‘De titel De donkere kamer van Damokles is afgeleid van de uitspraak “Het zwaard van Damokles”. Dit is een oude spreuk om een voortdurende dreiging aan te duiden. Bij dit boek was het zwaard, de dreiging, meer de foto van Dorbeck en Osewoudt samen in de spiegel, die zijn onschuld had moeten bewijzen. “De donkere kamer” slaat op de donkere kamer die iemand nodig heeft als hij/zij een foto wil laten ontwikkelen.’
bron: Scholieren.com
Bovenstaand fragment is exemplarisch voor hoe boektitels worden verklaard op sites voor middelbare scholieren: vanuit een puur literair perspectief. Docenten Nederlands willen vernemen of de titel een sleutel voor de interpretatie bevat, of er een toespeling, symbool of eigenzinnige wereldvisie in zit en hoe de dorsvloer vol confetti, de vrezende steen of het gouden ei in het boek is verwerkt. Het ligt natuurlijk voor de hand om een literaire titel literair te duiden, maar dit perspectief geeft een vertekend beeld. Titels zijn namelijk in de eerste plaats bedoeld om lezers te werven. Het zijn reclame-uitingen. En zo zouden ze dus in de eerste plaats verklaard moeten worden.
Vuistregels
Mijn beroepsachtergrond is commerciële communicatie, een vak van vuistregels. Pas ik de regels voor vakkundige reclame toe op het smeden van boektitels, dan kom ik op de volgende eisenlijstje. Een goede titel moet:
- onderscheidend zijn;
- in één oogopslag opvallen zonder onverklaarbaar uit de toon te vallen;
- iets zeggen en/of suggereren over de inhoud;
- passen bij het genre;
- passen bij de publieke persoonlijkheid van de schrijver;
- de voornaamste doelgroepen aanspreken;
- gemakkelijk worden onthouden;
- goed klinken en vlot uit te spreken zijn;
- leiden tot een sterke cover;
- een emotie oproepen, bij voorkeur een onweerstaanbare nieuwsgierigheid naar de inhoud.
Hoe doet De donkere kamer van Damokles het als advertentie? De titel zit vol met assonanties en alliteraties, dus het lijkt me duidelijk dat auteur Willem Frederik Hermans goed gelet heeft op de klank. Hij moet ook bewust bedoeld zijn om op te vallen, door het opvoeren van een anachronisme (vgl. ‘Kruistocht in spijkerbroek’, ‘Orpheus in de Dessa’, ‘Mijn tafelheer is Plato’). De schrijver koos daarbij een vorm die tegenwoordig een cliché is bij thrillers: het koppelen van een bekende naam uit de cultuurgeschiedenis aan een woord dat spanning suggereert (‘The Da Vinci Code’, ‘Het Petrusmysterie’, etc.). Verder is de titel een beetje cryptisch, wat typisch is voor het literaire genre en het intellectuele imago van de schrijver bevestigt. Minpunten zijn de onhandige lengte van tien lettergrepen en de onzekere klemtoon van ‘donkere kamer’.
Knieval
Soms vertellen schrijvers iets over de ontstaanswijze van titels. Onthullend is het gesprek tussen Oek de Jong en zijn redactrice Tilly Hermans, dat werd opgeschreven door NRC Handelsblad. De twee vertelden onder andere dat ‘Opwaaiende zomerjurken’ een suggestie van de redactrice is geweest (het was oorspronkelijk een deeltitel). De Jong zei verder maandenlang na te denken en te twijfelen over titels. Voor wat ‘Zwarte schuur’ is geworden overwoog hij ‘De coverstory’: ‘Lekker vlot. Spannend. Maar wel een knieval voor kennelijk commercie.’
De succesauteur vindt dus dat een titel niet nadrukkelijk als verkoopmiddel ingezet moet worden. Dat is opmerkelijk, omdat ‘Opwaaiende zomerjurken’ juist een echte aandachtstrekker is, het type dat boekhandelaren als ‘novelty’ in het zicht leggen. ‘Zwarte schuur’ volgt het model van vele in het geheugen vastbijtende merknamen waarbij een kleur met een symbool is gecombineerd om tot iets unieks: ‘Red Bull’, ‘BlueBand’, ‘Groene Kruis’, ‘Yellowbrick’, etc. De Jong dingt wel degelijk naar de gunsten van Mercurius. Maar kennelijk niet bewust.
Spectaculair debuut
Hoe gaat de commercie er zelf mee om? Voor een boek over het onderwerp interviewde ik onlangs drie vertegenwoordigers van uitgevers, zowel fictie en non-fictie. Als eerste sprak ik met uitgever Rudy Vanschoonbeek, oprichter van het Antwerpse Vrijdag en eerder o.a. directeur van de Standaard Uitgeverij. ‘Het komt vaak voor dat de titel waar een auteur mee komt meteen oké is’, begon hij. ‘Maar het komt ook voor dat wij onze twijfels hebben of dat de schrijver zelf ontevreden is. Dan begint een soms lange zoektocht. We hebben de tijd, want het duurt meestal een half tot twee jaar voordat een boek verschijnt. In theorie kunnen we de titel nog wijzigen tot de dag dat het boek naar de drukker gaat, maar in de praktijk hebben we hem meestal klaar wanneer de aankondiging naar de handel de deur uitgaat.’
Vanschoonbeek vertelde dat veel mensen meedenken, inclusief commerciële vertegenwoordigers, boekhandels en soms ook volgers op sociale media. Het is een informeel proces dat is gebaseerd op de intuïtie en ervaring uit de breedte van het vak. De uitgever gaf als voorbeeld de roman ‘Woesten’ van Kris Van Steenberge. ‘Die titel is bedacht door een collega-redacteur uit Nederland. Hij verwijst naar het West-Vlaamse dorp Woesten, maar roept ook de associatie op van “woest”.’
Van Steenberges debuut was een succes, maar Vanschoonbeek durfde niet uit te spreken dat de titel daar een sleutelrol bij speelde: ‘De bijdrage daarvan is moeilijk los te weken van andere factoren. Van een ander debuut kan ik wel met zekerheid zeggen dat de titel belangrijk is geweest: “Het wordt spectaculair. Beloofd.” van Zita Theunynck. Die leverde direct reacties op bij de aanbieding naar de boekhandels en we konden hem perfect gebruiken voor de promotie, bijvoorbeeld op Facebook. Je kunt er van alles mee doen. Onlangs nog kondigden we een meeting over de verfilming aan als een “spectaculair filmoverleg”. De roman beleeft inmiddels de twintigste druk. Inderdaad, dat is spectaculair voor een debuut’.
Geen boek zonder overtuigende titel
Hans Koenen, acquirerend redacteur non-fictie bij Kosmos Uitgevers, schetste een vergelijkbare gang van zaken als bij Vrijdag. Nadat een schrijver zich met een veelbelovend boek gemeld heeft, maar zonder dito titel, begint een informeel, ‘ongoing process’. Koenen: ‘We werken bij Kosmos met “pitch meetings”, waarbij we voor elk boek de vraag stellen: willen we dit uitgeven? Daarbij is een overtuigende titel essentieel. We geven een boek niet uit wanneer we niet achter de titel staan.’ Gevraagd naar een voorbeeld verwees de redacteur naar een project waar een collega bij betrokken was: de succesvolle serie ‘Killerbody’-boeken van actrice en fitnessgoeroe Fajah Lourens. De magazineachtige titel is een samengebalde inkorting van Lourens’ eigen onderneming Mykillerbodymotivation. Het dodelijk goed verzorgde lijf van Lourens en het zetspiegelbrede in kapitalen gezette ‘KILLERBODY’ vormen als het ware samen één herkenbaar merk.
‘Of een titel werkt, hangt vaak sterk af van het geheel van de cover,’ lichte Koenen verder toe. ‘Ook daar zijn we soms lang mee bezig. Van beleggingsadviseur Janneke Willemse zouden we een boek uitbrengen met de ironische titel “Blondjes beleggen beter”. We hadden een puur typografische cover laten ontwerpen, met alleen die tekst. Maar toen we het persbericht al af hadden, twijfelden we nog steeds: stel dat de mensen de ironie niet snappen? Op de valreep stelde iemand voor om een foto van de blonde auteur ernaast te plaatsen. Toen we daar het ontwerp van kregen te zien, wisten we allemaal: dit is ’m.’
Samenspel met ondertitel
‘Die praktijk herken ik’, reageerde uitgever Marc Beerens, toen ik had samengevat wat zijn vakgenoten mij hadden verteld. Hij is uitgever filosofie en geschiedenis bij Boom Uitgevers Amsterdam en eigenaar van het Nijmeegse Vantilt. Ook bij zijn werk is het komen tot een titel een los en soms langdurig proces. Het verschil met Vrijdag en Kosmos is dat er ook klassiek wordt gebrainstormd over titels, met een groep mensen in één ruimte. Soms schuift de auteur daarbij aan. De winnende titel borrelt ook weleens ‘onder de douche’ op uit het onbewuste brein, vertelde Beerens.
Ook bij Boom worden titels dus buitengewoon serieus genomen. ‘Dat geldt denk ik voor alle uitgeverijen waarvan een belangrijk deel van de omzet via boekhandels behaald wordt’, zei mijn gesprekspartner. Hij ging vervolgens dieper in op de werkwijze: ‘Een non-fictietitel moet opvallen en duidelijk maken waar het boek over gaat. Wij zoeken daarvoor vaak naar een samenspel van titel en ondertitel. De titel moet een duidelijke richting aangeven en de ondertitel geeft daar commentaar op, of zorgt voor verdere verduidelijking. Een recente uitgave van ons is “Metafysica: Van orde naar ontvankelijkheid”, van Gert-Jan van der Heiden. Op het omslag staat het woord “metafysica” groot gezet. Je zou die hoofdtitel niet kunnen omwisselen met de ondertitel.’
Marc Beerens bekende tot slot dat het ook weleens minder goed uitpakt: ‘Bij Vantilt verzorgden we een uitgave van de aquarellen van een kunstenaar die in de zeventiende eeuw meereisde met de VOC en voor die tijd unieke aquarellen maakte van de mensen, het straatleven en de natuur in het verre Oosten. De titel werd “Van velerlei pluimage: Zeventiende-eeuwse aquarellen van Andries Beeckman”. Vervolgens koos de ontwerper van de cover voor een aquarel van een vogel. Door die combinatie dachten veel mensen dat het puur om een vogelboek ging. Dat heeft ons kopers gekost.’
Denkwerk
Mijn beeld van hoe titels tot stand komen, is door deze gesprekken bijgesteld. Niet alleen schrijvers denken soms lang na over een titel, ook uitgevers doen dat en naast redacteuren denken allerlei andere betrokkenen mee. Maar je moet het creatieve denkwerk ook weer niet overschatten, lijkt me. Schrijvers zijn uitzonderlijk goede taalgebruikers en bij een productie komen er bijna altijd wel woorden, zinnen en voorbij die met een beetje knippen, plakken of associëren een sterke titel vormen. Toen Oek de Jong vertelde dat hij maandenlang over een titel als ‘Zwarte schuur’ nadacht, bedoelde hij natuurlijk niet fulltime. Ook voor redacteuren en andere boekprofessionals zal het bedenken van titels een tweede natuur zijn. Ze zien ze in duizendtallen voorbijkomen en moeten daardoor een repertoire van de belangrijkste stijltrucs in het hoofd hebben.
Eens in de zoveel tijd leidt het proces tot een titel die het boek boven zichzelf uit laat stijgen. Een ‘Helaasheid der Dingen’, een ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’. Een regel die klinkt als een klok, die uitgroeit tot een begrip, die mensen anders naar de wereld laat kijken en die ze onverbiddelijk naar de bestsellertafels doet grijpen. Een killertitel.
Pitch
Even nog terug naar school. Het woord ‘pitchen’ (gelikt presenteren) kwam ik ook tegen bij creatieve opdrachten voor het literatuuronderwijs die op internet worden gedeeld. Leerlingen moeten bijvoorbeeld een gelezen boek promoten door middel van een ‘elevator pitch’. Een paar jaar geleden kwam ik iets vergelijkbaars tegen bij het redigeren van kunstlessen voor het basisonderwijs. Daar moesten tienjarigen(!) het resultaat van een project pitchen in de klas. Het lijkt dus inmiddels gewoon zijn geworden om cultuur te onderwijzen als iets dat verkocht moet worden. Over boektitels zijn zulke opdrachten ook gemakkelijk te verzinnen. Leerlingen moeten bijvoorbeeld de omslag van een fictief boek ontwerpen, met daarop zowel de titel als een pakkende verkooptekst. En dan pitchen maar. Of ze krijgen de opdracht om voor elk van de boeken van hun lijst een betere titel te bedenken. Na zulke opdrachten zullen ze bij een titelverklaring in een boekverslag vanzelf een analyse geven die recht doet aan hoe titels feitelijk functioneren.
Bronnen
– S. M. (scholier), ‘De donkere kamer van Damokles’, boekverslag op Scholieren.com, 2012
– Thomas de Veen, Jannetje Koelewijn, ‘Soms zie ik je heel moe worden, Tilly, maar ik kan niet anders’, NRC Handelsblad, 13 december 2019
Laat een reactie achter