Inmiddels weten we dus dat minstens even interessant als wat er allemaal veranderd is in de nieuwe editie van de Algmene Nederlandse Spraakkunst is: wat er allemaal niet veranderd is. Zoals de paragraaf over koppelwerkwoorden. Keurig wordt daarin het rijtje opgesomd waarvan ook ik op school heb geleerd dat ze deze klasse uitmaken: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.
Maar met geen woord wordt gerept van het feit dat die woorden onderling van elkaar verschillen in hun syntaxis.
Iemand kwam er onlangs over met een vraag bij me (iemand met een heel leuk hondje, maar dat doet er nu niet toe) (als het er niet toe doet, waarom vermeld ik het dan) (omdat Neerlandistiek de Times is van mijn ziel). Wat verklaarde het volgende verschil tussen de volgende twee zinnen:
- Ik ben Pieter niet.
- Ik heet niet Pieter.
Als je een zin met zijn ontkent, komt niet normaliter achter de naam, niet ervoor (al kun je ‘ik ben niet Wouter’ wel zeggen, met een heel specifieke intonatie en een contrast: ‘ik ben niet Pieter maar Wopke’). Maar bij heten kan niet niet voorafgaan: ik heet Pieter niet is geen welgevormde zin van het Nederlands.
Wat verklaart dat? Ik ben er niet helemaal uit. Het moet iets te maken hebben met een ander verschil tussen Ik ben x en ik heet x. Als je x vervangt door iets voornaamwoordelijks zie je ook een verschil:
- Wie ben jij? Hoe heet jij?
- Pieter, dat ben ik. / Pieter, zo heet ik.
Het zogenaamde naamwoordelijk deel van heten heeft met andere woorden iets bijwoordelijks. Ook andere bijwoorden volgen op niet:
- Ik loop niet veel.
Een complicerende factor is dat je bij heten niet ook kunt vervangen door geen. Bij zijn gaat dat helemaal niet (met namen):
- Ik heet geen Pieter.
- Ik ben geen Pieter.
De tweede zin is alleen goed als je Pieter leest als een soort prototype (‘ik ben geen Pieter dat ik de regering de hele tijd lastig val met ingewikkelde vragen’). Hoe dan ook is er, lijkt mij, reden om de classificatie van koppelwerkwoorden te herzien. Daar lees je de kranten niet over, dol als ze altijd zijn op de nieuwste snufjes van de ANS. Dat lees je alleen in de Times van mijn ziel.
Peter-Arno Coppen zegt
Je hebt natuurlijk ook nog ‘heten’ in de zin ‘Hij heet geschikt voor deze functie (te zijn).’ Daar is de benoeming gebaseerd op het weglaten van het koppelwerkwoord ‘zijn’ (net als bij lijken, blijken en schijnen).
F. Huygen zegt
Is het verschil tussen de twee zinnetjes niet dat ‘Pieter’ in zin ‘Ik ben Pieter niet’ verwijst naar de persoon Pieter, en in de zin ‘Ik heet niet Pieter’ naar de naam Pieter? Volgens mij wordt dat bevestigd als je ‘Pieter’ vervangt door een niet-bestaande naam. ‘Ik ben Xhjerwlvwac niet’ is evenmin goed Nederlands als ‘Ik heet Xhjerwlvwac niet’, als we aannemen dat er niemand bestaat die Xhjerwlvwac heet.
Het verschil lijkt iets te maken te hebben met eindigheid vs. oneindigheid, vergelijkbaar met het Engelse ‘which’ versus ‘what’: Met ‘ik ben Pieter niet’ zeg je: ‘uit een eindig aantal personen die ik zou kunnen zijn, ben ik in elk geval niet Pieter’ maar bij ‘ik heet niet Pieter’ zeg je: ‘uit een oneindig aantal namen die ik zou kunnen dragen, is Pieter in elk geval niet de juiste’.
Of in programmeertermen: in het eerste geval is ‘Pieter’ een variabele, in het tweede geval een string. Bij een oneindig aantal opties, dus bij een string, is het onzinnig (en dus onmogelijk) om die string ergens anders in de zin te plaatsen.
Waarom kun je wel zeggen: ‘Ik ben de directeur niet’ en niet ‘Ik ben directeur niet’? Omdat in de eerste zin altijd de implicatie is van het syntactische verschil: iemand anders is wel de directeur (indien de klemtoon op ‘Ik’), of ik heb wel een andere functie in het bedrijf (indien klemtoon op ‘directeur’). In de tweede zin (oneindig aantal mogelijkheden) is er geen implicatie dat iemand anders wél directeur is, of dat je zelf iets anders bent dan directeur. Daarom is dat een onmogelijke zin.
Jan Odijk zegt
Is zijn ( hier) een koppelwerkwoord?
Is in de voorbeelden met ‘ zijn’ hier niet sprake van identificationerl zijn, in tegenstelling tot predicatief ‘ zijn’?
Is zijn ( hier) een koppelwerkwoord?
Is in de voorbeelden met ‘ zijn’ hier geen sprake van identificatie in plaats van predicatie, vol Taalportaal https://taalportaal.org/taalportaal/topic/link/syntax__Dutch__np__n8__nouns8_Syntactic.8.2.1.xml
Henk Wolf zegt
Ik vergelijk voor de studenten het benoemen van ‘heten’ als ‘koppelwerkwoord’ met het gebruik van namen als ‘vleermuis’ en ‘walvis’ voor dieren die helemaal geen muizen en vissen zijn: het is een historische categorisering die bij nadere beschouwing niet goed te onderbouwen is, maar waar we ons lastig aan kunnen onttrekken.