referenties zowel letterlijk als meer figuurlijk kan worden gelezen. Neem de afsluiter van Avenue de la Scene, ‘Vrienden’, het nummer waarvan Lau zelf in 1993 zei dat het refereerde aan een mogelijke oorlog tussen Europa en de VS. Geen argeloze luisteraar zal dat er in herkend hebben: dit lijkt een tekst over liefde of vriendschap (‘En ik kijk in de gloed van je ogen / onbevangen en zonder venijn / jij weet en ik weet, de vriend van vandaag / mag de vijand van morgen nooit zijn’), al bevat het lied wel politiek getinte woorden als ‘vijand’ en ‘pact’.
Iets van die dubbelzinnigheid zit ook in de slepende, melancholische opener van Avenue de la Scene, ‘Feest’: daarin zitten regels als ‘Dit is het eind / het eind van het feest / kom, we gaan naar beneden / de bloemen zijn dood / de flessen zijn leeg / het was mooi, maar nu is het verleden.’ Hier wordt vrij expliciet een huis na een wild verlopen feest beschreven, zo lijkt het. De regels daarna lijken dat echter te ondergraven: ‘Jij was zo mooi / jij was prachtig maar jij / jij hebt je strijd nu gestreden.’ Is er iemand ziek, en moet je het feest waarnaar wordt verwezen eerder beluisteren als een metafoor voor het leven? In het vervolg van het nummer lijkt het daar wel op.
Je zou echter met een beetje welwillendheid het lied nog vrijer kunnen interpreteren, als een reflectie op een voorbij maatschappelijk tijdvak waarin gestreden werd, waarna het activisme is gaan liggen. Wie luistert naar de andere nummers op de plaat die reflecteren op toekomst en verleden, ontdekt dat die interpretatie nog niet zo heel vergezocht is. ‘Vrienden’ doet dat bijvoorbeeld, zoals het citaat hierboven laat zien, maar hetzelfde geldt voor ‘Geef nooit op’. Dat nummer beschrijft een wandeling langs de ‘trein van de hoop’, die stilstaat bij een verlaten perron; de ik-figuur kijkt achterom, ‘als naar een verleden / dat leeg was en zonder geloof’, maar dwingt zichzelf daarna om bij het heden te blijven en nooit terug óf vooruit te blikken. En in ‘Dromenlied’ is een droom ‘vermomd als het verleden’, maar ook als ‘als een dame, / als een engel, een rebel’: het lijkt te gaan om een hoopvolle droom, die tegelijkertijd altijd een denkbeeldig karakter zal (moeten?) houden.
Avenue de la Scene lijkt zich heel bewust in het heden te positioneren: mensen die zich louter bewust zijn van hun fysieke aanwezigheid in het hier en nu, worden noch met de demonen van het verleden, noch met de teleurstellingen of (overspannen?) verwachtingen van de toekomst geconfronteerd, zo stelt het album. De maatschappij lijkt bij de ik-figuur namelijk vooral angst teweeg te brengen, zo blijkt ook uit een nummer als ‘Mijn straat’: ‘En de zon schijnt op de krant die neerploft / met een dof, onheilspellend geluid / en hij gaat me niets leren en niets laten zien / maar het geluid kruipt onder mijn huid’. Uit dit nummer spreekt zelfs iets van straatvrees: ‘Zo klinkt mijn straat, smerig en schoon / zo klinkt mijn straat die zich zelden vertoont.’ Opnieuw lijkt de enige oplossing voor de ik-figuur in een sociaal isolement en een radicale beleving van het heden te liggen: ‘En de zon schijnt mild op de stenen muur / gebouwd voor wat ze verbergt / ik denk, denk niet in dagen, tel ieder uur / en lig stil en voel hoe het werkt.’
Het explicietste protestnummer van deze plaat vind ik meteen het mooiste: ‘Beschaving’. Dat kun je beschouwen als een soort filosofische fabel:
en in de stilte voor de storm
zijn de vrienden bij elkaar
de kat, de hond, het lam, de adelaar
geen motto, geen vlag, geen uniform
en we zingen zachtjes op het plein
is ons dorp klein, is ons dorp grootdit is de beschaving, dit is mooi en groot
en dus kwetsbaar voor beschadiging
en domheid eist de dood
De adelaar staat traditiegetrouw symbool voor Duitsland; is dit een nummer over oplevende nationale spanningen, gemaakt in dit jaar waarin er breder protest te horen was tegen de heropleving van het neonazisme? Het geluidsfragment dat aan het begin van het lied te horen is (van kerkklokken met een islamitische oproep tot gebed erdoorheen gemixt) wijst een iets andere kant op: deze tekst refereert aan de uitzichtloze oorlog die in Joegoslavië werd uitgevochten. In de brug van het lied trekt Lau de betekenis van het lied nog veel verder open, door een soort minigeschiedenis van Europa te schetsen ‘van Grieken naar Romeinen / van Romeinen naar barbaren / van barbaren naar gelovigen / van gelovigen naar christenen’ – waarna de geschiedenis zich terugplooit op zichzelf en weer bij de barbaren uitkomt: ‘Van christenen naar heidenen / en terug naar de barbaren / en een barbaar doet wat? / vormt een horde en brandt plat.’
Hier komt alles samen: Lau bekritiseert een wereld zonder geloof (de christenen zijn eerst in heidenen veranderd, en daarna weer terug in barbaren) waarin onophoudelijk de spoken van voorgaande oorlogen blijven voortjagen. Tegelijkertijd laten de nummers van Avenue de la Scene telkens zien dat we het ook niet van een utopische toekomst moeten hebben. Dat leidt tot een paradoxaal soort protest: door zich in de eigen cocon terug te trekken, tekent de ik-figuur verzet aan tegen de maatschappelijke situatie. Avenue de la Scene is niet alleen een van de overtuigendste politieke rockplaten van Nederlandse bodem, het is ook een album dat frappant laat zien voor welke problemen en paradoxen de protestmuziek na de val van de Muur kwam te staan.
Ik schreef eerder over The Scene en over de protestmuziek van de jaren negentig in Op de vuist. Vijftig jaar politiek en protestliedjes in Nederland (2020); een klein deel van dit stuk is aan dat boek ontleend. Zie ook de bijbehorende website https://protestliedjes.nl en de nog altijd groeiende Spotifyplaylist Nederlandse protestliedjes, die inmiddels meer dan dertien uur beslaat.
Laat een reactie achter