Taal is voor veel mensen een onderwerp om zich af en toe enorm druk over te maken, en dan weer over te gaan tot de dagelijkse beslommeringen. Zou iemand echt denken dat een van de journalisten die de afgelopen dagen een stukje heeft getikt waarin moord en brand werd geschreeuwd over het feit dat je “voortaan” ‘groter als’ zou “mogen zeggen” (hier, hier, hier, hier, hier, hier en tal van andere plaatsen) een halve minuut korter heeft geslapen om dat kennelijk zo schokkende nieuws? Het waren allemaal gewoon lekkere stukjes, het internet moet vol, geen van de schrijvers had vermoedelijk ooit van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) gehoord waarin de aanstootgevende passage stond, en als je hen er over een half jaar naar zal vragen weten ze nog steeds niet hoe het nu eigenlijk zit.
Ondertussen hadden de taalkundige collega’s het maar weer druk met iedereen uitleggen dat het echt anders zat. Dat de ANS een taalkundig werk was en dat taalkundige werken altijd “descriptief” zijn en nooit “prescriptief”, met daarna eventueel een ingewikkelde uitleg van wat dat allemaal precies betekent, “descriptief” en “prescriptief”. En dat de hele passage over groter als in de ANS uit 1997 stamt en helemaal niet gewijzigd is in de nieuwe editie. En dat het een schande is hoe de journalistiek tegenwoordig te werk gaat, foei, wat een luiheid. In plaats van dat die lui gewoon een pagina vullen met het verschil tussen descriptief en prescriptief, dan leren de lezers tenminste nog eens wat!
Maar bij dat alles bleef een belangrijke kwestie onbesproken. Dat je inderdaad “groter als” mag zeggen, als je dat wilt. dat er geen boek is dat dit verbiedt, dat er geen mens is die je kan tegenhouden, dat je ook niet dommer of slechter bent dan iemand die “groter dan” zegt. Zoals je omgekeerd natuurlijk ook “groter dan” mag zeggen en dat dit je ook niet ineens tot een oude muts maakt. En dat het altijd zo is geweest, dat je altijd groter als mocht zeggen en groter dan, dat er nooit een wet is geweest die een van de twee verbood.
Ik schrijf dat niet omdat ik zo dwars ben, of anarchistisch, of laks, of bang voor de meute. Ik schrijf dat omdat het de realiteit is. Er bestaat geen Centrale Autoriteit Als-of-Dan-Kwesties, er is geen boek waarin het allemaal is vastgelegd. Iedereen mag zeggen wat hij wil en hoe hij dat wil.
De werkelijkheid is gemener en huiveringwekkender. De reden dat je in sommige omstandigheden beter groter dan kunt zeggen is dat sommige lieden denken dat je dom bent als je dat niet doet, of dat ze bijgelovig zijn en denken dat er iets inherent mooier of duidelijker of Nederlandser is aan ‘groter dan’, of omdat ze denken dat wat zij ooit op de basisschool hebben geleerd voor altijd in steen gebeiteld hoort te staan. Je moet dus zien uit te vissen wie die mensen zijn en als je afhankelijk van ze bent of een relatie met ze op prijs stelt, omdat ze je baas zijn of je opdrachtgever of je leraar, dan moet je weten dat je je aan hun eigenaardigheden moet aanpassen.
Zoals omgekeerd er mensen zijn die het gezelliger vinden als je groter als zegt, bijvoorbeeld omdat je anders een uitslover bent en ze niet houden van uitslovers.
In een parallelle discussie van de afgelopen dagen – over de mededeling van de Universiteit van Hull dat ze werkstukken niet meer op spelling en grammatica zouden controleren – bracht af en toe iemand naar voren dat je mensen uit minder bevoorrechte milieus juist helpt door ze te leren hoe ze moeten spreken. Daar zit wat in; het betekent alleen niet dat je die mensen dan tegelijkertijd moet inprenten dat groter als ‘eigenlijk’ fout is. Wat je mensen wil leren, is een zekere souplesse. Anders dan de collega’s in Hull vind ik dat je de taal van de elite best mag leren aan iedereen die zich meldt – je moet er alleen wel bij vertellen dat het inderdaad om een elite gaat.
Maar hebben we geen eenheid nodig? Wordt het niet alras een zootje als iedereen zegt wat hij of zij wil. Welnee. Althans geen groter zootje dan het toch al is. Een samenleving coördineert heus wel, en van nature, hoe dat gaat.
Kijk, en dat kom je niet te weten als de deskundige het altijd maar heeft over descriptief en prescriptief. Het is dan net alsof die deskundige denkt dat er wel degelijk regels moeten worden voorgeschreven – alleen niet door hem of door haar. Volgens mij heeft die deskundige wel degelijk een taak die verder reikt dan ‘beschrijven’ wat iedereen zoal zegt. Namelijk ervoor zorgen dat mensen eens begrijpen hoe het werkelijk in elkaar zit. Al die rare stukjes in de krant, die laten onder andere ook zien dat de gemiddelde krantenlezer geen idee heeft hoe taal eigenlijk in elkaar zit.
Dat is veel, veel erger dan dat sommige mensen ‘groter als’ zeggen en andere ‘groter dan’. Taalkundigen zouden zich dat moeten aanrekenen.
msvandermeulen zegt
Er ligt zeker een taak bij taalkundigen, dat ben ik met je eens. Laatst schreef iemand: zolang taalkundigen geen regels stellen, dan wordt dat gedaan door anderen. Die vaak veel minder kennis van zaken hebben. Dan beter taalkundigen, maar die weigeren meestal. Overigens wordt de hele tegenstelling descriptivisme vs prescriptivisme in taalnormonderzoek al een tijdje heel kritisch benaderd (zie bv bijdragen in Chapman en Rawlins 2020, als e-boek via de RU verkrijgbaar).
Toch ligt voor mij het probleem véél meer bij het onderwijs, en daarmee bij de politiek. Taalkundigen roepen al 30 jaar (zo niet langer) voor opname van taalkunde in het vak Nederlands. Dé plek om op al die interessante dingen in te gaan. Maar dat lukt niet. Het is een vicieuze cirkel: men weet niet wat interessant is, omdat men dat niet leert, waardoor men het niet wil onderwijzen. Hoe we uit dat probleem komen weet ik niet.
WebredMiet zegt
Het probleem is ook dat het niet alleen over kennis gaat, maar ook over diepgewortelde overtuigingen, ook bij taaldocenten. Vraag dat maar eens aan de taaladviseurs, bijvoorbeeld van Onze Taal. Wouter van Wingerden heeft zijn boekje ‘Maar zo heb ik het geleerd!’ niet voor niets geschreven.
Kennis verspreiden is een goed begin en dat moet zeker gebeuren, maar verwacht er ook niet te veel van.
Marten van der Meulen zegt
Het gaat uiteindelijk om bewustzijn kweken, dat is volgens mij precies de insteek van de herziening van het curriculum Nederlands voor de middelbare school (althans in Nederland). Kennis is daar een onderdeel van, maar dat betekent meer dan alleen zenden. Het gaat om dialoog. Ik zou daarom zeggen: met taaldocenten in gesprek, én lesstof aanpassen voor de middelbare school. Maar het blijft wat mij betreft belangrijk er iets aan te doen, ook al is het tegen de klippen op. Ook diepgewortelde overtuigingen kunnen veranderen.
WebredMiet zegt
Helemaal mee eens! En we doen het ieder vanuit onze eigen mogelijkheden, met onze eigen insteek en binnen ons eigen netwerk. Uiteindelijk zal er wel iets doorsijpelen.
Bas Levering zegt
Ik ben zo vrij om de tekst van de aflevering van 26 februari 2010 van mijn wekelijkse column in AD-Het Groene Hart onder de titel ‘Een bietje snelachtig’ aan u voor te leggen.
Een bietje snelachtig
We komen er niet onderuit om ook hier aandacht te besteden aan de vraag of we ´hun hebben´als correct taalgebruik moeten accepteren. De kwestie gaat me zeer aan het hart. In 1981 kocht ik in Engeland het boek Language Change: Progress or Decay? van Jean Aitchison, linguïste aan London School of Economics. Het is nog altijd in de handel, want het slaat de spijker op de kop. Als het om taalverandering gaat zijn er onder wetenschappers en gewone mensen twee kampen, zij die taalverandering als vooruitgang zien en zij die taalverandering als verloedering beschouwen. Dat taal verandert is onontkoombaar, maar dat onderstreept nu juist het belang van zorgvuldig taalgebruik.
In de jaren zeventig was er een grote groep mensen voorstander van het aanpassen van de schrijftaal aan de spreektaal. Het belangrijkste motief was dat de spelling er dan voor kinderen gemakkelijker op zou worden. Een grote vergissing natuurlijk, want spelling is niet op die manier te vereenvoudigen. Daar kan geen aksiegroep iets aan veranderen. Er veranderde niets. In 1995 kwam het tot de eerste echte volksopstand tegen de officiële spelling. Het Genootschap Onze Taal bracht het Witte Boekje als alternatief voor het Groene, dat inderdaad veel slordigheden bevatte. Toch blijft het merkwaardig dat een aantal grote kranten en tijdschriften zich niet aan de officiële spelling houden. Een perfecte spelling bestaat niet en we moeten gewoon toegeven dat we allemaal wel eens fouten maken. Maar laten we ons alsjeblieft aan een overeengekomen arbitraire norm houden. In 1984 was de ANS verschenen, de Algemene Nederlandse Spraakkunst. Volgens velen mocht van ANS te veel. Daarom werd ze in vakkringen ook wel ANS Tolerans genoemd. Maar ‘hun hebben’ werd, terwijl je het ook toen al vaak in de gesproken taal tegenkwam, door haar nog wel als tegen de regels verklaard.
ANS maakt onderscheid tussen standaardtaal, schrijftaal, vaktaal, spreektaal en regionale taal. Bij ons in de streek is het correct om te zeggen: Het is misschien een bietje snelachtig om ‘hun hebben’ nu al als correct te accepteren. En zo is het maar net.
Emmy van Stratum zegt
‘Groter dan’ is kunstmatig, het dateert uit de zeventiende eeuw, afgezien van de middeleeuwen. Bovendien, voor wie nog Duits kent: daar is het ‘grosser als’.
Ik denk (zonder bewijs natuurlijk) dat de bevolking dat ‘dan’ in al die eeuwen nooit echt omarmd heeft.
Schrijven was vroeger elitair, en toen schreef men ‘dan’, maar met de komst van internet is het schrijven gedemocratiseerd: iedereen schrijft op de sociale media, een plaats waar taalregels niet tellen.
Geef ‘als’ gewoon de tijd, ik weet zeker dat het ‘dan’ gaat overvleugelen over een aantal decennia.
Wat mij eigenlijk veel meer opvalt (vooral in de krant) is het veelvuldig gebruik van ‘evenveel dan’, ‘niet/net zoveel dan’: een soort hypercorrectie? Daar zouden best wat lesjes grammatica tegenaan gegooid kunnen worden.
En herstel in kranten de corrector in ere.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, dat is niet waar, dat ‘groter dan’ kunstmatig is, in ieder geval niet kunstmatiger dan ‘groter als’. Het is wel degelijk een vorm die mensen ‘van nature’ gebruiken, en mogelijk zelfs een oudere vorm.
WebredMiet zegt
Ik geef je grotendeels gelijk. Ik heb in de reacties wel gemerkt dat gezegd wordt dat ‘groter als’ tot de ‘informele spreektaal’ hoort, maar dat is maar een zijdelingse opmerking en ik betwijfel het of iedereen weet dat dat gewoon betekent dat iedereen het wel eens zegt en de wereld ondanks dat niet vergaat. Dat zou dus wat nadrukkelijker mogen.
Als je het over taalkundigen (en deskundigen) hebt, veronderstel ik dat je de taalonderzoekers en -docenten bedoelt die nu aan een academische instelling werken en dus op de hoogte zijn van de huidige visie op taal en de manier waarop taal onderzocht wordt. Maar er zijn ook nog andere taalkundigen: de mensen die een diploma hebben behaald in een taalkunde-opleiding en nu professioneel actief zijn in de taalsector: als vertaler, copywriter, taalleraar in het voortgezet onderwijs, redacteur, journalist enz. Zij hebben de opleiding ooit gevolgd en zijn nog steeds dagelijks met taal bezig, maar zijn doorgaans niet op de hoogte van die laatste stand van zaken. Ze volgen nog wel opleidingen en bijscholingen, maar die zijn meestal praktisch van aard (bijvoorbeeld met nieuwe software leren werken) en gaan niet over taalkundig onderzoek. Je kunt ze dat niet kwalijk nemen: die opleidingen kosten behoorlijk wat en moeten dus ook opbrengen. Maar dat heeft zo zijn gevolgen, onder meer dat veel mensen nog met compleet verouderde ideeën rondlopen.
Ik beschouw mezelf, als vertaler die academisch onderzoek zo goed mogelijk opvolgt, als een brug tussen die twee werelden. Maar ik moet heel eerlijk toegeven dat ik zelf geschrokken ben van de manier waarop veel van mijn collega’s (vertalers) meegegaan zijn in de hetze. Grosso modo heb ik deze drie types reacties gezien:
– Minstens even heftig en verontwaardigd zijn
– Een soort existentiële twijfel: wat mogen we nog corrigeren en hoe kunnen we dat nog verantwoorden tegenover onze leerlingen/klanten?
– (Heel zelden, maar toch) Opluchting: ik hoef dat niet meer te corrigeren bij mijn leerlingen
Wat ik niet gezien heb: op zijn minst de vraag of dit wel kon kloppen. Ik heb zelf hier en daar uitleg gegeven over wat er dan wèl veranderd is in de ANS (want dat moet wel, anders was er geen persbericht en dus geen nieuws) en die berichten werden met veel dankbaarheid gedeeld. Dat is fijn, maar dat betekent dat die mensen dus zelf niet wisten wat er aan de hand is en wat de ANS precies is. Ik heb het dus nog steeds over mensen met een taalkunde-opleiding die een taalberoep uitoefenen, dus niet de willekeurige taalgebruiker-met-een-mening. Zij hebben ongetwijfeld ooit, in hun opleiding of later, gehoord over het verschil prescriptief-descriptief, maar slagen er zelf niet in om te zien wat dit precies voor hun taalgebruik (werk en privé) betekent. Namelijk dat de standaardtaal een register is dat je onder bepaalde omstandigheden, zeker professioneel, moet toepassen om serieus genomen te worden of omdat dat van je verwacht wordt. Maar dat tegelijk de wereld niet vergaat als je die normen niet toepast in een context waar die helemaal niet verwacht worden, bijvoorbeeld als je het met je beste vrienden over de laatste voetbalwedstrijd van je favoriete club hebt (en die vrienden geen taalkundigen zijn ).
Ik heb dat onderschat en ik vermoed dat dat geldt voor veel mensen. Ik denk eerlijk gezegd ook niet dat we dat tij meteen kunnen keren. Je kunt dat meenemen voor de huidige taalkunde-opleidingen (zou ik doen), maar dan heb je de mensen die hun opleiding achter de rug hebben nog niet bereikt. Je kunt bijscholingen organiseren (zou ik ook doen, meer nog, ga ik zelf doen), maar daar bereik je maar een beperkt publiek mee. Bijscholingen kosten geld en moeten bijgevolg rendabel zijn. Een nieuwe software leren gebruiken is duidelijk rendabeler dan een opleiding over taalregisters. Ik zou het ook graag anders zien.
Wat deskundigen wel kunnen doen, is beter en vaker uitleggen wat taalvariatie is, waarvoor taalbeschrijving dient, hoe taalregisters werken en wat je daar als taalgebruiker of als taalprofessional zelf mee kunt doen. In de taalkunde-opleidingen, in populairwetenschappelijke media zoals dit, in goed toegankelijke opleidingsmodules, liefst online enz. Het is een werk van lange adem en er zal behoorlijk wat weerstand zijn (verontwaardiging werkt nu eenmaal beter en sneller dan nuance). Maar uiteindelijk zal het wel doorsijpelen.
Aleid van de Vooren-Fokma zegt
De reacties die jij beschrijft, kwam ik ook tegen onder NT2-docenten. Daar is het verder nog een tikkeltje erger, omdat er schrikbarend veel NT2-docenten zijn met weinig taalkundige kennis. De opleiding is een post-hbo, waarvoor dus iedereen met minimaal een hbo-opleiding zich kan aanmelden. Dat kan ook een bouwkundige of ict’er of zo zijn. In de opleiding wordt vervolgens weinig tot niets aan taalkunde gedaan, want dat moet je zelf maar leren.
WebredMiet zegt
Er zijn ook veel zogenaamde ‘zij-instromers’ bij vertalers, copywriters, redacteurs, journalisten: mensen die een andere opleiding hebben gehad, maar goed kunnen schrijven, de regels in de vingers hebben en achtergrondkennis hebben van andere materie dan alleen taal. Het zijn geen beschermde beroepen, in principe kan iedereen vertaler enz. worden. Het vraagt ook geen al te grote investeringen: een laptop, een internetverbinding en een telefoon volstaan al. Dat zorgt vaak voor frustraties bij de mensen die wél een diploma in de taalkunde of vertaalkunde hebben.
Mijn conclusie: we mogen er niet van uit gaan dat iedereen die actief is in de taalsector een taalkundige achtergrond heeft, en al helemaal niet dat die op de hoogte is van het echte opzet van naslagwerken.
WebredMiet zegt
Nog een dingetje (kort, deze keer 🙂 ): het nieuwe boek van Nicoline van der Sijs, ‘Taalwetten maken en vinden’, legt haarfijn uit waar al die normen vandaan komen, waarom ze er zijn, wie ze verzonnen heeft, welke rol ze spelen (en welke niet), welke er ooit zijn geweest maar nu alweer verdwenen zijn enz. Het is de grondig herwerkte en uitgebreide versie van haar boek ‘Taal als mensenwerk’ van 2004.
Oké, ’t is een tikkeltje langer dan het doorsnee krantenartikel, maar je krijgt dan wel weer alle informatie over alle soorten normen mee, van uitspraak tot spelling en grammatica, door de eeuwen heen.
Timothy Colleman zegt
Mooi stuk en mooie reacties! Maar de belangrijke kwestie die volgens Marc onbesproken is gebleven, die hebben we zelf wel degelijk onder de aandacht proberen te brengen, hoor, vandaag bv. nog in een opiniestuk in De Morgen (achter de betaalmuur). Daarin proberen we kort uit te leggen dat het in de grammatica niet zo werkt dat een of andere commissie van experts de “officiële” regels van het Nederlands zou kunnen vastleggen, dat een zekere mate van variatie in de grammatica perfect normaal is, en dat iemand die (wel eens) een andere grammaticale variant gebruikt dan die die velen onder ons op school hebben geleerd (groter als, pakweg) daarom nog geen dommerik is die “de regel gewoon niet snapt”. Dat we als taalkundigen nog altijd veel zendelingenwerk op te knappen hebben, dat is wel zeker, maar dat de “deskundigen” de afgelopen week niet verder zijn gekomen dan wat gegoochel met de termen descriptief en prescriptief, dat ben ik niet met Marc eens.
Harrie Baken zegt
Het artikel in De Morgen is inmiddels beschikbaar voor iedereen: https://archive.ph/DUpaD
WebredMiet zegt
Uitstekend stuk!
Het helpt natuurlijk ook niet dat sommige zelfverklaarde deskundigen in hun opiniestukken de geloofwaardigheid van taalonderzoekers (‘professoren’) onderuit halen door ze weg te zetten als een soort ivorentorenfiguren die hun verantwoordelijkheid (wat dat ook is) niet willen nemen.
Erwin Mantingh zegt
Behartenswaardig pleidooi, Marc, en interessante discussie. Het viel mij wel op dat er een beduidend verschil in nuance zit in de stukjes waarnaar je verwijst. In Het Parool en Linda wordt de ANS en taalvariatie recht gedaan, maar Kidsweek, de Volkskrant en Humo niet – in De Morgen pas in tweede instantie, als ik het goed zie door het woud van cookie-instellingen heen. Zouden taalkundigen en taalkundig onderlegde wetenschapsjournalisten hun pijlen niet kunnen richten op genoemde media en redacties, naast hun broodnodige, brede zendingsmissie via het onderwijs?
Jan Uyttendaele zegt
Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_taa008197001_01/_taa008197001_01_0083.php
Eva zegt
Als iedereen gaat spreken en schrijven zoals hij of zij meent dat het juist is zullen we elkaar uiteindelijk nog minder verstaan dan nu al sinds men allerlei taalregels laat versloffen het geval is.En tenslotte kan dit leiden tot totaal elkaar niet meer begrepen.
Taalregels zijn echt niet zomaar uitgevonden,
Marc van Oostendorp zegt
Taalregels zijn inderdaad niet ‘zomaar’ uitgevonden, taalregels zijn in het geheel niet uitgevonden.
J. Houtsma zegt
Zoiets heet een dooddoener.
Weia Reinboud zegt
Hilarisch eigenlijk, die opwinding steeds over dit soort dingen. Kidsweek zegt dat ‘Ik heb hun een boek gegeven’ nu ook mag, maar ‘Ik heb hen een boek gegeven’ is toch juist ‘fout’ in het formele register?!
Maar hen/hun is niet mijn sterkste punt, in de vijfde hadden we een kwekeling die hen/hun uitlegde, maar dat ‘hun’ altijd mocht. Omdat in mijn omgeving ‘hen’ totaal afwezig was, heb ik dat goed in mijn oren geknoopt, in 1960.
Intussen kom ik mensen tegen die in hun spreektaal ‘hen’ gebruiken.
Hans zegt
Beste Marc,
Zelf schrijf je:
“Dat is veel, veel erger dan dat sommige mensen ‘groter als’ zeggen en andere ‘groter dan’
“in ieder geval niet kunstmatiger dan ‘groter als’.”
Je zou denken dat de vorm met ‘dan’ jouw persoonlijke voorkeur heeft. Klopt dat, en als dat zo is, waarom?
Marc van Oostendorp zegt
Ik weet niet of die vorm mijn voorkeur heeft, maar het is inderdaad de vorm die ik gebruik, omdat ik dat gewend ben.
J. Houtsma zegt
Nee, Marc, je schrijf dat als onderdeel van een drang om algemeen beschaafd Nederlands te schrijven. Zodat je optimaal kunt communiceren. En het is niet goed om zelfs maar de indruk te wekken dat dat nergens voor nodig is.
Marc van Oostendorp zegt
Deze reactie gaat er vanuit dat mensen van nature groter als willen zeggen en alleen beschaving hen brengt bij groter dan. Dat is niet zo. Groter dan is niet meer of minder ‘natuurlijk’ dan groter als. Pleiten voor algemeen gebruik van het tweede is net zo onzinnig als pleiten voor algemeen gebruik van het eerste.
Wie overigens een beetje terugleest in de afgelopen 25 jaar Neerlandistiek / Neder-L zal zien dat ik dit anarchisme altijd bepleit heb. Los van de eventuele waarde van deze politieke vorm voor de samenleving als geheel, lijkt het me de meest gezonde manier om een taalgemeenschap te organiseren; waarbij je er wel (zoals bij ieder anarchisme) voor moet zorgen dat het uiteindelijk niet in de praktijk het recht van de sterkste betekent.
Wat dit met het negeren van het virus te maken heeft, ontgaat me.
J. Houtsma zegt
Nee Marc, ik denk niet dat mensen van nature “groter als” zeggen. Net zo min als ik denk dat ze van nature Rutte bij het grof vuil willen zetten. Ik lever alleen (zoals al eerder) kritiek op je anarchisme. Dingen komen niet vanzelf goed. En het recht van de sterkste en het recht op chaos vallen in het eind onvermijdelijk samen.
Weia Reinboud zegt
Wordt het het recht van de sterkste dan is het geen anarchisme maar egoïsme. Anarchisme gaat over zonder regels samenwerken.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, maar ik bedoel: anarchisme kan als je niet oplet vervallen tot wat jij egoïsme noemt.
veraldereerd zegt
Nog wat leesvoer voor de onverbeterlijke verbeteraar : J.J. de Rooy , Nieuwe Taalgids 1972. Als of dan. Hierin wordt het artikel ‘ Groter als ‘ van P. C. Paardekooper besproken. (Het houdt de mens van de straat. Bittere noodzaak in deze barre tijden. )
Jan Uyttendaele zegt
In de meeste Vlaamse dialecten zegt men in de vergrotende trap: ‘Hij is groter als mij (sic)’. Paardekooper heeft altijd ‘groter als’ verdedigd, omdat hij bang was dat de Vlamingen ook ‘even groot dan’ zouden gaan zeggen. Die vrees is uitgekomen: ik hoor veel Vlamingen intussen ook ‘dan’ in een stellende trap gebruiken, als een soort hypercorrectie (zoals hier al is opgemerkt).
J. Houtsma zegt
Er zit echt anarchisme in de lucht hoor. Het virus wordt genegeerd, Rutte moet bij het grofvuil. En Marc van Oostendorp trekt de stop uit het bad van het Nederlands. “Hebben we eenheid nodig? Welnee. Een samenleving coördineert heus wel, en van nature, hoe dat gaat.”
J. Houtsma zegt
Best slap trouwens, als een werk dat zich betitelt als spraak*kunst* zich beperkt tot het *beschrijven* van het gebruik van de taal, en zich niet durft uit te spreken over het *moet*.
Jan Uyttendaele zegt
‘De ANS gaat principieel beschrijvend te werk, dat wil zeggen dat ze niet voorschrijft hoe iets moet, maar dat ze de vormen en constructies die in het taalgebruik voorkomen, registreert en bespreekt. Dat neemt niet weg dat wie daar behoefte aan heeft, wel degelijk een normatief gebruik kan maken van de ANS’. Zie: http://ans.ruhosting.nl/ansboek/index.html