Gids voor verborgen spraakverwarringen tussen Belgen en Nederlanders (7)
De landsgrens NL-BE trekt een duidelijke scheidingslijn doorheen het Nederlandse taalgebied voor wat betreft de huidige betekenis(sen) van een handvol woorden en uitdrukkingen; in deze gevallen gebruiken Nederlanders en Belgen dus dezelfde termen maar bedoelen ze er iets anders mee.
Het spreekt voor zich dat je hier een momentopname ziet, want zoals het een levende taal betaamt, is ook de onze altijd in beweging – met regelmaat vinden er dan ook talige uitwisselingen plaats tussen noord en zuid.
Pan
Je hebt ze diep, ondiep, met steel, zonder steel. Sommige pannen zijn geschikt om in te bakken, andere om voedsel in te koken.
In Nederland kan de pan diep of ondiep zijn; in België is een pan altijd ondiep: een bakpan dus, met lage randen. Zulk een ding duidt de Nederlander aan met koekenpan of bakpan.
De Nederlandse diepe pan benoemt de Belg met het plompe woord pot. Dat vindt de Nederlander wellicht merkwaardig, want hij ziet dan een voorwerp waarin je voedsel bewaart. Een ding dat veel Belgen ‘bokaal’ noemen. En nee, beste Nederlanders, daar bedoelen ze geen wedstrijdbeker mee.
De Belg op zijn beurt vindt het misschien raar dat een pan in Nederland diep kan zijn. Dat laatste is echter zeker niet vreemd: het woord gaat terug op het middeleeuws-Latijnse panna: een ketel. Duidelijk.
Over één ding zijn we het wel eens: een steelpan is een steelpan: een wat diepere pan (of pot) met een lange steel eraan. Soms kan het ook eenvoudig zijn.
Pollepel
Toen ik (Miet) onlangs in een Nederlandse supermarkt waarvan de naam begint met een A en eindigt met een H een nieuwe lepel wilde kopen om de soep mee op te scheppen, keek ik vreemd op van de naam: dat ding heette in die winkel een ‘soeplepel’. Normaal voor Nederlanders, maar Belgen noemen die lepel een ‘pollepel’. De ‘soeplepel’ gebruiken zij om hun soep mee te eten. Precies, dat is de Nederlandse ‘eetlepel’.
Ingewikkeld? Wacht, ik ben nog niet klaar. Die pollepel hing immers ook in het rek in de winkel: het was een houten lepel om saus mee te roeren. In het Belgisch-Nederlands een ‘houten lepel’. Weet waar je aan begint als je keukengeheimen uitwisselt.
De etymologie van pollepel is onzeker. De bekendste theorie is dat het een samenvoeging zou zijn van pot + lepel, dus een lepel waarmee je in een pot roert of schept. Logisch, maar niet zo waarschijnlijk. Er zijn amper andere voorbeelden te vinden van een eind-t die in een samenstelling samenvalt met een l aan het begin van het tweede deel. De meeste etymologen kunnen zich tegenwoordig wel vinden in de theorie dat het stukje ‘pol’ een variant is van ‘peul’, een hol, rond voorwerp. Waarschijnlijk was de pollepel oorspronkelijk een grote houten lepel met een komvormig blad, om vloeibaar voedsel mee uit te scheppen. De Belgen hebben het komvormige blad behouden, de Nederlanders het hout.
Schuif
Zoals alle rechtgeaarde Nederlanders minstens één, en max twee, rommellades inrichten in huis, hebben alle fatsoenlijke Belgen hun zogenoemde rommelschuiven. Lades dus waar je allerlei spul zonder nadenken inschuift. Vervolgens schuif je zo’n lade in een kast of onder een tafelblad. Uit het oog, uit het hart. Belgen noemen dat ding waarmee je rommel al schuivend kunt laat verdwijnen, heel logisch, een schuif. (sommige Belgen, in ’t westen van Vlaanderen, zeggen schof.)
Denen, Noren en sprekers van de creooltalen Papiaments, Sranantongo en Negerhollands – deze laatste taal is wellicht uitgestorven – hebben op ‘schuif’ gelijkende, en daarvan afgeleide, woorden: skuffe, skuff, skiffie, skèif, skoffi; sommige van deze woorden verwijzen (onder andere) naar een ‘Belgische schuif’ (zie van der Sijs (2010) Nederlandse woorden wereldwijd).
En waar bergen Nederlanders hun rommel, zoals feestneuzen, dan wel op? Meestal stoppen ze die in – kortweg – de la. La, lala, lalala.
Het Hollands klinkende la(de) en Vlaams klinkende schuif combineren zowel de Nederlanders als de Belgen in het woord schuiflade. Dat lijkt wel op een marriage parfait van Noordelijk en Zuidelijk Nederlands!
Hoe elegant en voor de hand liggend het kortere woord schuif ook lijkt, de Nederlander begrijpt in regel niet wat een Vlaamssprekende bedoelt wanneer hij het over zulk iets heeft. Hij heeft dan in eerste instantie dit object in gedachten: een vergrendeling. Belgen kennen die dingen ook onder de naam schuifgrendel of schuifslot. Sommige grendels kun je immers ook omhoogklappen. Voor een Nederlander volstaat schuif dus om duidelijk te maken dat het gaat over het ding om de boel dicht te maken, de Belg heeft het stukje –grendel of -slot echt wel nodig.
Schuif komt dus van het werkwoord schuiven, maar waar komt die la dan vandaan? Dat woord is al erg oud. Heel oorspronkelijk was het een bergplaats in het algemeen. Het kon dus een schuur zijn, maar ook een opbergbak. En vanuit die laatste betekenis is die betekenis alsmaar specifieker geworden: van ‘opbergbak’ naar ‘opbergkistje in een meubel’ naar een ‘schuifbak’. In de zestiende en zeventiende eeuw was het woord schuiflade al in gebruik. Inderdaad, dat mooie noord-zuidhuwelijk dat we hierboven al vermelden. En vergelijkbaar met het Duitse Schublade. Die schuiflade werd vervolgens ingekort tot lade en la.
Schuif of la, het doet er niet toe. Zolang die feestneus maar op tijd weer opduikt.
Marc Kregting zegt
Wanneer keukengeheimen bovendien worden uitgewisseld in de vorm van recepten, is het oppassen geblazen met hoeveelheden (vooral bij kruiden). Mij is het althans nooit duidelijk of de Nederlandse ’theelepel’ hetzelfde oplevert als de Vlaamse ‘koffielepel’. En dan moet de lekkernij nog op het bord komen, een activiteit die in Nederland ‘opscheppen’ heet en in België ‘uitscheppen’.
Walter Haeseryn zegt
Dat laatste is een interessant geval van een verschil in perspectief (ga je uit van het bord of van de pan?). Een vergelijkbaar geval is ‘(bier of wijn) inschenken’ (in Nederland, uitgaand van het glas) of ‘uitschenken’ (in België, uitgaand van de fles).
Walter Haeseryn zegt
Dat laatste is een interessant geval van een verschil in perspectief: ga je uit van het bord of van de pan? Een vergelijkbaar geval is ‘(wijn of bier) inschenken’ (in Nederland, uitgaand van het glas) versus ‘uitschenken’ (in België, uitgaand van de fles).
victacausa zegt
‘doorheen’ (hierboven) is alleen in Vlaanderen een voorzetsel… een zorgvuldige taalgebruiker kent het woord alleen als bijwoord van plaats.
roeland cortois zegt
Welnu, ik ben inderdaad geen heel zorgvuldige taalgebruiker. Wél ben ik enigszins gevoelig voor commentaar. Je bent nu de tweede die de kwestie benoemt. Daarom heb ik besloten het betreffende woord te vervangen als er nog drie keer een aanmerking in de reacties verschijnt, op voorwaarde dat deze aanmerkingen niet gevolgd worden door 1 of meerdere reacties van taalgebruikers die menen dat mijn gebruik van ‘doorheen’ toch wel moet kunnen in deze context.
Frank Mutsaers zegt
Sorry dat ik er nu pas mee kom, zoals jij doorheen gebruikt in de openingsalinea is ook voor mij iets wat je niet moet doen. Het is Vlaams (Belgisch? ik weet niet meer hoe ik jullie moet aanduiden) en mijn Noord-Brabantse oren doen elke keer weer pijn als ik het hoor of lees (maar dan zit de pijn in het gebied van Wernicke).
Uit ervaring weet ik dat veel Vlamingen er geen elk probleem mee hebben om doorheen op deze wijze te gebruiken. Ik ben al een paar jaar bezig om ze te overtuigen maar tot nu toe nog zonder enig resultaat.
Elise zegt
De kwestie pollepel hield mij jaren geleden ook bezig. De meerderheid van de (Nederlandse) mensen die ik ernaar vroeg, dacht bij de term – net als ik – aan een houten lepel, maar lang niet iedereen. Zelfs binnen mijn familie bleek niet iedereen naar dezelfde lepel te wijzen als ik vroeg waar de pollepel was.