door Laurens Ham
Onlangs hoorde ik van een GroenLinks-lid dat hij bij deze Kamerverkiezingen van plan was op BIJ1 te stemmen. Op zich geen heel verrassende keuze, want de partijen hebben een gelijkaardig ideologisch profiel: in een recent artikel beschreef de satirische website De Speld GroenLinks zelfs als ‘BIJ1 maar dan voor mensen die “fascist” toch wel “een heftig woord” vinden’ en BIJ1 als ‘GroenLinks voor mensen die nóg zekerder weten dat ze gelijk hebben.’ Vooral de toelichting van het GroenLinks-lid vond ik interessant: hij vond de partij behoorlijk aan de centristische en bestuurlijke kant, en hoopte dat de partij scherp gehouden zou worden in zijn standpunten als er een nog activistischer partij in de Tweede Kamer links naast zou komen staan. Zo was het ook met de PvdA in de jaren 70 geweest: die kon enerzijds een uitgesproken links-progressieve agenda voeren in die jaren en zich tegelijkertijd als de ‘redelijke middenkoers’ presenteren, omdat er met PSP, CPN en nog kleinere splinterpartijtjes nog allerlei uitgesprokener linkse stemmen in de politiek vertegenwoordigd waren. Een overtuigende analyse. Als we nu naar het politieke landschap van de jaren zeventig kijken, dan valt niet alleen op dat de middenpartijen nog zo uitgesproken groot waren, maar ook dat CDA, VVD en PvdA zich zo overduidelijk met een duidelijk rechtse dan wel linkse positie profileerden, iets wat door kleinere flankpartijen aan beide zijden dus wellicht vergemakkelijkt werd.
In dat gepolariseerde en gepolitiseerde landschap was één Nederlandstalige popband thuis als een vis in het water: Bots. Dit was een van de eerste groepen die consequent maatschappelijk getint Nederlandstalig werk begon te maken (op een vergeten voorganger als Tuig na), die daarna zo’n vijf jaar lang populair was in de Nederlandstalige popwereld en later ook nog een enorme aanhang kreeg in (West- en in mindere mate Oost-)Duitsland. Wat mij betreft was Bots een van de allerbeste en fascinerendste groepen van de Nederlandse protestliedcultuur, maar de de groep is niet oncontroversieel. Aan de ene kant hoorde ik na het uitkomen van mijn boek Op de vuist, waarin Bots uiteraard een prominente rol speelt, van diverse luisteraars die de platen weer eens met groot genoegen uit de kast hadden getrokken. Aan de andere kant sprak ik mensen, bijvoorbeeld uit de radiowereld, die Bots volkomen afwezen. Eén van hen zei tegen mij op samenzweerdige toon: ‘Bots, dat was toch vreselijke muziek. Dat veel te serieuze toontje.’
De dj die dat zei, had het over ‘De lange weg’. Dat is inderdaad een Nederlands voorbeeld van een socialistisch strijdnummer (‘Kom, socialisten, trekt ten strijde!’) dat de mainstream bereikte en dat inderdaad bloedserieus is in zijn engagement. Iets implicieter qua politieke boodschap is Bots’ grootste hit, ‘Zeven dagen lang’ van hetzelfde album Voor God en vaderland (1976). De band playbackte het datzelfde jaar in TopPop, een filmpje dat nog steeds iedere keer dat ik het zie ontroering en hilariteit bij me teweegbrengt (zie bovenaan dit artikel). Natuurlijk verscheen er veel meer Nederlandse strijdmuziek in die periode – in het midden van de jaren zeventig kreeg een strijdkoorcultuur vorm die op het hoogtepunt in de jaren tachtig tientallen koren zou tellen en waarbinnen duizenden liederen en liedversies zouden ontstaan – maar bijna al die muziek slaagde er nooit in om buiten het actiemilieu echt voet aan de grond te krijgen. Bots was het unieke voorbeeld van een groep met een grote uitstraling in het popwereldje én een geloofwaardige reputatie in het actiewezen.
Voor God en vaderland mocht dan misschien Bots’ bekendste en meest succesvolle plaat zijn, het belangrijkste album dat de groep maakte was toch het debuutalbum Van kwaad tot erger (1975). Daarin werd het bijzondere geluid van de band immers voor het eerst verkend. De plaat had een ongebruikelijke ontstaansgeschiedenis: ze was min of meer het afstudeerproject van Hans Sanders, de charismatische voorman van de band. Die had een part-timeopleiding cultureel werk gevolgd en studeerde af met een Bots-concert en een bijbehorende set liedjes die hij van een theoretische onderbouwing voorzag. Geheel in lijn met de politieke mores van de tijd beschouwde Sanders Bots als een verlengstuk van het vormingsbeleid van die tijd, de poging van de regering-Den Uyl om via kunst en vrijetijdsbesteding (werkende) jongeren te vormen en politiek bewust te maken. Sanders gaf zijn werk met Bots nog extra glans door in zijn toelichting bij het afstuderen een heus theoretisch concept te introduceren, het ‘Bots-effekt’:
Bots is duidelijk politiek geëngageerd. Volgens de groep mag een musicus zijn ogen niet sluiten voor sociale wantoestanden en voor het, volgens hen, uiteindelijk falen van het produktiesysteem. Alle leden van Bots zijn binnen relatief korte tijd tot de conclusie gekomen, dat zij hun socialistische ideeën niet alleen voor zichzelf moesten houden, maar deze ook moesten proberen over te brengen op hun publiek. Dit realisatie-proces noemen zij het zogenaamde Bots-effekt.
Hoe ernstig als Sanders’ theoretische verklaringen misschien ook lijken, de liedjes op Van kwaad tot erger waren feitelijk behoorlijk luchtig en ironisch. Wat dat betreft lijkt de reputatie van Bots als onbarmhartige linkse scherpslijper onterecht. Bots combineerde op deze plaat een wat sarcastische maatschappijkritiek met humor en met een dubbelzinnige reflectie op de maatschappelijke positie van jonge mensen. ‘Pro deo voor de eo’ verzette zich bijvoorbeeld tegen mensen die door de christelijke omroep belangeloos ingezet werden om de christelijke boodschap te verspreiden, ‘De man’ zette vraagtekens bij de overspannen machohouding van mannen (‘Ik ben een man, dat weet ik zeker / ik ben een lafaard en een dief / maar echte mannen weten beter / als ik mezelf maar niet bedrieg’). Een nummer als ‘Lied van de werkende jeugd’ verklankte de groep in eenvoudig ironische en juist daarom zo effectieve bewoordingen de houding van jongeren uit de arbeidersklasse die geen vraagtekens zetten bij de maatschappelijke situatie waarin ze waren beland: ‘Wij zijn Mien Kous, Piet Staal, Jan Daf, en Tinus TV / We zijn zestien jaar en we zijn met ons werk heel tevree.’ Het lied ‘Kreupel’ ging daarentegen over een jongen die werkloos was en die daar wél tegen in actie kwam. Ook in dit nummer valt de expliciete, vertellende toon op: Bots deed er alles aan om door een jongerenpubliek niet te worden misverstaan.
ik ben geen luie donder en ik ben geen held
ik wil alleen maar werken, werken voor m’n geld
maar ik moet steeds wachten want er komt niks vrij
ik denk dat ik er uitlig uit de maatschappij
en verdomd dat maakt me kreupel
dat maakt me kwaad want ik tel niet langer mee
ik ben het zat om nog langer heen en weer te lopen
tussen steun en arbeidsbureau heel gedwee
‘Snotneus’ was wellicht het meest ambitieuze nummer op deze plaat. Het vertelde in ruim tien minuten het levensverhaal van een jongen die als veertienjarige overal buiten werd gehouden: de krant en de televisie waren volgens zijn ouders niets voor hem. Jaren later bleek hij zich tot een genadeloze zakenman te hebben ontwikkeld, die zonder oog voor zijn omgeving zijn macht en bezit probeerde te vergroten. De boodschap van het lied was duidelijk: wie als kind dom gehouden wordt, krijgt als volwassen ook geen ethische verhouding tot de wereld. Daarmee is de kern van Bots benoemd: de band wilde bijdragen aan de bewustwording van vooral jonge mensen over hun maatschappelijke situatie.
In 1979 bracht de groep haar vierde album uit, Je voelt pas nattigheid als je droog komt te staan. Daarop stonden sterke nummers als ‘Opstaan’ en ‘Libanon’, maar in Nederland leek het ‘Bots-effekt’ een beetje uitgewerkt. Gelukkig waren de jaren voordien steeds meer perspectieven in Oost- en West-Duitsland ontstaan. Al in 1976 trad Bots op tijdens het Festival des Politischen Liedes, een enorm festival voor het linkse lied in Oost-Berlijn, en legde de band belangrijke contacten met het toonaangevende Oost-Duitse gezelschap Oktoberklub. In 1979 volgde de West-Duitse doorbraak op het grote festival Rock gegen Rechts. Bots was inmiddels met medewerking van bevriende Duitse muzikanten als Dieter Dehm en Wolf Biermann begonnen met het vertalen van het repertoire in het Duits, en dat leidde in 1980 en 1981 tot twee kassuccessen: Aufstehn en Entrüstung, met materiaal van de eerste vier Nederlandstalige Botsalbums, gingen honderdduizenden keren over de toonbank in Duitsland. Het leidde tot een blijvende reputatie in het Duitse actiemilieu.
Zo werd de groep die in 1975 nieuwe stappen zetten in de Nederlandstalige protestmuziek een trendsetter bij de oosterburen. Zo’n grote doorbraak in het Duits is maar weinig Nederlandstalige muzikanten gegeven (misschien op Herman van Veen na) – alleen dát is al een reden om Bots serieus te blijven nemen.
Een groot deel van deze tekst is ontleend aan mijn boek Op de vuist. Vijftig jaar politiek en protestliedjes in Nederland, dat eind 2020 verscheen. Daarin werk ik ook de relatie tussen Bots en toneelwerkgroep Proloog uit. Beluister ook de tientallen liedjes op https://protestliedjes.nl en de meer dan 200 nummers op de bijbehorende Spotifyafspeellijst Nederlandse protestliedjes.
Laat een reactie achter