Satinette, edelsteen uit het oosten
Tijdens het zoeken naar imitatiebontnamen op –ette, zie Achter het achtervoegsel (2) over biberette, kwam ik verschillende keren het woord Satinette tegen. Allereerst was dat als naam voor renpaarden, maar ook gebruikte men het om een bepaalde sierduif aan te duiden. Dat laatste trok natuurlijk mijn aandacht. Wanneer we via Google zoeken naar plaatjes van Satinette, verschijnen er meteen foto’s van deze vogels en niet van de renpaarden. Nu heb ik, ondanks de enthousiaste verhalen van oud-Meertens-collega Herman Beekveldt, niet zo veel met duiven, maar over hun namen met –ette wilde ik natuurlijk wel meer weten.
Op 26 november 1883 zien we in de Leeuwarder Courant een artikeltje dat geheel gewijd is aan De Satinette-duif. Deze “behoort tot de soort der Oostersche meeuwtjes, die zich onderscheiden door prachtige houding en vederdos en door hooge en gestadige vlugt. Als alle meeuwtjes dragen zij van de keel tot aan de borst een sierlijken jabot en, hoewel korter dan bij de zijdeduif, toch fijne veeren aan de pootjes.”
In het artikel van Jan de Jong en Luc Kerkhofs in Het Vlaamse Neerhof (oktober, november, december 2007) wordt de geschiedenis van dit ‘relatief jonge ras in de duivengeschiedenis van het westen’ beschreven. De Satinette, maar ook de verwante Blondinette worden de edelstenen uit het oosten genoemd. Volgens De Jong en Kerkhofs is het een complete sierduif met erg veel uitstraling.
De gezaghebbende duivenkenner Dr. Paul Trübenbach (1876-1934) schreef over dit ras in zijn boek ‘Die Mövchentaube’ (1922) dat hij niet heeft kunnen achterhalen waar het zijn oorsprong vindt, maar wel is duidelijk dat het door de Griekse koopman H.P. Caridia in 1862 of 1864 vanuit Smyrna – het huidige Izmir – is ingevoerd in Engeland (De Jong & Kerkhofs, 2007: 1). Als we via de Engelse Wikipedia kijken onder Old Fashioned Oriental Frill, de duivensoort waaruit de Satinetten zijn voortgekomen, dan zien we dat het edele dieren zijn, die ooit gefokt werden door de Ottomaanse sultans in het paleis in Manisa, Turkije, in de buurt van Izmir. Zij noemden de vogel Hünkari (‘sultan’) en de witte vlekjes op de staart worden dan ook ‘het zegel van de sultan’ genoemd.
Zowel de kleur als de vorm van de Satinette wordt in allerlei bronnen heel precies beschreven. Zo staat in de oudste bron, de hierboven genoemde uit 1883: “in engeren zin is het kopje glanzend effen of gekuifd; de vederen van den mantel donker rosachtig, aan de uiteinden lichter en met donker violette ranjes omzoomd; stuit- en staartvederen violetkleurig, laatstgenoemden aan de uiteinden helder wit en omzoomd met een zwarten rand; omzoomingen, die den aangenamen indruk van het geheel zeer verhoogen. De zeven roeipennen of groote slagvederen der Satinette moeten zuiver wit wezen; hun jabot of borstkraag ruim en dik voorzien zijn van krulvedertjes en zich op de borst tot eenne groote rozetpluim ontwikkelen; hoe fraaijer en duidelijker halskraag en rozet, hoe meer de Satinette door de liefhebbers is gezocht. De gekuifde soort moet als het Duitsch meeuwtje de kuif spits en zeer hoof op het achterhoofd dragen.”
In dit artikel wordt overigens ook de Brunette genoemd, maar niet nader beschreven.
Blondinette
Een ander ras met een ette-naam kwam in 1877 in Engeland terecht. De Blondinettes ontstonden in Smyrna in 1850 vanuit een kruising van Satinetten en éénkleurige Meeuwen (ook een duivenras). Ook de kleur en de bouw van dit ras wordt uitgebreid beschreven, misschien nog wel uitgebreider dan die van de Satinette: “Ze zijn van hetzelfde type en grootte als de Satinetten, in kopvorm echter iets zwaarder, hebben in ’t algemeen een beteren meeuwenkop. De kleurenverscheidenheid is zeer groot. Men heeft blauwe, zilverkleurige, roode, gele, zwarte dunkleurige en zwavelkleurige. De bek is donker, hoornkleurig of vleeschkleurig in overeenstemming met de kleur van het gevederte. Het oof is voorzien van roode of geele iris. De kop, hals, jabot en staart zijn steeds enkele nuances donkerder dan de grondkleur en overgoten met een purperen weerschijn. De grondkleur moet steeds helder en zuiver van een fijne nuance zijn. De zooming of stippeling, regelmatig en overal van dezelfde kracht. Tot zelfs op den buik en de dijen moet de fijne teekening zich voortzetten.”
Nog meer kleurvarianten
In het boek Onze duiven in woord en beeld (ca. 1925, p. 28) vinden we niet alleen informatie over de kleur van de Satinette, maar ook over vier andere kleurvarianten. Zo zijn Sulphuretten ‘absoluut gelijk aan de Satinetten, alleen is de grondkleur zwavelkleurig, in plaats van kastanjebruin op de vleugels.’ Brunetten ‘zijn gelijk aan de Sulphuretten, doch de grondkleur is zilvergrijs, terwijl de teekening donder roodbruin, reekleurig is. De staart van de dezelfde nuance.’ Dan is er ook nog de Bluette, ‘welke een heel licht blauw vleugelschild heeft, met twee witte vanden, welke door een fijn smal zwart randje wordt begrens. De staart is eveneens blauw en met een witte vlek in elke pen, uitgespreid één breeden band vormende.’ ‘De Silverette is in elke opzicht gelijk aan de Bluette, alleen de kleur is in plaats van lichtblauw, heel licht zilvergrijs. De witte banden begrensd door een donkerder grijs tot bruinachtig randje. Het verkrijgen van zuiver witte banden laat vaak te wenschen over. Toch is het een grove fout als roest of schimmel erin optreedt.’ In andere stukjes wordt de laatstgenoemde kleurstelling ook wel Zilverette genoemd.
Wanneer zo precies gelet wordt op kleur en vorm van de duif, dan zal dat ook zeker beoordeeld worden in sierduivenshows. Het jongste artikel dat ik via Delpher heb kunnen vinden komt uit het Limburgsch dagblad van 14 december 1976. Het gaat over een internationale sierduivenshow in Treebeek met maar liefst 800 inzendingen. De winnaar, ‘met de fraaiste rasduif de doffer van het ras “Satinette”’ was de heer Th. Rijks. De foto bij het artikel waarop hij met zijn kampioensduif staat, is helaas te onduidelijk om alle kenmerken te beoordelen. We vertrouwen de jury.
Bij zowel Blondinette, Bluette, Brunette als Sulphurette is in tegenstelling tot in Satinette een kleur opgenomen in de naam. Wellicht heeft satinette eerder te maken met de uitstraling van de veren van de duif en is de glans, de uitstraling en de zachtheid van de veren misschien te vergelijken met satijn. In de Leeuwarder Courant van 29 oktober 1883 wordt een artikel gewijd aan de zijdeduif en haar veren: ‘Zij onderscheidt zich vooral en overtreft zelfs de Maanduif door hare zijdeachtige vederen (…)’. Ook hier is verwijst de naam van het dier naar de stof waarop de veren lijken.
Imitatiesatijn
Wanneer we Satinette via de Google proberen te vinden, treffen we ook meteen een verwijzing aan naar de Engelstalige Wikipedia. Dit satinette, of satinet is namelijk de naam van een imitatiesatijn, gemaakt van katoen, wol of synthetisch materiaal. In de Verenigde Staten werd dit materiaal vanaf 1820 gefabriceerd door textielfabrikant Capron Mill in Uxbridge, Massachusetts.
In het Frans, maar ook in het Nederlands komt deze stofnaam al veel eerder voor. De oudste bron in Delpher van dit woord vinden we in de Diemer- of Watergraafmeersche courant van 30 april 1783. Er wordt een vermissing gemeld:
ALZO OP DINGSDAG den 22sten deezer, des Namiddags circa vyf uuren uit zyn Huis is gegaan een MAN, oud circa 40 Jaaren, niet groot van Persoon, eenigsints roodachtig in zyn Weezen, aan hebbende een Roode Ratyne Jas, een Blaauwe Lakense Rok en Camisool en Swart Satinette Broek, Swarte Sajette Kousen, Henry Quatre Gespen op de Schoenen, voorts een ronde Paruyk en Burgerlyk opgetoomde Hoed, en goude Knoopjes in de Mouwen, en dewyl dezelve tot Heeden toe nog niet weder is t’Huys gekomen, en men vernomen heeft, dat hy op die Plaats daar hy zeide na toe te gaan niet geweest is, zo word dezelve Man vriendelyk verzogt om ten allerspoedigsten by zyne bitterlyk bedroefd zynde Huisvrouw t’Huys te komen, immers kennisse te geeven waar hy zich ophoud, om ordre op de Affaire te stellen; en word een ieder die eenig Narigt omtrent den gedagten Persoon, van zyn Leeven en Verblyf of te onverhoopte Dood zoude kunnen geeven, verzogt zulks te willen doen hoe eerder hoe liever, ten Huize van HENDRIK VAN LEEUWEN, op de Haarlemmerdyk by het Plyn, zullende genereuselyk beloond worden.’
Spannend! In deze tekst zien we ook het woord Sajette. Dit materiaal, ook bekend als sajet, saaijet of saai is een sterk garen waarmee de traditionele visserstruien werden gebreid en waarover enkele boeiende opmerkingen met betrekking tot de etymologie worden gemaakt. Zo betekent volgens Stoett ‘’m van Jetje geven’ hetzelfde als ‘Iemand van katoen geven’. Op Wikipedia s.v. Sajet is hier meer over te vinden.
Wanneer u een ette-woord tegenkomt waarvan u vermoedt dat het niet in een woordenboek voor zal komen, dan willen we dat graag weten. De bron en een foto hebben we er graag bij.
Verder lezen:
- Boisits, Andreas (vertaald door Mick Bassett). (2010). ‘De oud-Oosterse Meeuw, een nieuwe ster aan de duivenhemel.’ http://www.aviculture-europe.nl/nummers/10N04A12.pdf (geraadpleegd op 29 maart 2021).
- Jong, Jan De, en Luc Kerkhofs (2007, oktober november december). ‘Oosterse meeuwen’. In: Het Vlaams Neerhof.
Ton van der Wouden zegt
recent stuk van Arnold Zwicky over -ette in het Engels https://arnoldzwicky.org/2021/03/28/all-about-ette/
Cefas van Rossem zegt
Hartstikke bedankt, Ton!