De kern van de motie van afkeuring tegen Rutte (te vinden op de website van de Tweede Kamer) wordt gevormd door de uitspraak van de Tweede Kamer dat Rutte ‘de waarheid niet sprak in de media dat hij bij de oud-verkenners niet heeft gesproken over de positie van de heer
Omtzigt’.
In de eerste plaats zou ik de woorden ‘in de media’ voor de overzichtelijkheid van de zin elders willen positioneren (de zin loopt dan ook soepeler qua woordvolgorde): ‘…in de media de waarheid niet sprak…’
Slaat de bijzin luidende ‘dat hij bij de oud-verkenners niet heeft gesproken over de positie van de heer Omtzigt’ nu alleen op ‘de waarheid’, is het dus een uitleg van wat die waarheid behelst, dan heeft Rutte niet gesproken over Omtzigt. Dan was de uitspraak op het volgende neergekomen: ‘…de waarheid niet sprak in de media die is dat hij bij de oud-verkenners niet heeft gesproken over de positie van de heer Omtzigt’. Om dit anderszins duidelijk te maken zou de volzin ook als volgt kunnen worden herordend: ‘…in de media de waarheid dat hij bij de oud-verkenners niet heeft gesproken over de positie van de heer Omtzigt, niet sprak’.
Dubbele ontkenning
Slaat de bijzin echter terug op de hele hoofdzin (‘…de waarheid niet sprak in de media…’), dan is de bijzin niet een uitleg van alleen het woord ‘waarheid’, maar van de hoofdzin als geheel. ‘De waarheid [niet] spreken’ wordt dan beschouwd als een staande uitdrukking, waarvan de delen – ‘waarheid’ en ‘spreken’ semantisch niet kunstmatig van elkaar gescheiden kunnen worden. Bij een kunstmatige scheiding der delen komt de oorspronkelijke, letterlijke betekenis van ‘spreken’ als het ware weer helemaal aan de oppervlakte. ‘Spreken’ wordt: uitspreken, zeggen. Dat verandert echter niets aan de uitkomst. Beide vormen van ‘de waarheid niet spreken’ , uiteengerafeld of niet, leiden tot hetzelfde feitelijke resultaat.
Slaat de bijzin terug op de hele hoofdzin, dan had er echter een dubbele punt moeten zijn ingevoegd, of tenminste een komma tussen beide zinsdelen, de hoofd- en de bijzin: ‘…de waarheid niet sprak in de media :/, dat hij met de oud-verkenners niet heeft gesproken over de positie van de heer Omtzigt’. Om aldus een pauze te creëren, waardoor duidelijk wordt dat de bijzin als de vertaling van de hoofdzin bedoeld is. Maar enig leesteken ontbreekt.Nog duidelijker ware een tussenvoeging geweest in de trant van: ‘…de waarheid niet sprak in de media,door te zeggen dat hij bij de oud-verkenners niet heeft gesproken over de positie van de heer Omtzigt’. De beste variant om een en ander uit te drukken zou natuurlijk zijn geweest: ‘…de waarheid niet sprak in de media dat hij met de oud-verkenners heeft gesproken over de positie van de heer Omtzigt’. En deze beste variant is dus die waar de bijzin op ‘de waarheid’ is betrokken, zonder gebruikmaking van een ‘dubbele ontkenning’.
Haaks
Wat er nu staat betekent letterlijk dat Rutte niet over de positie van de heer Omtzigt heeft gesproken en daarover (dat hij dat niet heeft gedaan) niet de waarheid heeft gesproken. Hij heeft dat echter juist wel gedaan in de media. Hij heeft die waarheid juist bevestigd en niet ontkend in de media. Over die waarheid heeft hij niet gelogen. De uitspraak van de Tweede Kamer is dus ongegrond.
Welke regels gelden er eigenlijk voor de uitleg van moties? Zulke regels bestaan niet. Het ligt dan voor de hand om de algemeen aanvaarde interpretatiemethoden voor wetteksten naar analogie te gebruiken voor de uitleg van het politieke instrument van de motie. Voorop staat de zogeheten grammaticale methode, die hierboven is toegepast: wat staat er ‘letterlijk’? Secundair, ter ondersteuning van de grammaticale methode, is hier relevant de ‘wetshistorische’ interpretatiemethode. Het gaat om verklaringen van de wetgever bij de totstandkoming van de wet. Dat omvat in dit geval, vergelijkenderwijs in het bijzonder de verklaring van Kaag bij het indienen van de motie, mede namens Hoekstra, waarin zij haar afkeuring erover uitsprak dat Rutte over collega Omtzigt had gesproken en haar twijfels uitsprak over diens ontkenning daarvan en diens verdediging tijdens het Kamerdebat. De letterlijke tekst van de uitspraak in de motie en begeleidende uitleg van de betekenis ervan bij de indiening staan dus haaks op elkaar. Wat moet prevaleren?
Vaststelling
Tegenover deze zogeheten ‘objectivistische’ opvatting van wetsinterpretatie staat de ‘subjectivistische’. Volgens de óbjectivistische opvatting reikt de wil van de wetgever niet verder dan het bepalen van de woorden van de wet. Is de wet eenmaal geformuleerd en in werking getreden, dan is zij een objectief bestanddeel van de rechtsorde geworden. Zij moet dan worden begrepen uit de samenhang met de parlementaire stukken,die bij de behandeling van een wetsontwerp tussen regering en Kamer zijn gewisseld, zoals de memorie van toelichting, alsmede uit het verslag van de mondelinge behandeling, het desbetreffende Kamerdebat. Ik heb deze aanpak hiervoor dus toegepasr, maar – zoals gezegd – met een innerlijk tegenstrijdig resultaat.
Volgens de subjectivistische opvatting van wetsinterpretatie is de wet niets anders dan de uitdrukking van de wil van de wetgever, en gaat het bij het uitleggen van de wet alleen om het vaststellen van die wil: ‘de wil van de wetgever is wet’. De wetsuitleg moet dus geheel en al op de vaststelling van die wil gericht zijn. Wordt de subjectivistische aanpak gevolgd bij de uitleg van de motie van afkeuring tegen Rutte, dan is duidelijk dat er een dubbele punt of tenminste komma gelezen moet worden tussen de hoofd- en bijzin in de uitspraak, en de bijzin niet uitsluitend op ‘de waarheid’ dient te worden betrokken.
Addendum 27 april 2021:
De Tweede Kamer keurt tenslotte in haar dictum ‘deze handelwijze’ af. Dit slaat dus terug op de uitspraak dat Rutte ‘de waarheid niet sprak in de media dat hij bij de oud-verkenners niet heeft gesproken over de positie van de heer Omtzigt’. Het woord ‘handelwijze’ kan in het algemeen gesproken niet alleen betrekking hebben op een enkele, eenmalige handeling, maar ook collectief bedoeld zijn. Met het verzamelbegrip wordt hier dan gedoeld op, in chronologische volgorde, de gedraging aangegeven in de bijzin, en vervolgens op de wijze waarop over de hem verweten gedraging naderhand commentaar is geleverd door Rutte (zie de hoofdzin). Het gaat dus om een tweetal handelwijzen, althans naar het oordeel van de Tweede Kamer
Peter-Arno Coppen zegt
Kennelijk is hier gewoon sprake van de omschrijving ‘de waarheid niet spreken’ in plaats van het werkwoord ‘liegen’. Had er gestaan ‘dat VVD-fractieleider Rutte, die tevens de rol van demissionair Minister-President vervult, loog in de media dat hij bij
oud-verkenners niet heeft gesproken over de positie van de heer Omtzigt’, dan was er grammaticaal weinig aan de hand geweest. Het zou zelfs kunnen dat de huidige tekst een redactie is van een eerdere formulering met ‘liegen’, en dit woord wat omfloerster moest worden uitgedrukt.
Er kan geen sprake van zijn dat de bijzin ’terugslaat op de hele hoofdzin’ (de hele motie is immers één zin), en ook kan er geen relatie zijn met ‘spreekt uit’ (de kern van de hoofdzin). De zin kan alleen maar zo gelezen worden dat de bijzin een functie vervult bij ‘(niet) de waarheid spreken’. Als je dit als een complex predicaat (met licht werkwoord) kunt lezen is het een doodgewone lijdendvoorwerpszin. De lezing waarbij de bijzin bijvoeglijk is bij ‘waarheid’ levert inderdaad de verkeerde betekenis op, maar daarvoor zou je dan wel ‘spreken’ moeten kunnen verbinden met een gespecificeerde waarheid. Met een neutraal voorbeeld: ‘Ik heb niet een specifieke waarheid gesproken, namelijk de waarheid dat het regent’. Dat lijkt me veel ongebruikelijker dan ‘niet de waarheid spreken’ te interpreteren als ‘liegen’.
Het lijkt me zeker te ver gaan om te stellen dat de gewraakte zin op basis van een twijfelachtige lezing iets “letterlijk” zou betekenen. Er zijn twee grammaticale constructies, waarvan mijns inziens de lezing met complex predicaat het minst afwijkend is, en kennelijk ook bedoeld. Uiteraard had de dubbelzinnigheid vermeden kunnen worden door het gebruik van het woord ‘liegen’, of door de bijzin verder in te bedden in iets als ’toen hij zei dat’ (dat lijkt me dan nog het beste), maar het gebruik van leestekens zoals hier boven omschreven is in elk geval geen oplossing.
Henk Wolf zegt
Ik lees de zin net als Peter-Arno. Als aanvulling: je ziet wel vaker dat constructies die in andere contexten onovergankelijk zijn, wel een indirecte rede als lijdend voorwerp kunnen krijgen:
Een paar internetvoorbeelden:
En hij lachte dat het gras al zo hoog gewassen was.
en een klein leugentje verteld dat ik vanaf volgende maand ga emigreren
Lotte knikte dat ze het begreep
Een alternatieve analyse is dat de bijzin geen lijdend voorwerp is bij het complexe predikaat zelf, maar bij een verzwegen werkwoord in een bijwoordelijke bepaling. Je zou de zinnen dan kunnen lezen als bijvoorbeeld:
dat Rutte de waarheid niet sprak in de media (door te zeggen) dat hij bij de oud-verkenners niet heeft gesproken over de positie van de heer Omtzigt
En hij lachte (toen hij zei) dat het gras al zo hoog gewassen was.
en een klein leugentje verteld (toen ik zei) dat ik vanaf volgende maand ga emigreren
Lotte knikte (om aan te geven) dat ze het begreep
Ik weet zo niet welke analyse de werkelijkheid het best beschrijft, maar er is elk geval één argument voor de tweede, namelijk dat in de Rutte-zin de werkwoorden in hoofdzin en bijzin in verschillende tijden staan. Doorgaans kopieert het werkwoord in een zinsdeelzin dat van de zin zelf (consecutio temporum). Ik denk dat de meeste Nederlandstaligen van de onderstaande zinnen nummer 1 beter vinden klinken dan 2:
1. dat Rutte loog dat ie de oud-verkenners niet had gesproken
2. dat Rutte loog dat ie de oud-verkenners niet heeft gesproken
Als ‘de waarheid niet spreken’ een complex predikaat zou zijn, zou je in de lijdendvoorwerpszin eerder ‘had’ dan ‘heeft’ als persoonsvorm verwachten.
Een enigszins vergelijkbaar geval met een voorzetselvoorwerp heb ik een poosje terug beschreven in zinnen met ‘geloven’:
https://neerlandistiek.nl/2020/11/mensen-vertrouwen-op-ons-dat-het-schoon-is/
J. Houtsma zegt
Maar ja, hij loog niet, hij vergiste zich.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik zie de meerwaarde van die tweede analyse niet zo. Het argument gaat in elk geval niet op, aangezien het weggelaten werkwoord natuurlijk dan ook in de verleden tijd zou staan (bijvoorbeeld ’toen hij ZEI dat’).
Speelt hier ook niet mee dat je een voltooide tijd hebt in plaats van een tegenwoordige tijd? Ik ben het wel met je eens dat ‘Hij loog dat het regent’ niet kan, maar ‘Hij loog dat het heeft geregend’ vind ik alweer een stuk beter. Ik ben dan wel geneigd om het feit dat het heeft geregend te interpreteren vanuit het perspectief van de spreker, maar onmogelijk lijkt mij dat niet.
Henk Wolf zegt
Je hoeft niet per se een persoonsvorm aan te nemen in zo’n bepaling. Ik heb daarom hierboven met opzet ‘door te zeggen dat’ in plaats van ’toen ie zei dat’ geschreven. Je zou zelfs iets kunnen aannemen als ‘met de mededeling’.
Ik heb dezelfde interpretatieve neiging als jij bij die laatste zin. In de oorspronkelijke Rutte-Omtzigt-zin heb ik de neiging om het al dan niet over Omtzigt praten te interpreteren als iets wat voorafgaat aan het ‘niet de waarheid spreken’. In ‘hij loog dat hij over hem had gesproken’ is bij mij consecutio temporum misschien net niet verplicht, maar wel een hele sterke neiging. Toch vind ik de gegeven zin met een tegenwoordige tijd niet zo heel gek.
Ik zie het contrast ook in:
Hij loog dat ie Kennedy niet had/?heeft vermoord.
Hij vertelde allerlei flauwekul dat ie Kenney had/heeft vermoord.
In de tweede zin is ‘allerlei flauwekul vertellen’ ook zo’n complex predikaat waarbij een ‘onverwacht’ lijdend voorwerp opduikt. Consecutio temporum lijkt dan (althans voor mij) veel minder nodig.